Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING WOONZORGCENTRUM DE BEYART,
1.De procedure
- het op 26 januari 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het op 19 februari 2021 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens inhoudend voorwaardelijke tegenverzoeken
- de door beide partijen ingezonden nagekomen bijlagen
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 3 maart 2021, waar beide partijen hun standpunten aan de hand van een pleitnota nader hebben toegelicht.
2.De feiten
3.De verzoeken en het geschil
ernstigverwijtbaar handelen van [verweerster, verzoekster in de voorwaardelijke tegenverzoeken] , zodat haar op grond van art. 7:673 lid 7 BW geen transitievergoeding toekomt. Ter zitting heeft De Beyart evenwel te kennen gegeven bereid te zijn tot het betalen van die vergoeding (die volgens haar € 33.476,84 bruto bedraagt, uitgaande van een datum uitdiensttreding van 1 april 2021).
- te bepalen dat ‘het verzoek niet eerder wordt toegewezen dan per 1 augustus 2021’ (bedoeld zal zijn: de arbeidsovereenkomst niet eerder dan die datum te ontbinden);
- de veroordeling van De Beyart tot betaling van de transitievergoeding, die volgens haar € 33.592,46 bruto bedraagt (uitgaande van een datum uitdiensttreding van 1 juni 2021), binnen veertien dagen na datum ontbinding van de arbeidsovereenkomst en onder overlegging van een bruto/netto specificatie;
- de veroordeling van De Beyart tot betaling van de verhoging van 50% van de transitievergoeding wegens toepassing van de ‘i-grond’;
- de veroordeling van De Beyart tot betaling van een billijke vergoeding van
- vernietiging van het (al dan niet tussen partijen overeengekomen) non-concurrentie- en relatiebeding;
- te bepalen dat De Beyart de wettelijke rente over de te betalen vergoeding verschuldigd is vanaf de veertiende dag na ‘het opeisbaar worden van die vorderingen en betekening van de ten deze te wijzen beschikking’;
- de veroordeling van De Beyart tot betaling van de proceskosten inclusief de nakosten met rente.
4.De beoordeling
precies(het uitvoeren van) die nieuwe functie nooit van de grond is gekomen. Daarmee is derhalve ook niet vast komen te staan dat [verweerster, verzoekster in de voorwaardelijke tegenverzoeken] werk heeft geweigerd en dus verwijtbaar (laat staan ernstig verwijtbaar) heeft gehandeld jegens haar werkgever.
up to date, heeft [verweerster, verzoekster in de voorwaardelijke tegenverzoeken] uitgelegd dat zij dat zelf heeft gesignaleerd bij De Beyart en dat De Beyart met dat signaal onvoldoende heeft gedaan door [verweerster, verzoekster in de voorwaardelijke tegenverzoeken] en haar team niet in de gelegenheid te stellen die plannen
up to datete brengen. Dat verweer is door de Beyart daarna onbesproken gebleven.
5.De beslissing
donderdag 1 april 2021 te 12:00 uur,
vóór donderdag 1 april 2021 te 12:00zal zijn ingetrokken, wordt De Beyart veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerster, verzoekster in de voorwaardelijke tegenverzoeken] tot de datum van deze beschikking begroot op € 747,00, waarbij deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.