ECLI:NL:RBLIM:2021:2658

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8767668 \ CV EXPL 20-4544
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgverzekeringsovereenkomst en wanbetaling met betrekking tot consument

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 17 maart 2021, is de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. de eisende partij tegen Simon van Est, de gedaagde partij. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de gedaagde partij een verzoek om uitstel heeft ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, onder de bescherming van het Europees consumentenrecht valt. Echter, er zijn geen schendingen van deze beschermende bepalingen vastgesteld in deze zaak. De eisende partij heeft de hoofdsom beperkt tot € 500,00, met het voorbehoud van het recht op het meerdere. De gevorderde nakosten zijn toegewezen volgens de richtlijnen van het LOVCK, begroot op een half salarispunt met een maximum van € 124,00.

De gedaagde partij heeft na het verkrijgen van uitstel niet meer gereageerd, waardoor de vordering van de eisende partij als niet weersproken wordt toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2020, en in de proceskosten, die zijn begroot op € 304,09. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en is het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 8767668 \ CV EXPL 20-4544
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.
gevestigd te Arnhem
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso, gerechtsdeurwaarder
eisende partij,
tegen:
SIMON VAN EST
wonende [adres]
[woonplaats]
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten, advocaat
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij heeft de hoofdsom beperkt tot € 500,00 onder reservering van haar recht op het meerdere.
2.6.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.
2.7.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.8.
De vordering van eisende partij staat voor het overige als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 105,09
  • griffierecht: € 124,00
  • salaris gemachtigde:
Totaal € 304,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 19 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 304,09,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 37,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.