ECLI:NL:RBLIM:2021:2444

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
C/03/252707 / HA ZA 18-373
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en benoeming deskundige in civiele zaak tussen verzekeraar en slachtoffer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 maart 2021, heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een vordering in conventie van UVM Verzekeringsmaatschappij N.V. tegen een slachtoffer dat schadevergoeding eiste na een ongeval. UVM had eerder een bedrag van € 7.500,-- aan het slachtoffer uitgekeerd, maar het slachtoffer stelde dat deze schadevergoeding onvoldoende was om de geleden schade te dekken. In reconventie had het slachtoffer verzocht om de benoeming van een psychiater als deskundige om de IWMD-vragen te beantwoorden. De rechtbank oordeelde dat de vordering in conventie van UVM werd afgewezen, omdat het slachtoffer meer schade had geleden dan het uitgekeerde bedrag. De rechtbank concludeerde dat het ongeval de spreekwoordelijke druppel was die de emmer deed overlopen, en dat de schadevergoeding van € 7.500,-- niet toereikend was. De rechtbank wees de vordering in reconventie af, omdat de benoeming van de deskundige al was toegewezen en uitgevoerd. UVM werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nieuwe comparitie, aangezien er al een beslissing was genomen over de vorderingen van partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/252707 / HA ZA 18-373
Vonnis van 10 maart 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
UVM VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.D. Markvoort;
tegen:
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.F.G. Pennino.
Partijen zullen hierna UVM en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2020;
  • het aanvullende deskundigenbericht van dr. Sno van 16 september 2020;
  • de akte van 11 november 2020 van UVM;
  • de conclusie na (aanvullend) deskundigenbericht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie en in reconventie

