ECLI:NL:RBLIM:2021:2678

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8966198 \ CV EXPL 21-292
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplicht bij koop op afstand in verstekzaak

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, gaat het om een vordering van de besloten vennootschap ARVATO FINANCE B.V. h.o.d.n. AFTERPAY tegen een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand, waarbij de eisende partij stelt dat de gedaagde partij niet op de juiste wijze is geïnformeerd over de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van deze informatieverplichtingen getoetst, ook al was er geen verweer van de gedaagde partij.

De kantonrechter benadrukt dat de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze moet informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, de totale prijs, en de mogelijkheid van herroeping. De rechter stelt vast dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat aan deze verplichtingen is voldaan. Ondanks de tekortkomingen in de informatievoorziening, wordt de vordering van de eisende partij toegewezen, omdat er geen reden is om te veronderstellen dat de hoofdsom onrechtmatig of ongegrond is.

De kantonrechter wijst ook op de kosten die de gedaagde partij moet vergoeden, inclusief de proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 61,66, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 249,85. De kantonrechter merkt ten overvloede op dat de gedaagde partij zich voor een betalingsregeling tot de eisende partij moet wenden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 8966198 \ CV EXPL 21-292
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARVATO FINANCE B.V. h.o.d.n. AFTERPAY
gevestigd te Heerenveen
gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen:
[gedaagde]
wonende [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling2.1. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.

2.2.
Ingevolge deze bepalingen dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor het overige naar hetgeen in die bepalingen verder is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de aard van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd.
2.3.
Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Ook de wijze waarop de informatie gegeven moet worden, verschilt naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
2.3.1.
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden. Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs deze informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar.
2.3.2.
Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager, een bevestiging van de overeenkomst verstrekt, waarin alle verlangde informatie is opgenomen, tenzij die al bij het sluiten van de overeenkomst zelf is verstrekt.
2.3.3.
Zo’n duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen. Een account, waarvan niet vaststaat dat eisende partij deze niet eenzijdig kan wijzigen, is geen duurzame gegevensdrager.
2.3.4.
In geval van een procedure dient eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan, daargelaten of eisende partij zelf de verkopende partij is of via een cessie of anderszins in de rechten van de verkopende partij is getreden.
2.3.5.
Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in printscreens vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe, waar en op welk moment de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, eisende partij dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.
2.4.
Daarnaast is gesteld dat voldaan is aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen. Hierbij heeft eisende partij verwezen naar de algemene voorwaarden van de webwinkel waarin deze informatie is opgenomen en die in de vorm van een link worden aangeboden dan wel te raadplegen zijn op de website van de webwinkel. Eisende partij heeft voorts het bestelproces toegelicht en daarbij gesteld dat gedaagde partij een factuur heeft ontvangen met daarop de specificatie van de gekochte za(a)k(en) en wat er in rekening is gebracht. Deze factuur heeft eisende partij overgelegd.
2.5.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat aan gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m BW bedoelde informatie is verstrekt en op een duurzame gegevensdrager ter beschikking is gesteld. De vraag is welke consequenties dit voor de vordering van eisende partij moet hebben. Er is veel discussie geweest, ook binnen de rechtspraak, over de vraag of en op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en bij niet naleving daarvan moet worden gesanctioneerd. Dat heeft er toe geleid dat het voor partijen, zoals ook eisende partij in dit geval, en de daarbij betrokken gemachtigden, niet steeds voldoende helder was, noch tot heden is, wat van hen in het kader van informeren en in de procedure stellen en substantiëren wordt verlangd. Daarom zal aan de tekortkomingen in deze zaak, waar er overigens geen aanleiding is om te vermoeden dat de vordering voor wat betreft de hoofdsom als zodanig niet onrechtmatig of ongegrond is, op dit moment geen sanctie worden verbonden, mede gezien het feit dat gedaagde partij de gekochte zaak kennelijk zonder commentaar heeft behouden.
2.6.
Op basis van het voorgaande wordt duidelijk wat in het kader van de wettelijke informatieverplichtingen (van artikel 6:230m en v BW) van handelaren wordt verwacht, zowel ten aanzien van het verkoopproces als ten aanzien van de manier waarop een vordering op basis van koop op afstand moet worden onderbouwd. Zowel handelaren, hun rechtsopvolgers en gemachtigden zijn aldus in staat om hun werk daarop in te richten.
2.7.
De gevorderde koopsom wordt toegewezen.
2.8.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de wettelijk verplichte aanmaning niet voldoet aan hetgeen artikel 6:96 lid 6 BW vereist.
2.9.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. Gedaagde partij schetst zijn financiële en persoonlijke omstandigheden en geeft aan een betalingsregeling met eisende partij te willen treffen. Gedaagde partij geeft tot slot aan dat budgetbeheer bekend is met de vordering.
2.10.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen.
2.11.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 86,85
  • griffierecht: € 126,00
  • salaris gemachtigde:
Totaal € 249,85
2.12.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat voor het treffen van de door gedaagde partij gewenste betalingsregeling in het kader van deze procedure geen plaats is. Gedaagde partij dient zich daartoe tot eisende partij te wenden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 61,66, vermeerderd met de wettelijke rente over € 61,13 vanaf 2 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 249,85,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.