ECLI:NL:RBLIM:2021:2458

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
8625670 CV EXPL 20-3226
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op vergoeding van niet genoten vakantiedagen, overuren en feestdagen na beëindiging dienstverband

In deze zaak vordert de werknemer, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, een vergoeding van niet genoten vakantiedagen, overuren en feestdagen van zijn voormalige werkgever, Berghotel Vue. De werknemer was werkzaam als chefkok en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na zijn ontslag op 1 november 2019, claimt hij een totaalbedrag van € 7.478,89 bruto, bestaande uit meeruren, opgebouwde vakantiedagen en feestdagen. De werkgever heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat de werknemer voldoende heeft aangetoond dat hij overuren heeft gemaakt en dat deze niet zijn vergoed. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de overwerkvergoeding van € 6.258,77 bruto toe, evenals een deel van de vordering voor niet-genoten vakantiedagen. De werkgever wordt ook veroordeeld tot betaling van wettelijke verhogingen en rente. De kosten van de procedure worden aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingslocatie Maastricht
Zaaknummer: 8625670 CV EXPL 20-3226
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2021
in de zaak van
[eiser], handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
kantoorhoudend en gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. M.J. Voets,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERGHOTEL VUE B.V.,
gevestigd aan de Wolfsdriesweg 7, 6325 PM Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul,
gedaagde,
gemachtigde mr. C.C. [naam HR manager] .
Partijen worden hierna [eiser] , [naam onderbewindgestelde] en Berghotel Vue genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de door [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte aanvullende producties
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] , geboren op [geboortedatum] 1963, is op 5 maart 2019 bij Berghotel Vue in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (voor de duur van twaalf maanden) in de functie van chefkok. In de arbeidsovereenkomst staat voor zover relevant:
“(…) 7.3 Indien de omvang van het werkaanbod hiertoe aanleiding geeft is de werkgever gerechtigd opdracht tot het verrichten van overwerk te geven. Een half uur meer of minder direct voorafgaand of volgend op de normale werktijd wordt niet als overwerk beschouwd.
7.4
Een vergoeding voor het verrichten van overwerk wordt geacht in het bruto maandsalaris te zijn inbegrepen. Overuren kunnen wel als tijd voor tijd opgenomen worden. (…)”
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca-Cao van toepassing. Daarin staat voor zover relevant:
“(…) 3.11 Feestdagen
(…) nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag, Koningsdag, eerste en tweede kerstdag.
3.12
Feestdagencompensatie
Voor het feitelijk werken in een dienst die begint op een feestdag, met uitloop van de dienst na 24.00 uur, geldt als compensatie:
  • Tijd voor tijd: voor elk uur werken op de feestdag met uitloop van de dienst: 1 uur vervangende doorbetaalde vrije tijd
  • Tijd voor tijd binnen 6 maanden na feestdag niet mogelijk: 50% toeslag op het uurloon van de uren werken op de feestdag en de tijd voor tijd vervalt (…)
3.13
Overwerk
1. Het kan voorkomen dat je op verzoek van je werkgever werkzaamheden hebt verricht waardoor je in elke periode van 12 maanden meer uren werkt dan de normale arbeidstijd, de arbeidstijd bij aanwezigheidsdiensten of een langere afgesproken arbeidstijd.
2. De uren waarmee de normale arbeidstijd, de arbeidstijd bij aanwezigheidsdiensten of een langere afgesproken werktijd wordt overschreden, is overwerk.
3.14
Overwerkcompensatie
Voor vastgestelde overwerkuren geldt als compensatie:
1. Tijd voor tijd:
1.1.
Voor elk overwerkuur een uur doorbetaalde vrije tijd.
1.2.
Je kunt ook in overleg met je werkgever direct uitbetalen van 100% uurloon voor elk overwerkuur verzoeken waarmee de tijd voor tijd vervalt
2. Als tijd voor tijd binnen 6 maanden na vaststelling van overwerk niet mogelijk is:
2.1.
