13.3.Evenmin slaagt het betoog van verzoeker dat verweerder de aangevraagde vergunning niet mocht verlenen, omdat verweerder geen verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad heeft gevraagd. Artikel 6.5, eerste lid, van het Bor bepaalt namelijk - voor zover hier relevant dat het slechts vereist is een dergelijke verklaring aan te vragen als - de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Zoals hiervoor overwogen is daarvan geen sprake.
Mocht verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verlenen?
14. Verzoeker betoogt dat verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning niet mocht verlenen, omdat - zo begrijpt de voorzieningenrechter - daarvoor geen noodzaak bestaat en dit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
15. De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
Is het nut en de noodzaak van een tijdelijke parkeerplaats op het perceel onderbouwd?
16. Verzoeker betoogt dat het nut en de noodzaak van een tijdelijke parkeerplaats op het perceel niet zijn onderbouwd in het bestreden besluit. Daarnaast is het aanleggen van een tijdelijke omgevingsvergunning in strijd met het besluit van de gemeenteraad uit 2015 om een structurele parkeerplaats aan te leggen binnen de aangeduide zoeklocatie.
17. Het betoog van verzoeker slaagt niet naar het oordeel van de voorzieningenrechter. Hiertoe overweegt hij dat in het bestreden besluit - onbestreden - is vermeld dat de gemeenteraad in 2015 heeft besloten om binnen de aangeduide zoeklocatie (die - zoals ter zitting is gebleken - wordt gevormd door de historische kern van Eijsden en directe omgeving) een parkeerplaats aan te leggen. Bij het betreffende raadsbesluit is een raadsvoorstel gevoegd. Uit dat voorstel volgt dat in 2015 parkeeronderzoeken hebben plaatsgevonden waarbij is geconcludeerd dat in de historische kern van Eijsden sprake is van een parkeerprobleem. Dit probleem kan worden opgelost door parkeerregulering en uitbreiding van de parkeercapaciteit in of op loopafstand van de historische kern. Uit de betreffende stukken vormt, nu het tegendeel niet aannemelijk is onderbouwd, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende dat sprake is van een parkeerprobleem in de historische kern van Eijsden. Onder verwijzing naar het door Nordinfra op 8 januari 2018 opgestelde “Verkeers- en parkeerplan historische kern Eijsden” heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat thans nog steeds sprake is van een parkeerprobleem in de historische kern van Eijsden. Verzoeker kan in zoverre in zijn betoog worden gevolgd dat in dat advies wordt geconcludeerd dat de verkeersintensiteit in en rondom de historische kern van Eijsden overal onder de landelijke streefwaardes voor dit soort wegen liggen, zodat daar nog ruimte is om te parkeren. Daar staat echter tegenover dat Nordinfra ook concludeert dat in diverse straten een hoge parkeerbezetting voorkomt. Deze hoge parkeerbezetting kan volgens Nordinfra beter worden verspreid door het beter bewegwijzeren en het aangeven van looptijden tot het centrum, waardoor bezoekers worden verleid om op de bestaande parkeergelegenheden verder van het centrum te parkeren. Hiervoor is echter vereist dat verweerders gemeente relatief vergaande circulatiemaatregelen neemt, zoals het instellen van eenrichtingsverkeer in meerdere straten. Als dit niet gebeurt, zullen bezoekers van de historische kern hun auto toch zo dicht mogelijk bij de bestemming proberen te parkeren. De gemeente heeft echter aangegeven die circulatiemaatregelen niet te willen nemen.