2.1.
Dr. Sno heeft in zijn aanvullende bericht de hem in het tussenvonnis van 5 augustus 2020 ter beantwoording voorgelegde vragen als volgt beantwoord. Onder het grootst mogelijke voorbehoud zouden volgens de deskundige de persoonlijkheid en de jeugdige leeftijd als meest waarschijnlijke verklaringen kunnen worden beschouwd voor de inconsistenties die hij ziet, bestaande in aanwijzingen voor overrapportage, in de zin van een verhoogde SIMS-score, enerzijds, maar geen aanwijzing voor opzettelijk onderpresteren anderzijds. De deskundige tekent daar wel bij aan dat hij in zijn bericht heeft getracht de complexiteit van de psychopathogenese zo uitvoerig en genuanceerd mogelijk te beschrijven en zo uitvoerig en genuanceerd mogelijk heeft geprobeerd de diversiteit van mogelijke verklaringen aan te geven. Streven naar volledigheid is zinloos: het aantal mogelijke invloeden is onuitputtelijk. Het gaat daarbij om nominale factoren. De vraag welke de juiste, dan wel de meest waarschijnlijke is, is formeel en vanuit psychiatrisch en psychodynamisch perspectief niet te beantwoorden. Het kwantificeren van kwalitatieve factoren is hachelijk, aldus de deskundige.
2.2.
Verder heeft de deskundige geantwoord dat de veronderstelling van de rechtbank, dat hij opzettelijk onderpresteren heeft verdisconteerd in de interpretatie van de anamnestische informatie en observaties, juist is. Illustratief daarvoor zijn volgens hem de overwegingen ten aanzien van de angstklachten van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Deze angstklachten zijn, in tegenstelling tot de conclusie van de beoordelaars van HSK, niet als uiting van een posttraumatische stressstoornis geïnterpreteerd. Ook de score op de items van de “Verwoording psychische belastbaarheid” zijn hoger uitgevallen dan indien uitsluitend zonder meer was afgegaan op de informatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
2.3.
UVM stelt zich op het standpunt dat de aanvullende rapportage van de deskundige geen antwoorden oplevert, omdat het er volgens haar op lijkt dat de deskundige niet de vraag beantwoordt naar de inconsistenties, maar naar het causaal verband. De deskundige vraagt zich immers volgens UVM af of de druppel die de emmer van vijf liter heeft doen overstromen belangrijker is dan de eerste twee liter. De conclusie is volgens UVM opnieuw dat de vraag naar het causaal verband niet te beantwoorden is en het ongeval een hooguit marginale rolt speelt in het geheel. Gelet op het antwoord van de deskundige op vraag 2, is het volgens UVM onbegrijpelijk dat de deskundige niet is overgegaan tot een neuropsychologisch onderzoek. De betrouwbaarheid van de rapportage van de deskundige staat uitdrukkelijk ter discussie, te meer nu de correcties die de deskundige heeft aangebracht niet zijn verantwoord, laat staan wetenschappelijk onderbouwd, aldus UVM.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt – concluderend – dat zij zich kan vinden in de antwoorden van de deskundige. Daarnaast voert zij aan onverminderd volledig arbeidsongeschikt te zijn. In de hypothetische situatie zonder ongeval zou zij een opleiding hebben gevolgd en zou zij als snowboardlerares zijn gaan werken. Ten gevolge van de ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen stelt zij op een zijspoor te zijn geraakt, waarbij deze toekomstverwachting een theoretische is gebleven. In elk geval stelt zij dat haar als gevolg van het ongeval een kans is ontnomen om door middel van een opleiding een baan en inkomen te verwerven. Het bedrag dat UVM tot dusver aan schadevergoeding heeft betaald, te weten € 7.500,-- over een periode van dertien jaar, is volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontoereikend ter compensatie van haar materiële en immateriële schade.
In reconventie
2.5.
In reconventie is alleen gevorderd: “een deskundigenbericht te gelasten, waarbij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wordt opgeroepen voor een psychiatrisch onderzoek, zulks op basis van de IWMD-vraagstelling voor expertises, met veroordeling van UVM tot betaling van de kosten van de deskundige.”
2.6.
Met de benoeming van psychiater dr. Sno tot deskundige in het tussenvonnis van 8 mei 2019 en het aan deze ter beantwoording voorleggen van vragen op basis van de zogenaamde IWMD-vraagstelling is niet alleen geoordeeld over de vordering in reconventie, maar is dat oordeel ook al ten uitvoergelegd. Over de vordering in reconventie hoeft derhalve niet meer te worden geoordeeld, behalve ten aanzien van de gevorderde proceskosten veroordeling.
In conventie
2.7.
In conventie ligt alleen de vraag voor of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] meer schade heeft geleden als gevolg van het ongeval dan het totaal van € 7.500,-- dat UVM als schadevergoeding aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft uitgekeerd. Indien dat niet het geval is, moet de vordering van UVM worden toegewezen. Indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] meer schade heeft geleden dan € 7.500,-- moet de vordering van UVM worden afgewezen.
2.8.
In beide gevallen is niet relevant om te weten hoeveel schade [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] precies heeft geleden, nu UVM noch [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gevorderd dat wordt vastgesteld wat de precieze schade is. Voldoende is derhalve is dat aannemelijk is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] meer of minder schade heeft geleden dan € 7.500,--.
2.9.
De vraag is of ook zonder mogelijke verdere onderzoeken door een verzekeringsarts, een arbeidskundige en ten slotte een rekenkundige kan worden bepaald of de geleden schade al dan niet meer dan € 7.500,-- bedraagt.
2.10.
Dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] schade heeft geleden volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de inhoud van het rapport van de deskundige. Het ongeval was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Dat die emmer reeds was gevuld met psychische klachten en fysieke klachten (met name ook knieklachten), waarvoor UVM niet aansprakelijk is, maakt niet dat UVM niet aansprakelijk is voor het overlopen van de emmer.
2.11.
Vast staat dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vóór het ongeval reeds kampte met psychische problemen. Volgens de deskundige zouden die problemen op termijn, het ongeval weggedacht, weliswaar niet hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , maar de rechtbank acht wel aannemelijk dat indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het ongeval niet was overkomen, en haar in de toekomst een ongeval met een gelijke, geringe ernst als de onderhavige overkomt, zij gelijkaardige klachten zal krijgen als de thans gestelde. Daarom moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , het ongeval weggedacht, niet tot haar pensioen zal kunnen werken, maar als gevolg van een ongeval of een daarmee te vergelijken gebeurtenis (die dan evenzeer zijn te beschouwen als de druppel die de emmer doet overlopen) in combinatie met haar psychische problemen zal uitvallen. Of dat daadwerkelijk zal gebeuren en wanneer, kan uiteraard niet met zekerheid worden vastgesteld.
2.12.
De rechtbank acht het wel aannemelijk dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] enige inkomensschade heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval, waarvoor UVM aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt het voldoende aannemelijk dat het tot heden uitbetaalde bedrag van € 7.500,-- niet toereikend is als vergoeding van diverse schadeposten. Als de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , ten tijde van het ongeval ruim 16 jaar oud, zonder ongeval nog een periode van 25 jaar zou hebben gewerkt, komt hetgeen UVM tot dusverre heeft betaald neer op een schadevergoeding van € 300,-- per jaar inclusief een vergoeding van de immateriële schade. Mede aan de hand van het rapport van de deskundige oordeelt de rechtbank voldoende vaststaand dat de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geleden schade hiermee niet volledig is vergoed. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht, dat UVM, door betaling van voorschotten, in totaal tot een bedrag van € 7.500,--, tegenover [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting tot schadevergoeding en verder jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot niets meer is gehouden, moet worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
2.13.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de rechtbank eindoordelen kan geven over de vorderingen. Een nieuwe comparitie verliest daarmee haar zin, zodat, voor zover partijen dat verzoek hebben gedaan, dat verzoek wordt afgewezen.
Nu de vordering in conventie moet worden afgewezen en de vordering in reconventie niet alleen al is toegewezen, maar ook al ten uitvoer gelegd, bestaat er ook geen aanleiding om nog een comparitie te gelasten.
In conventie
2.14.
UVM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op:
- griffierecht € 79,--
- salaris advocaat €
1.407,50(2,5 punten x tarief € 563,--);
Totaal € 1.486,50.
In reconventie
2.15.
Omdat de vordering tot benoeming van een deskundige bij tussenvonnis van 8 mei 2019 is toegewezen, zal de rechtbank verstaan dat op de vordering tot benoeming van de deskundige niet meer hoeft te worden beslist. Wel betekent dat, dat UVM als de in feite in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.
2.16.
UVM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat € 844,50 (1,5 punten x tarief € 563,--);
- kosten deskundige
€ 5.509,03;
Totaal € 6.353,53.
2.17.
Omdat
aan[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
een toevoeging is verleend, dienen de in debet gestelde deskundigenkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank, aangezien deze kosten door de rechtbank aan de deskundige zijn of worden voldaan.

3.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt UVM in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot op heden begroot op € 1.486,50;
In reconventie
3.3.
verstaat dat op het gevorderde ter zake benoeming van een deskundige al is beslist;
3.4.
veroordeelt UVM in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot op heden begroot op € 6.353,53;
3.5.
bepaalt datUVM
van het hiervoor genoemde bedrag aan totale proceskosten een bedrag van € 5.509,03
dient te voldoen aan de griffier nadatUVM
een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MT