ECLI:NL:RBLIM:2021:2385

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
03/215559-20 en 03/017917-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en vernieling in Geleen met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

Op 17 maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2020 in Geleen een poging tot brandstichting heeft gedaan bij de garagepoort van een appartementencomplex. De verdachte heeft open vuur in aanraking gebracht met een brandversneller, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk brand heeft gesticht, maar wel heeft geprobeerd dit te doen, en sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde brandstichting. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot brandstichting en de vernieling van een ruit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een complexe meervoudige problematiek, en het hoge recidiverisico. De verdachte heeft zich tijdens de zitting bekend aan de feiten, maar stelde dat hij niet de intentie had om de garagepoort in brand te steken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust met een brandversneller heeft geprobeerd de poort in brand te steken, wat ernstige gevolgen had kunnen hebben voor de bewoners van het appartementencomplex.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/215559-20 en 03/017917-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering : 03/097233-20 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 maart 2021
in de strafzaak tegen
[voornaam] [achternaam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 maart 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
t.a.v. parketnummer 03/215559-20
op 24 augustus 2020 opzettelijk brand heeft gesticht bij een garagepoort van een appartementencomplex, waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen duchten te was. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als een poging tot brandstichting en meer subsidiair als een vernieling;
t.a.v. parketnummer 03/017917-21
op 24 augustus 2020 een ruit heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de brandstichting, die onder parketnummer 03/215559-20 primair ten laste is gelegd. De verdachte heeft midden in de nacht brand gesticht bij de garagepoort in het appartementsgebouw van zijn ex-vriendin; toen dat niet meteen lukte met een aansteker en remmenreiniger, waarmee hij papier en zakdoekjes heeft verbrand bij de poort en waardoor het rubber onderaan die poort is gesmolten, is hij bij een tankstation brandstof gaan halen. Daarna is hij aangehouden door de politie. Het vuur heeft nog gebrand toen de verdachte op weg was naar het tankstation. Dat maakt dat sprake is van een voltooide brandstichting. In de garagebox had een auto vlam hadden kunnen vatten zodat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten viel.
De officier heeft ook gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 03/017917-21 ten laste gelegde vernieling, de ingegooide ruit. De verdachte heeft dit feit bekend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de brandstichting. Het handelen van de verdachte heeft niet geleid tot het verbranden van de garagepoort of het rubber daarvan. Enkel de gebruikte brandversneller en een zakdoekje die eigendom waren van de verdachte zijn verbrand. Dat levert geen brandstichting op in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor de poging tot brandstichten, omdat de verdachte met zijn handelen niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem gemaakte brand met de remmenreiniger en het zakdoekje zou overslaan naar goederen die niet bestemd waren om in brand te worden gestoken. De aanmerkelijke kans ontbreekt omdat de metalen, brandwerende garagepoort niet kon branden en niet is gebleken dat achter die poort andere voorwerpen vlam konden vatten. Het handelen van de verdachte heeft bovendien geen gemeen gevaar voor goederen opgeleverd, nu enkel de garagepoort zou hebben kunnen branden en dat niet volstaat om gemeen gevaar voor goederen, laat staan (levens)gevaar voor personen aan te nemen.
Er is evenmin sprake van de meer subsidiair ten laste gelegde vernieling, beschadiging of onbruikbaar maken van de garagepoort.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de onder parketnummer 03/017917-21 ten laste gelegde vernieling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van het onder parketnummer 03/215559-20 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht en overweegt daartoe als volgt. Voor een voltooide brandstichting is onder andere vereist dat goederen in brand zijn gestoken die niet zijn bestemd om te verbranden. Dat is in deze zaak niet het geval. De verdachte heeft weliswaar vuur gemaakt, onder andere door remmenreiniger, papier en zakdoekjes in brand te steken, maar dat heeft enkel geleid tot een brandvlek op de garagepoort en niet tot het verbranden van die poort of van andere goederen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de aan hem onder parketnummer 03/215559-20 primair ten laste gelegde brandstichting.
