ECLI:NL:RBLIM:2021:2660

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8804793 \ CV EXPL 20-4864
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgverzekeringsovereenkomst en wanbetaling met betrekking tot consument

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, en een gedaagde partij die niet heeft geantwoord op de dagvaarding. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 500,00 in verband met een zorgverzekeringsovereenkomst, waarbij de gedaagde partij in gebreke was gebleven. De procedure omvatte een dagvaarding, een brief van de gedaagde partij van 26 oktober 2020 waarin het verstek werd gezuiverd, en een tussenvonnis van 23 december 2020. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet had gereageerd op de vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schending was van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht, ondanks dat de gedaagde partij niet had gereageerd. De eisende partij heeft de hoofdsom beperkt tot € 500,00, met het voorbehoud van het recht op het meerdere. De kantonrechter heeft de gevorderde nakosten toegewezen, maar de btw over de nakosten afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond. De vordering van de eisende partij werd als onvoldoende betwist toegewezen, en de gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten.

In de beslissing werd de gedaagde partij veroordeeld om het bedrag van € 500,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 304,09. Tevens werd bepaald dat indien de gedaagde partij niet binnen twee weken na aanschrijving volledig aan het vonnis voldoet, deze ook aansprakelijk is voor de na dit vonnis ontstane kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 8804793 \ CV EXPL 20-4864
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.
gevestigd te Arnhem
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen:
[gedaagde]
wonende [adres]
[vreemdelingen]
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brief van gedaagde partij van 26 oktober 2020 waarbij het verstek is gezuiverd
- het tussenvonnis van 23 december 2020
- de akte uitlaten van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij heeft de hoofdsom beperkt tot € 500,00 onder reservering van haar recht op het meerdere.
2.6.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris. De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.
2.7.
Gedaagde partij heeft, nadat het verstek is gezuiverd niet meer geantwoord.
2.8.
De vordering van eisende partij staat voor het overige als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 105,09
  • griffierecht: € 124,00
  • salaris gemachtigde:
Totaal € 304,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 26 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 304,09,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 37,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.