1.1.Op 3 juli 2019 heeft een zogenoemd keukentafelgesprek bij eiseres thuis plaatsgevonden, waarbij genoemde medewerkster van de Stichting MEE, de consulente Participatie (mw. [naam consulente] ) en de medewerkster Wmo (mw. [naam medewerkster Wmo] ) aanwezig waren. Van het gesprek is een verslag gemaakt en in de vorm van een ondersteuningsplan naar eiseres toegezonden. Eiseres heeft in het ‘Reactieformulier Ondersteuningsplan’ aangegeven dat zij het ondersteuningsplan heeft gelezen, dat zij het eens is met de besproken oplossingen en heeft nog een aantal opmerkingen toegevoegd, onder meer dat enkele dingen niet correct vermeld staan, dat zij aanpassingen heeft doorgegeven
,dat zij een voorstel heeft gedaan voor het aantal uren huishoudelijke hulp en individuele begeleiding en dat zij met mevrouw [naam medewerkster Wmo] heeft besproken dat zij graag voor haar veiligheid een vrouwelijke zorgverlener wil. Eiseres heeft op 14 juli 2019 het reactieformulier ondertekend en teruggestuurd naar verweerder waarmee zij een aanvraag heeft gedaan voor de maatwerkvoorzieningen zoals besproken in het ondersteuningsplan. Eiseres heeft tevens op 14 juli 2019 het ‘Keuzeformulier Hulp bij het huishouden’ ondertekend, waarbij zij heeft gekozen voor zorg in natura. Daarbij heeft ze aangekruist dat ze hulp wil van Mosae Zorggroep.
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit eiseres met ingang van 12 augustus 2019 hulp bij het huishouden voor 1 uur en 10 minuten toegekend in de vorm van zorg in natura die geleverd wordt door zorgaanbieder Mosae Zorggroep.
3. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt waarbij zij samengevat heeft aangevoerd dat zij de zorg in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) wil, dat zij dit ook zo heeft aangegeven tijdens het gesprek met mevrouw [naam medewerkster Wmo] , maar dat haar dit werd afgeraden omdat de afhandeling van de aanvraag dan langer zou duren. Verder heeft eiseres klachten geuit over de communicatie en werkwijze door Mosae Zorggroep.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en zich op het standpunt gesteld dat op de aanvraag een juist besluit is genomen omdat uit het ondersteuningsplan blijkt dat eiseres de voorziening in de vorm van zorg in natura heeft aangevraagd en uit het ondersteuningsplan en het rapportageformulier niet blijkt dat eiseres een pgb heeft aangevraagd. In het geval dat eiseres de voorziening wil omzetten van zorg in natura naar een pgb, dan dient zij daarover contact op te nemen met haar contactpersoon. Ten aanzien van de geuite klachten over Mosae Zorggroep heeft verweerder aangegeven dat Mosae Zorggroep in eerste instantie verantwoordelijk is voor het leveren van de voorziening en dat eiseres wordt geadviseerd om bij klachten zich te wenden tot Mosae Zorggroep; mocht dat niet tot een oplossing leiden, dan adviseert verweerder eiseres om contact op te nemen met haar contactpersoon.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij door druk vanuit de Wmo onvrijwillig voor zorg in natura heeft gekozen.
6. In geschil is of verweerder op goede gronden de verstrekte maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura heeft verstrekt. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
7. Artikel 2.3.2., eerste lid, van de Wmo 2015 luidt als volgt:
Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Artikel 2.3.2, zesde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat bij het onderzoek aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Artikel 2.3.2, achtste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt.
In artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 is bepaald dat indien de cliënt dit
wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten,
hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
8. Ter uitvoering van artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maastricht de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maastricht 2019 (Verordening) vastgesteld.
Artikel 7 van de Verordening luit als volgt:
1. De cliënt ontvangt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Indien er een ondersteuningsplan wordt opgesteld geldt dat als verslag van het onderzoek.
2. Binnen 21 dagen na het gesprek verstrekt het college het verslag aan de cliënt.
3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag zullen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. De cliënt zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 7 werkdagen wordt geretourneerd.
4. Als de cliënt tekent voor gezien, geeft hij daarbij tevens aan wat de reden is waarom hij niet akkoord is.
9. Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank voorafgaand aan de zitting het ondersteuningsplan en de reactie van eiseres op het ondersteuningsplan overgelegd.
Uit deze stukken, noch uit het dossier blijkt dat eiseres heeft verzocht om een pgb danwel in haar reactie op het ondersteuningsplan heeft opgemerkt dat zij een pgb in plaats van zorg in natura wenst. Integendeel, zij heeft juist in het keuzeformulier van 14 juli 2019 aangegeven dat zij zorg in natura, meer specifiek van Mosae zorggroep wil. Eiseres heeft het ondersteuningsplan voor akkoord getekend. Dat eiseres tijdens het keukentafelgesprek, waarbij tevens een medewerkster van MEE aanwezig was, of op een ander moment onder druk is gezet om voor zorg in natura te kiezen blijkt niet uit de stukken. Ter zitting heeft verweerders vertegenwoordiger naar voren gebracht dat navraag is gedaan bij mevrouw [naam medewerkster Wmo] . [naam medewerkster Wmo] heeft medegedeeld dat eiseres inderdaad aanvankelijk het liefst een pgb had, dat zij het er vervolgens over gehad hebben wat dit inhoudt en dat zij daarop overeen zijn gekomen dat het zorg in natura moest worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze geschetste gang van zaken. Daaruit blijkt evenmin dat eiseres onder druk is gezet. Ter zitting is gebleken dat eiseres nog geen pgb voor hulp bij het huishouden heeft aangevraagd.
10. De rechtbank concludeert dat verweerder bij het toekennen van de maatwerkvoorziening op goede gronden is uitgegaan van hetgeen eiseres heeft vermeld bij de aanvraag, namelijk zorg in natura.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.