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder parketnummer 03/215559-20 subsidiair ten laste gelegde
Naar aanleiding van een melding van brandend afval hebben verbalisanten zich op
24 augustus 2020 omstreeks 2:40 uur begeven naar de [pleegplaats] te Geleen. Het bleek dat er een brandvlek zat op de garagepoort van garagebox [nummer] . Deze garagebox was gelegen onder de flat van meldster [meldster] en werd gehuurd door [huurster] . Voor de garagepoort lag een bus remmenreiniger, een blauw restant van verbrand afval en een soort papier dat gedrenkt was in een onbekende vloeistof. Het stuk papier lag deels onder de rubberen afdichtrand van de garagepoort, ter hoogte van de brandvlek op de garagepoort. Enkele minuten later is de verdachte op ongeveer 150 meter van de garagebox aangehouden. [2] De verdachte zat net voor zijn aanhouding in een auto en had een jerrycan in zijn hand. In de auto werd een zeer penetrante geur geroken van een brandbare stof, vermoedelijk benzine. [3] Bij de verdachte is een aansteker aangetroffen. [4]
[meldster] heeft verklaard dat zij gerommel hoorde bij de garagebox onder haar woning, gelegen aan de [pleegplaats] . Toen zij uit het raam keek zag zij dat er iets in brand stond. De vlammen kwamen ongeveer tot de klink. [5] Zij bedoelde daarmee de klink van de garagepoort die zich ongeveer op 1 tot 1.5 meter boven de grond bevindt. De vlammen waren eerst hoog en werden steeds lager. Na ongeveer 5 minuten waren de vlammen gedoofd. [6] [huurster] heeft aangifte gedaan van brandstichting, gepleegd bij haar garagepoort gelegen aan de [pleegplaats] te Geleen, gemeente Sittard-Geleen. [7]
[bevelvoerder] , bevelvoerder van de brandweer, heeft een onderzoek ingesteld naar de brand. Hij is reeds 17 jaar werkzaam als beroepsbrandweerman. Onder het rubber van de garagepoort had iets gebrand. Dat plakte aan het rubber vast. De bij de poort aangetroffen remmenreiniger is zeer brandbaar. [8] Het voorwerp dat onder het rubber plakte zat echt vast aan de onderzijde van het rubber. Men heeft de poort moeten openen om het voorwerp te verwijderen. De brand kon enkel via de garagepoort in het gebouw komen. Als het was gelukt om via een voorwerp onder de poort vuur in de garage te krijgen, had de auto kunnen ontbranden. De auto stond op 80 tot 100 centimeter van de garagepoort. De benzine in de auto had kunnen zorgen voor verspreiding van de brand. Als de garagepoort eruit zou zijn of eruit zou zijn gebrand was sprake geweest van gevaar voor de panden erboven. Het grootste gevaar is echter de rook die de woningen in had kunnen gaan. De rook kan namelijk rookgas bevatten dat brandbaar is en bevat daarnaast giftige stoffen. [9]
Het betrokken flatgebouw bestaat uit vier lagen, waarbij de onderste laag is ingedeeld met garage/kelderboxen en de andere lagen als woonlagen. De brand heeft zich volgens [verbalisant] niet verder kunnen ontwikkelen omdat de poort een bepaalde tijd brandwerend is, omdat aan de buitenzijde niet veel brandbaar materiaal aanwezig was en omdat de brand snel is ontdekt. In de garagebox stond een auto. Motorvoertuigen branden doorgaans zeer fel en dit gaat gepaard met grote hitteontwikkeling. Gelet op de plaats waar het voertuig stond, de bovengelegen woningen, de aanwezigheid van bewoners in combinatie met het tijdstip waarop de brand is gesticht, is er gevaar geweest voor uitbreiding van de brand. Bij deze brand is er volgens [verbalisant] daarom sprake geweest van gemeen gevaar voor goederen en personen. [10]
In zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij, toen hij merkte dat de remreiniger op was, is weggegaan en naar het tankstation is gegaan en daar een jerrycan heeft gevuld met diesel en toen is teruggegaan. Op een vraag wat de bedoeling was van de jerrycan heeft de verdachte geantwoord dat hij het opnieuw wilde proberen. Hij had een klein beetje diesel in een leeg Ice tea-flesje gedaan en dat meegenomen toen hij naar de flat wandelde. Toen hij daar politie zag, heeft hij het weggegooid. [11]
Op de terechtzitting van 3 maart 2021 heeft de verdachte bekend dat hij die nacht met een busje remmenreiniger tegen de garagepoort heeft gespoten en dat hij tijdens het spuiten een aansteker bij de remmenreiniger hield waardoor een steekvlam ontstond. Nadat de spuitbus met remmenreiniger leeg was, is de verdachte naar een tankstation gereden en heeft daar een jerrycan volgetankt met diesel. Met die jerrycan heeft hij een flesje gevuld met diesel. De verdachte heeft dat flesje weggegooid voordat hij werd aangehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn autodeur en de auto van [huurster] in de garage stonden en dat hij denkt dat hij de poort wilde laten smelten om bij zijn autodeur te komen, maar dat hij zich niet meer kan herinneren waarom hij vuur heeft gemaakt. Hij was die dag erg dronken. [12]
Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het niet zijn bedoeling was om de garagepoort in brand te steken. Hij vermoedt dat hij de poort wilde laten smelten om bij zijn autodeur te komen die in de garagebox stond. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd brand te stichten en overweegt daartoe als volgt.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de handelingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het opzettelijk in brand steken van de garagepoort. De verdachte heeft immers de steekvlam van de brandende remmenreiniger op die poort gericht, waardoor het rubber onder die poort is gesmolten, papier dat de verdachte daar had neergelegd in brand is gevlogen en een brandvlek is ontstaan op de garagepoort. Daarna is hij naar een tankstation gegaan om diesel te halen om daarmee opnieuw te proberen de poort in brand te steken. Enkel de tussenkomst van de politie heeft dat voorkomen.