Uitbetalen van 100% uurloon voor elk overwerkuur en de tijd voor tijd vervalt. (…)
3.16
Opbouwen van vakantie-uren
1. Wettelijke vakantie-uren: Je hebt recht op vakantie ter hoogte van viermaal je overeengekomen arbeidsduur per week. Per gewerkt uur dat je recht hebt op loon, bouw je daardoor 0,0769 uur vakantie op. (…)
3. Bovenwettelijke vakantie:
Je hebt recht op 5 bovenwettelijke vakantiedagen per jaar: per gewerkt uur dat je recht hebt op loon bouw je daardoor nog eens 0,0192 uur vakantie op. (…)
5. Je bouwt per saldo over elk arbeidsuur (waarover je recht hebt op loon of recht op compensatie volgens de overwerkregeling of de feestdagenregeling) 0,096 vakantie wettelijk en bovenwettelijk op (afronding van 0,0961 bij opgeteld 0,0769 en 0,0192). (…)”
2.3.
Bij emailbericht van 29 september 2019 deelt [naam onderbewindgestelde] aan Berghotel Vue mee:
“Hierbij zeg ik per direct mijn arbeidscontract per 30 september 2019”op.
2.4.
Op 6 oktober 2019 bericht [naam General Manager] , General Manager, aan [naam onderbewindgestelde] :
“(…) Je zult bij deze ook vrijgesteld worden van werk vanaf 6 oktober. (…)”
2.5.
Bij emailbericht van 7 oktober 2019 deelt [naam HR manager] , HR manager, aan [naam onderbewindgestelde] mee:
“Van [naam General Manager] heb ik begrepen dat hij heeft aangegeven dat je niet meer hoeft te verschijnen tot het einde van het dienstverband. Ik wil hierbij aangeven dat je niet bent vrijgesteld van werk, maar dat de vakantiedagen worden opgenomen. Indien je hier niet mee akkoord bent, zullen wij jou oproepen om toch tot het einde van het dienstverband jouw werkzaamheden te blijven verrichten. Indien je niet akkoord gaat verneem ik dat graag snel van jou.”
2.6.
Op 17 oktober 2019 bericht [naam onderbewindgestelde] aan [naam General Manager] en [naam HR manager] :
“(…) Kom er nog even op terug, op 06 oktober mail ontvangen, vrij gesteld van werk . PUNT , er staan verder geen voorwaarden cq afspraken in vermeld (…) Daarnaast heb ik nooit een mail ontvangen van [naam HR manager] . Helaas. (…)”
2.7.
[naam HR manager] reageert diezelfde dag:
“Naar aanleiding van jouw ontslagname en de mededeling van [naam General Manager] dat je vrij gesteld bent van werk heb ik jou direct gemaild om aan te geven dat je niet wordt vrijgesteld maar dat de meeruren worden opgenomen. Als je het daar niet mee eens bent, kan je dat aangeven en kijken we welke werkzaamheden je kan verrichten. Voor het overige zal ik later reageren. (…)”
“(…) ik merk dat je valt over het vrijstellen van werk. Dan zal ik bij deze de vrijstelling van werk intrekken en mag je morgen naar Vue komen, dan kunnen we bespreken welke werkzaamheden verricht kunnen worden tot einde dienstverband. Ik stel voor dat we morgen om 12.00 uur afspreken. Tot morgen! (…)”
2.8.
[naam onderbewindgestelde] heeft zich op 18 oktober 2019 ziekgemeld.
2.9.
Op 1 november 2019 is de arbeidsovereenkomst geëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Berghotel Vue bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 7.478,89 bruto, bestaande uit € 6.258,77 bruto aan meeruren, € 897,48 bruto aan opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen en € 322,64 bruto aan feestdagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en het geheel (de optelsom) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020 tot de dag van algehele voldoening, € 887,18 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, alsmede veroordeling van Berghotel Vue in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Berghotel Vue heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam onderbewindgestelde] stelt - met verwijzing naar een door hem opgesteld overzicht (productie 15) - dat hij heeft overgewerkt, dat zijn werkdag ook regelmatig vóór 11.00 uur aanving en hij amper pauze heeft kunnen nemen.
4.2.
Voor de beantwoording van de vraag of [naam onderbewindgestelde] aanspraak kan maken op een vergoeding voor de door hem gestelde overuren is het volgende van belang. Zoals blijkt uit de arbeidsovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde Cao hebben partijen afspraken gemaakt ten aanzien van (de vergoeding voor) overwerk. De Cao bevat een definitie van overwerk en bepalingen ten aanzien van de wijze waarop overwerk vergoed kan worden en de hoogte van die vergoeding (hiervoor onder r.o. 2.2. weergegeven).
4.3.
