Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met 16 producties
- de producties 1 tot en met 13 van gedaagden
- de producties 14a en b, 15 en 16 van gedaagden
- de akte vermindering eis van 5 februari 2021 van eiseres
- de conclusie van antwoord van gedaagden met productie 17
- de conclusie van repliek met de producties 17 tot en met 20
- de conclusie van dupliek met de producties 18 tot en met 20.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De inzet van deze procedure
– kennelijk – zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] te verstrekken. Wat hier ook van zij – de voorzieningenrechter vermag bij gebrek aan nadere toelichting niet aanstonds in te zien of en in hoeverre de (financiële) gegevens van [gedaagde sub 1] inzicht geven in de financiële status van [gedaagde sub 2] en de waarde van de aandelen, maar zal dit verder onbesproken laten, nu dit geen geschilpunt is – aan toewijzing van deze vorderingen staat in de weg dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gemotiveerd hebben gesteld dat zij nog niet over alle gegevens beschikken om de (definitieve) jaarrekeningen op te maken, omdat de vorige boekhouder weigert een aantal gegevens af te geven. [eiseres] heeft daarop gesteld, dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wel over die bescheiden hadden kunnen beschikken als zij deze tijdig, door middel van een procedure, hadden gevorderd. Echter, nu niet gebleken is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wel de feitelijke beschikking over de gevorderde stukken hebben, kunnen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet tot de verstrekking daarvan worden veroordeeld. De vordering wordt in zoverre afgewezen. De voorzieningenrechter hecht er wel belang aan erop te wijzen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat de stukken met [eiseres] “zullen worden gedeeld zodra deze beschikbaar zijn (…)” (randnummer 7, conclusie van dupliek); deze toezegging zullen zij derhalve gestand moeten doen.