Deze uiterlijke verschijningsvorm, in samenhang beschouwd met de opmerking van de verdachte dat hij in de garage naar binnen wilde om zijn autodeur daar weg te halen, maakt dat het opzet van verdachte op het in brand steken van de poort gegeven is. De rechtbank beschouwt dit als “bloot” opzet. Of voldaan is aan de vereisten voor voorwaardelijk opzet, behoeft daarmee geen beoordeling.
Gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen
De verdachte heeft midden in de nacht geprobeerd brand te stichten bij de poort van een garagebox die zich op de begane grond van een appartementencomplex bevond. De verdachte wist dat achter die garagepoort een auto stond die in brand had kunnen vliegen. Uit de hier boven reeds genoemde bewijsmiddelen, en met name de bevindingen van [verbalisant] , volgt dat door de brand die daardoor had kunnen ontstaan en de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling voor (de bewoners van) de appartementen (zoals [meldster] ) een levensgevaarlijke situatie zou zijn ontstaan.
Het onder parketnummer 03/017917 ten laste gelegde
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte ter terechtzitting op 3 maart 2021 de ten laste gelegde vernieling duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op
3 maart 2021; [13]
- de door het slachtoffer [huurster] ingediende aangifte [14] en een bijbehorend proces-verbaal van bevindingen. [15]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. parketnummer 03/215559-20 subsidiair
op 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet open vuur in aanraking
heeft gebracht met een brandversneller en met zakdoekjes en met (het rubber onder) de garagepoort van de garagebox (gelegen onder een appartementencomplex aan de [pleegplaats] ), en daarvan gemeen gevaar voor die garagepoort en een of meer zich in die garagebox bevindende goederen en het boven die garagebox gelegen appartementencomplex en de zich in dat appartementencomplex bevindende inboedel, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat appartementencomplex bevindende personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. parketnummer 03/017917-21
op 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam dat aan [huurster] toebehoorde, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. parketnummer 03/215559-20
poging tot brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te
duchten is
t.a.v. parketnummer 03/017917-21
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

[de forensisch psycholoog] heeft over de geestvermogens van de verdachte op
18 januari 2021 een rapport uitgebracht. Daarin adviseert [de forensisch psycholoog] het aan de verdachte ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe te rekenen. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
Nu ook voorts geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte strafbaar is.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden en deze dienen, gelet op het hoge recidiverisico, dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de door haar bepleitte integrale vrijspraak van het onder parketnummer 03/215559-20 ten laste gelegde, kan worden volstaan met een geldboete voor de vernieling en dat de voorlopige hechtenis bij vonnis dient te worden opgeheven.
Subsidiair heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest. Het door de reclassering geadviseerde drugsverbod dient te worden beperkt tot harddrugs, zodat de verdachte cannabis kan blijven gebruiken. Als hij dat niet meer mag, bestaat het risico dat hij wordt overvraagd.
Oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking van artikel 38z Sr is niet noodzakelijk nu de verdachte wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en hem bij overtreding daarvan meerdere maanden detentie staat te wachten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft midden in de nacht bij een garagepoort van een appartementencomplex geprobeerd brand te stichten. Tot op heden is het precieze motief van de verdachte onbekend gebleven. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren waarom hij bij de garagepoort spullen in brand heeft gestoken doordat hij zeer dronken was. Het was echter niet zo, zoals hijzelf verklaart, dat hij alleen maar ‘met een aansteker aan het rommelen was’. Hij heeft immers welbewust met een brandversneller geprobeerd de garage(poort) van zijn ex-vriendin in brand te steken en toen dat niet meteen lukte, is hij brandstof gaan halen voor een nieuwe poging. Dat had veel ernstiger kunnen aflopen en het is aan de oplettendheid van [meldster] te danken dat de politie is gewaarschuwd en de brandstichting niet is gelukt. Bij een dergelijk ernstig feit past in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van brandstichting. Daarnaast heeft de verdachte een ruit van de ouders van zijn ex-vriendin vernield. Alhoewel dat een relatief gering feit lijkt, moet de impact niet worden onderschat voor de slachtoffers bij wie ’s nachts een steen door de ruit is gevlogen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 9 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het rapport van de forensisch psycholoog
[de forensisch psycholoog] heeft over de geestvermogens van de verdachte op
18 januari 2021 een rapport uitgebracht. [de forensisch psycholoog] heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een complexe meervoudige problematiek, bestaande uit een antisociale persoonlijkheidsstoornis en borderline en narcistische persoonlijkheidstrekken. Daarnaast is bij de verdachte sprake van zwakbegaafdheid. Er is secundair aan zijn persoonlijkheidsproblematiek een ernstige middelenproblematiek aanwezig met betrekking tot alcohol, cocaïne en cannabis, thans in gedeeltelijke remissie vanwege zijn verblijf in een gereguleerde omgeving door de preventieve hechtenis.
Deze stoornissen waren volgens [de forensisch psycholoog] ook aanwezig ten tijde van de poging tot brandstichting. Op dat moment is bij de verdachte in de nasleep van de relatiebreuk sprake geweest van een doorbraak van negatieve emoties en agressie, mede onder invloed van overmatig alchol- en drugsgebruik. De relatie was net voor de tweede keer door verdachtes ex-vriendin beëindigd vanwege zijn agressie en middelengebruik. [de forensisch psycholoog] ziet een verband tussen verdachtes persoonlijkheidsproblematiek met verhoogde krenkbaarheid, relatielosmakingsproblematiek, emotie(agressie)regulatieproblemen en inadequate controle waardoor agressieve grensoverschrijdingen (acting-outgedrag).
Daardoor heeft hij zijn emoties die dag niet goed kunnen controleren. Gelet daarop adviseert [de forensisch psycholoog] het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van dit rapport en de gronden waarop die is gebaseerd, en maakt de conclusie over de verminderde toerekenbaarheid tot de hare. Ook ten tijde van de bewezenverklaarde vernieling (parketnummer 03/017917-21) speelde de geconstateerde problematiek, nu de verdachte dit feit enkele uren voor de bewezenverklaarde poging tot brandstichting heeft gepleegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beide bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen.
Verder heeft [de forensisch psycholoog] vastgesteld dat de kans op herhaling van een nieuw soortgelijk (gewelds)delict hoog is. Concreet adviseert [de forensisch psycholoog] een behandelverplichting in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. De ernst van de lastig te beïnvloeden meervoudige problematiek en de hoge kans op recidive, waarbij de verdachte het lastig vindt om een zelfconfrontatie aan te gaan en dan ook boos kan worden en mogelijk geneigd zal zijn om uit de behandeling te stappen, vragen om een behandelverplichting met een klinische start, waarbij gedacht wordt aan plaatsing in een forensisch-psychiatrische kliniek zoals een FPK of een FVK. Na een klinische start waarbij psycho-educatie moet worden geboden, delictgerelateerde behandeling met psychotherapie en behandeling van de verslavingsproblematiek moet zijn opgestart en gestabiliseerd, kan, indien de kliniek dit verantwoord acht, begonnen worden met een ambulant behandeltraject. In het ambulante traject zal geoefend dienen te worden met het versterken van coping, emotieregulatie en
toepassen van adequate oplossende vaardigheden als het abstinent blijven van alcohol en drugs.
[de forensisch psycholoog] adviseert tevens oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking van artikel 38z Sr om behandeling en begeleiding te waarborgen na beëindiging van de (deels)voorwaardelijke straf, indien de risico’s voor recidive dan nog steeds manifest en hoog zijn.