Volgens de tussen partijen overeengekomen definitie is sprake van overwerk als een werknemer in opdracht van de werkgever buiten de normale arbeidstijd werk verricht. Dit vereiste van een tot overwerk strekkende opdracht van de werkgever (dat overigens los staat van de vraag of daadwerkelijk overuren gemaakt zijn en wat de hoogte van een eventueel toe te kennen vergoeding zou zijn), sluit aan bij de voorwaarden die de Hoge Raad stelt aan toekenning van een overwerkvergoeding in de situatie waarin werkgever en werknemer geen afspraken over die vergoeding hebben gemaakt. Ook in die situatie moet volgens de Hoge Raad ten minste komen vast te staan dat de werkgever het overwerk aan de werknemer heeft opgedragen of dat uit de specifieke omstandigheden blijkt dat zij daarmee heeft ingestemd.
4.4.
Dat [naam onderbewindgestelde] heeft overgewerkt in opdracht van of in ieder geval met (stilzwijgende) instemming van Berghotel Vue in de door hem gestelde mate is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan. [naam onderbewindgestelde] heeft gesteld dat het eerder beginnen (dan 11.00 uur) en het langer doorwerken in overleg met de hotelmanager geschiedde. Berghotel Vue betwist dat de uren vóór 11.00 uur in opdracht van de hotelmanager zijn gemaakt. Dat het volgens Berghotel Vue niet de bedoeling is dat er eerder dan 11.00 uur met de werkzaamheden wordt gestart, betekent niet dat dit ook niet is geschied. [naam onderbewindgestelde] erkent dat de mise en place in principe de dag ervoor (’s avonds) plaatsvond, maar heeft onweersproken gesteld dat soms dingen niet meer voorradig waren of er een late reservering binnenkwam, waardoor de dag erna eerder met de werkzaamheden gestart diende te worden. Ook is door [naam onderbewindgestelde] onweersproken aangevoerd dat er vaak sprake was van onderbezetting van personeel. Evenmin heeft Berghotel Vue betwist dat [naam onderbewindgestelde] bij afwezigheid van de hotelmanager uit hoofde van zijn functie zelf mocht bepalen of er eerder of langer gewerkt moest worden, waaruit volgt dat Berghotel Vue impliciet opdracht tot het gestelde overwerk heeft gegeven dan wel daarmee heeft ingestemd.
Voorts heeft Berghotel Vue het door [naam onderbewindgestelde] zelf opgestelde overzicht, waarop staat vermeld hoeveel overuren hij wanneer heeft gewerkt, niet althans onvoldoende inhoudelijk betwist. Berghotel Vue kan niet volstaan met de enkele stelling dat het best kan zijn dat er een saldo aan meer-uren is. Het had reeds op de weg van Berghotel Vue gelegen om haar administratie (de door [naam onderbewindgestelde] iedere dag bij haar ingeleverde urenlijsten voorzien van zijn paraaf en de door [naam General Manager] gecontroleerde urenlijsten) erop na te kijken en in het geding te brengen en aan de hand daarvan concreet aan te geven of de door [naam onderbewindgestelde] gestelde overuren juist zijn. Daartoe heeft zij ruimschoots de gelegenheid gehad. Dat [naam onderbewindgestelde] de mogelijkheid heeft gehad om de overuren te compenseren volgens het principe tijd-voor tijd is niet gebleken.
4.5.
Het vorenstaande betekent dat [naam onderbewindgestelde] aanspraak kan maken op een overwerkvergoeding, als door hem voorgestaan, zodat zijn vordering van € 6.258,77 bruto zal worden toegewezen.
Niet-genoten verlofdagen (compensatie in geld als loonvorm)
4.6.
De werkgever is in het licht van artikel 7:641 lid 2 BW verplicht de administratie van de genoten en openstaande vakantiedagen bij te houden en de werknemer desgewenst inzage in deze administratie (zo nodig bewijs) te verschaffen (HR 21 juni 1991, NJ 1991, 743).
4.7.
Ten aanzien van een beweerd tegoed aan vakantiedagen liggen de stelplicht en de bewijslast bij de werknemer, maar bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed zal de werkgever in beginsel zijn betwisting mede moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens, die dan ook door de werkgever in het geding gebracht moeten worden (HR 12 september 2003, NJ 2003, 604).
4.8.
[naam onderbewindgestelde] stelt tien van de zeventien vakantiedagen te hebben opgenomen (in week 35 en 39 van 2019). Hij stelt nog recht te hebben op uitbetaling van zeven vakantiedagen, een bedrag van € 897,48 bruto. Berghotel Vue heeft bij conclusie van antwoord een overzicht van de verlofuren in het geding gebracht. Als toelichting heeft zij gesteld dat [naam onderbewindgestelde] in september zes verlofdagen heeft opgenomen en dat hij van 7 oktober 2019 tot 18 oktober 2019 (datum van ziekmelding) wordt geacht verlof (68,4 verlofuren) te hebben opgenomen, zoals hem bij email van 7 oktober 2019 is meegedeeld.
