ECLI:NL:RBLIM:2021:2673

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8870939 \ CV EXPL 20-5589
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgverzekeringsovereenkomst en wanbetaling met betrekking tot consument

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, en een gedaagde partij die als consument wordt beschouwd. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 500,00 in verband met een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij de gedaagde partij in gebreke was gebleven. De procedure omvatte een dagvaarding, een tussenvonnis van 16 december 2020, en een antwoord van de gedaagde partij. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de gedaagde partij onvoldoende verweer had gevoerd tegen de vordering. De kantonrechter paste ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toe, maar concludeerde dat deze niet waren geschonden. De gedaagde partij gaf aan meerdere schulden te hebben en vroeg om hulp, maar dit had geen invloed op de beslissing van de rechter. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 301,96 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 8870939 \ CV EXPL 20-5589
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.
gevestigd te Arnhem
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen:
[gedaagde]
wonende [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tussenvonnis van 16 december 2020
- de akte uitlaten van eisende partij
- het antwoord van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. Gedaagde partij geeft aan meerdere schulden te hebben en zou graag hulp willen bij zijn schulden.
2.6.
Eisende partij heeft de hoofdsom beperkt tot € 500,00 onder reservering van haar recht op het meerdere.
2.7.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris. De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.
2.8.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen.
2.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 102,96
  • griffierecht: € 124,00
  • salaris gemachtigde:
Totaal € 301,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 1 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 301,96,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 37,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.