In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Limburg, is op 17 maart 2021 een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. van Beilen, had een vordering ingesteld tegen OMRU Scheepsramen, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.X.J. Zuidema. OMRU c.s. vorderde dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde en de zaak verwees naar de kamer voor kantonzaken, omdat de overeenkomst tussen partijen niet alleen een aannemingsovereenkomst was, maar ook een consumentenkoopovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst, die betrekking had op het inmeten, produceren en monteren van scheepsramen, kwalificeert als zowel aanneming van werk als consumentenkoop. Dit betekent dat de vorderingen van de eiser door de kantonrechter behandeld moeten worden, zoals bepaald in de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de vordering tot onbevoegdverklaring afgewezen, maar de vordering tot verwijzing naar de kamer voor kantonzaken toegewezen. De eiser is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,00, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 31 maart 2021.