Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 december 2020
- de akte uitlaten van eisende partij
2.De beoordeling
- dagvaarding: € 102,96
- griffierecht: € 124,00
- salaris gemachtigde:
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, en een gedaagde partij die als consument wordt beschouwd. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 500,00 in verband met een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij de gedaagde partij in gebreke was gebleven. De procedure omvatte een dagvaarding, een tussenvonnis van 16 december 2020, en een antwoord van de gedaagde partij. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de gedaagde partij onvoldoende verweer had gevoerd tegen de vordering. De kantonrechter paste ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toe, maar concludeerde dat deze niet waren geschonden. De gedaagde partij gaf aan meerdere schulden te hebben en vroeg om hulp, maar dit had geen invloed op de beslissing van de rechter. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 301,96 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.