In deze zaak, die op 16 maart 2021 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiseres, een zus, toestemming om bij derden documenten op te vragen met betrekking tot de nalatenschap van haar overleden ouders. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om haar legitieme portie te berekenen omdat zij niet alle benodigde stukken had ontvangen van gedaagde, haar broer, die als enige erfgenaam en executeur was aangesteld. De procedure volgde na eerdere rechtszaken waarin de kantonrechter zich onbevoegd had verklaard en de zaak had verwezen naar de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van eiseres te breed was geformuleerd en dat zij niet voldoende had geconcretiseerd welke documenten zij precies wenste op te vragen. Eiseres had erkend dat de wettelijke bewaartermijn voor de nalatenschap al was verstreken, wat haar spoedeisend belang ondermijnde. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij had voldaan aan eerdere rechterlijke uitspraken door alle relevante documenten aan eiseres te overleggen.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke en specifieke vorderingen in rechtszaken, vooral in zaken die betrekking hebben op nalatenschappen en familiegeschillen.