Het advies van de reclassering
Uit het reclasseringsadvies van 26 februari 2021 blijkt dat de reclassering het recidiverisico ook inschat als hoog. Naar aanleiding van de uitkomsten van voornoemd onderzoek van [de forensisch psycholoog] heeft de reclassering een indicatiestelling aangevraagd voor de verdachte en vervolgens is voor hem een indicatiestelling uitgebracht waarin een verblijf binnen een forensisch psychiatrische instelling met een gemiddelde zorgintensiteit en een hoog beveiligingsniveau werd geïndiceerd. De verdachte is in het kader daarvan op de wachtlijst geplaatst van de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) van De Rooyse Wissel. De intake- en opnamecoördinator van de Rooyse Wissel heeft aan de reclassering bericht dat zij geen contra-indicaties voor een opname ziet maar dat zij geen indicatie kon geven voor een mogelijke opnamedatum. Door verschuivingen staat de verdachte sinds 25 februari 2021 vrijwel bovenaan de wachtlijst.
De reclassering adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en om aan het voorwaardelijke deel van de straf als bijzondere voorwaarden te verbinden een meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een alcohol en drugsverbod, een contactverbod met verdachtes ex-vriendin en haar ouders en een locatieverbod voor de woning van zijn ex-vriendin. De verplichting tot opname in een instelling is noodzakelijk omdat het recidiverisico zonder klinische behandeling onverminderd hoog blijft. Een fors voorwaardelijk strafdeel is volgens de reclassering noodzakelijk als stok achter de deur zodat de verdachte zich na afloop van die klinische behandeling aan de overige bijzondere voorwaarden blijft houden. De reclassering adviseert een proeftijd van 3 jaren zodat zij de verdachte na afloop van de klinische behandeling nog geruime tijd kan begeleiden.
De reclassering adviseert daarnaast oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking van artikel 38z Sr. De reclassering acht dit noodzakelijk zodat ook na afloop van de proeftijd, indien noodzakelijk, gedragsbeïnvloedende maatregelen en vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden opgelegd aan de verdachte. Dat kan onder andere noodzakelijk zijn als de verdachte de geadviseerde forensisch klinische behandeling vroegtijdig zou beëindigen en het voorwaardelijk strafdeel heeft uitgezeten. De maatregel van artikel 38z Sr is de enige mogelijkheid om de verdachte na het uitzitten van het voorwaardelijk strafdeel verder te kunnen begeleiden.
De op te leggen gevangenisstraf
Gelet op de adviezen van de forensisch psycholoog en de reclassering, waaronder verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid, zal de rechtbank aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, maar met aanpassing van het geadviseerde drugsverbod. Over het geadviseerde drugsverbod is de rechtbank namelijk met de raadsvrouw van oordeel dat cannabisgebruik daarvan dient te worden uitgezonderd. De verdachte gebruikt op dit moment af en toe cannabis om te kalmeren en het verbieden daarvan kan ertoe leiden dat hij wordt overvraagd. Dat dient, zeker in het licht van de op te leggen behandelverplichtingen, te worden voorkomen. De rechtbank komt tot oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd omdat zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen. Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht.
De maatregel van artikel 38z Sr
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het opleggen van de maatregel ex artikel 38z niet proportioneel. Er is geen recidive van brandstichting en de verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met aanpassing van het drugsverbod zoals hiervoor overwogen, en bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf.

7.De vordering na voorwaardelijke veroordeling

De vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03/097233-20 heeft betrekking op een onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 3 juli 2020, waarbij aan de verdachte onder andere een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd voor de duur van 4 weken, met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaar, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaar vanwege opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 en wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit. De politierechter heeft de verdachte de kans willen bieden zich te laten behandelen door oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de bijbehorende bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft die kans echter niet kunnen benutten omdat hij nog geen anderhalve maand later werd aangehouden in het kader van deze strafzaak. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf doorkruist het volgen van deze behandeling en is daarom niet wenselijk. Tenuitvoerlegging van de ontzegging van de rijbevoegdheid is niet wenselijk omdat de verdachte daar dan alsnog mee wordt geconfronteerd na zijn langdurige voorlopige hechtenis in het kader van deze strafzaak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is tijdig ingediend en voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank is bevoegd tot behandeling van de vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte, door hetgeen nu bewezen en strafbaar is verklaard, zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat betekent dat de vordering in beginsel dient te worden toegewezen. De rechtbank is echter met de raadsvrouw van oordeel dat toewijzing van de vordering niet opportuun is, gelet op de omstandigheid dat de verdachte sinds voornoemd veroordelend vonnis van de politierechter d.d. 3 juli 2020 niet de kans heeft gehad deel te nemen aan de hem bij dat vonnis als bijzondere voorwaarde opgelegde behandeling. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering afwijzen.