4.9.
[naam onderbewindgestelde] heeft betwist de e-mail van [naam HR manager] van 7 oktober 2019 (r.o. 2.5.) te hebben ontvangen. De kantonrechter passeert deze betwisting. Alhoewel uitgangspunt is dat een verklaring eerst werking heeft zodra zij de geadresseerde heeft bereikt en in voorkomend geval de bewijslast ter zake op de verzender rust, mag van [naam onderbewindgestelde] worden gevergd dat hij ter staving van zijn verweer voldoende feitelijke gegevens verstrekt. [naam onderbewindgestelde] heeft echter volstaan met een enkele ontkenning van de ontvangst van de e-mail. Die enkele ontkenning brengt in het licht van de omstandigheden van het onderhavige geval niet met zich dat van de juistheid van de stelling van [naam onderbewindgestelde] moet worden uitgegaan. Immers, de e-mail is verzonden naar het e-mailadres [e-mailadres] , waarvan [naam onderbewindgestelde] heeft erkend dat dit zijn e-mailadres is. De overige door Berghotel Vue verzonden e-mails zijn eveneens naar voormeld adres gestuurd en alle door [naam onderbewindgestelde] ontvangen. Er zal derhalve van worden uitgegaan dat [naam onderbewindgestelde] de email van
7 oktober 2019 heeft ontvangen en van de inhoud daarvan kennis heeft kunnen nemen.
4.10.
Nu van geen bezwaar tegen de mededeling dat [naam onderbewindgestelde] vakantiedagen diende op te nemen in de opzegtermijn (de maand oktober), is gebleken en [naam onderbewindgestelde] ook geen werkzaamheden voor Berghotel Vue in de periode van 7 oktober 2019 tot 18 oktober 2019 heeft verricht, diende [naam onderbewindgestelde] verlof op te nemen. Gelet op het door Berghotel Vue in het geding gebrachte verlofoverzicht had het op de weg van [naam onderbewindgestelde] gelegen zijn stellingen van een nadere onderbouwing te voorzien. Nu [naam onderbewindgestelde] zulks heeft nagelaten, zal bij de verdere beoordeling van het overzicht van Berghotel Vue worden uitgegaan. Dit betekent dat de vordering ter zake de vergoeding van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen toewijsbaar is tot het door Berghotel Vue erkende saldo van 11,04 uren, oftewel een bedrag van € 186,24 bruto (11,04 x € 16,87 bruto).
Feestdagen
4.11.
[naam onderbewindgestelde] stelt dat hij eerste Pinksterdag 2019 12,75 uur heeft gewerkt en deze uren niet meer als tijd voor tijd heeft kunnen opnemen, zodat deze uren tegen 150% uitbetaald dienen te worden. Bij conclusie van antwoord is Berghotel Vue hierop totaal niet ingegaan. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Berghotel Vue slechts gesteld dat het best zo kan zijn dat [naam onderbewindgestelde] met Pinksteren (langer) gewerkt heeft, maar dat zij dit aan de hand van de reserveringen van die dag moet nakijken. Berghotel Vue zal daartoe niet meer in de gelegenheid worden gesteld. Het had immers op haar weg gelegen ter voorbereiding op de mondelinge behandeling dit uit te zoeken. Nu Berghotel Vue zulks heeft nagelaten, zal dit deel van de vordering als niet dan wel onvoldoende betwist worden toegewezen.
4.12.
Nu betaling van het loon niet tijdig heeft plaatsgevonden, maakt [eiser] / [naam onderbewindgestelde] op goede gronden aanspraak op vergoeding van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke verhoging zal tot het maximum worden toegewezen omdat geen gronden zijn aangevoerd die tot matiging nopen.
4.13.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
4.14.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen..
4.15.
Berghotel Vue zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 105,50
- griffierecht € 236,00
- gemachtigde salaris €
622,00(2 punten x € 311,00)
Totaal € 963,50
4.16.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Berghotel Vue om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.767,65 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% en het geheel (de optelsom) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Berghotel Vue in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 963,50,
5.3.
veroordeelt Berghotel Vue, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] , volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken.
CJ