8.Het beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de telefoon en de kleren van de verdachte dient te worden opgeheven en dat moet worden bepaald dat deze voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie beslissen en teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem in beslag genomen telefoon en kleren.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrij van het onder parketnummer 03/215559-20 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat de veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd (telefonisch) meldt bij de SVG Reclassering Mondriaan, [telefoonnummer] , en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde dient zich daarbij te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
dat de veroordeelde zich laat opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) van de Rooyse Wissel of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het
innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dient de veroordeelde mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door een instelling voor ambulante forensische zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de forensisch klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich gedurende de proeftijd kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
dat de veroordeelde geen drugs gebruikt, met uitzondering van cannabis, en meewerkt aan controles op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [huurster] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , haar moeder (naam en geboortedatum niet bekend bij de rechtbank) en haar [vader huurster] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De rechtbank geeft de politie opdracht om toe te zien op de naleving van dit contactverbod;
dat de veroordeelde zich niet zal bevinden in het volgende gebied; de [pleegplaats] en [straat] te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De rechtbank geeft de politie opdracht om toe te zien op de naleving van dit locatieverbod ;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden a t/m e en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden, alsmede het door de reclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
-
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf;
De vordering na voorwaardelijke veroordeling
-
wijst afde vordering van de officier van justitie met parketnummer 03/097233-20;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte
  • Apple IPhone 7 [goednummer] );
  • shirt, wit ( [goednummer] );
  • broek, zwart ( [goednummer] );
  • 2 sokken, zwart ( [goednummer] );
  • 2 slippers, zwart ( [goednummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. M.M.L. Kalsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/215559-20 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-
Geleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te
brengen met een brandversneller en/of met (een) zakdoekje(s) en/of
met (de rubber onder) de garagepoort van de garagebox (gelegen onder
een appartementencomplex aan de [pleegplaats] ), althans met een
brandbare stof, ten gevolge waarvan (de rubber onder) die garagepoort
geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en
daarvan gemeen gevaar voor die garagepoort/garagebox en/of een of
meer zich in die garagebox bevindende goederen en/of het boven die
garagebox gelegen appartementencomplex en/of de zich in dat
appartementencomplex bevindende inboedel, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de zich in dat appartementencomplex
bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-
Geleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten, met dat opzet open vuur in aanraking
heeft gebracht met een brandversneller en/of met (een) zakdoekje(s)
en/of met (de rubber onder) de garagepoort van de garagebox (gelegen
onder een appartementencomplex aan de [pleegplaats] ), althans
met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die
garagepoort/garagebox en/of een of meer zich in die garagebox
bevindende goederen en/of het boven die garagebox gelegen
appartementencomplex en/of de zich in dat appartementencomplex
bevindende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
dat appartementencomplex bevindende personen, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-
Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk garagepoort, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [huurster]
en/of aan [de woningstichting] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/017917-21 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [vader huurster] toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer LB3R020148 / HAVIK / 2020135401 / 2020135539, proces-verbaalnummer 21, gesloten d.d. 3 januari 2021 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 232.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pagina’s 19 en 20.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pagina’s 28 en 29.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pagina 30.
5.Proces-verbaal aangifte brandstichting d.d. 24 augustus 2020, pagina 132.
6.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 24 augustus 2020, pagina 136.
7.Proces-verbaal aangifte brandstichting d.d. 24 augustus 2020, pagina 39.
8.Proces verbaal van verhoor getuige d.d. 24 augustus 2020, pagina’s 138 en 139.
9.Proces verbaal van verhoor getuige d.d. 25 augustus 2020, pagina’s 141 tot en met 143.
10.Proces-verbaal over gevaarszetting bij brandstichting d.d. 10 december 2020, pagina’s 152 en 153.
11.Proces-verbaal verhoor van de [verdachte] d.d. 30 november 2020, pagina 226.
12.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 maart 2021.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 maart 2021.
14.Het schriftelijk bescheid, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal aangifte vernieling d.d. 24 augustus 2020, pagina’s 179 en 180.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2021.