ECLI:NL:RBLIM:2021:2294

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
AWB/ROE 20/276 en AWB/ROE 20/1695
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van exploitatievergunning en terrasvergunning met betrekking tot monumentaal pand

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een monumentaal pand, en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. Eiseres had handhavingsverzoeken ingediend met betrekking tot een exploitatievergunning die op 7 april 2017 aan de horecaonderneming van belanghebbende was verleend. De verzoeken betroffen een warmtelamp, terrasmeubilair en een overkapping. De burgemeester heeft de verzoeken gedeeltelijk afgewezen en gedeeltelijk toegewezen, wat leidde tot een wijziging van de exploitatievergunning. Eiseres stelde dat de burgemeester onzorgvuldig had gehandeld door zonder overleg tot legalisatie over te gaan en dat haar belangen onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld, omdat de overtredingen waren gelegaliseerd en er geen sprake was van een overtreding van de exploitatievergunning. De rechtbank concludeerde dat de beroepen van eiseres ongegrond waren, omdat de handhaving niet meer aan de orde was na de legalisatie van de situatie. De rechtbank benadrukte dat de belangen van eiseres, hoewel relevant, niet opwegen tegen de belangen van de horecaonderneming en het algemeen belang van handhaving.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB/ROE 20/276 en AWB/ROE 20/1695
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2021 in de zaken tussen
[eiseres], te [woonplaats 1] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.W.M. Pennings),
en
de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. T.L. Huwaé).
Als derde-partij (belanghebbende) heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [woonplaats 2] .
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder de handhavingsverzoeken van eiseres gedeeltelijk afgewezen en gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 19 september 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder besloten de op
7 april 2017 aan belanghebbende verleende exploitatievergunning te wijzigen.
Bij besluit van 17 december 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I met betrekking tot de warmtelamp gegrond verklaard en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard (AWB 20/276).
Bij besluit van 27 mei 2020 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard (AWB 20/1695).
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn verschenen.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Verweerder heeft op 7 april 2017 aan belanghebbende een exploitatievergunning verleend met inbegrip van een terrasvergunning. Belanghebbende is exploitant van de horecaonderneming ‘ [naam onderneming] ’ aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] .
Eiseres, eigenaar van een monumentaal pand aan de [adres 2] , heeft op 27 november 2018 een drietal handhavingsverzoeken (met betrekking tot een warmtelamp, een uitgezet terras/terrasmeubilair en een overkapping/parasol) ingediend bij verweerder. Bij het primaire besluit I heeft verweerder de verzoeken van eiseres om handhaving gedeeltelijk afgewezen en gedeeltelijk toegewezen: met betrekking tot de parasol en de picknickbanken (terrasmeubilair). Bij het primaire besluit II heeft verweerder de situatie gelegaliseerd ten aanzien van de parasol en de picknickbanken door middel van een wijziging van de eerder op 7 april 2017 aan belanghebbende verleende exploitatievergunning. De wijziging heeft betrekking op het tijdelijk toestaan van afwijkend terrasmeubilair en het toestaan van een (kleine) afwijking van de terrasomvang.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat met betrekking tot de handhavingsverzoeken uit de ingestelde controles ter plaatse (uitsluitend) is gebleken van overtreding van de regels die betrekking hebben op de grootte van de parasol en de picknickbanken. Deze overtredingen zijn bij het primaire besluit II gelegaliseerd. Wat betreft de warmtelamp stelt verweerder dat sprake is van een civielrechtelijk geschil tussen eiseres en belanghebbende. Bovendien is, volgens verweerder, de warmtelamp inmiddels verwijderd. Met betrekking tot de wijziging van de exploitatievergunning stelt verweerder zich op het standpunt dat voor de picknickbanken (tijdelijk) is afgeweken van het (negatieve) welstandsadvies aangezien belanghebbende zich bij de aanschaf hiervan had gebaseerd op een eerder aan hem verleende terrasvergunning voor een andere locatie in het centrum van Sittard. Ten aanzien van de terrasomvang (parasol) stelt verweerder dat het pand van eiseres al vele jaren leeg staat en er geen enkele gebruiksfunctie is op grond waarvan de belangen van eiseres of de gebruiker van het pand worden benadeeld. Het pand van eiseres is toegankelijk, ook wanneer de parasol is uitgeklapt.
3. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door, zonder overleg, over te gaan tot legalisatie en haar handhavingsplicht heeft geschonden. In dit verband stelt eiseres dat indien het handhavingstraject goed was opgepakt door verweerder, zij een betere positie zou hebben gehad om het pand te verhuren of te verkopen. Met betrekking tot de warmtelamp stelt zij dat sprake is van overtreding van voorschrift 35 van de exploitatievergunning (schade ontstaan als gevolg van gebruik van het terras). Ten aanzien van de wijziging van de exploitatievergunning stelt eiseres dat geen rekening is gehouden met haar belangen. Zij is van mening dat sprake is van een ernstige inbreuk op haar woon- en leefklimaat. Voorts is, volgens eiseres, als gevolg van de aanwezigheid van het terras sprake van lichthinder en geluidsoverlast die tot laat in de avond door kan gaan. Verweerder heeft verder bij de onderbouwing van zijn besluit nergens doen blijken dat is meegewogen dat haar pand een (gemeentelijk) monument is. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar streven om een einde te maken aan de huidige leegstand van haar pand.

4.De rechtbank overweeg als volgt.

Handhaving (AWB 20/276)
5. Op grond van vaste jurisprudentie zal gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.

6.Blijkens de controlerapporten van de door toezichthouders van verweerder op

30 november 2018 en 19 december 2018 uitgevoerde controles was de parasol van [adres 1] (belanghebbende) niet binnen de (vergunde) grenzen van het terras geplaatst en waren de picknickbanken niet conform de voorschriften voor terrasmeubilair. Verder zijn geen overtredingen vastgesteld.
Parasol en picknickbanken
7. Aangezien voornoemde overtredingen door verweerder bij het primaire besluit II zijn gelegaliseerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet (meer) bevoegd was om daartegen handhavend op te treden. Het feit dat verweerder de aan belanghebbende opgelegde last onder dwangsom van 18 januari 2019 alsmede de invorderingsbesluiten van 25 februari 2019 en 26 april 2019 bij besluit van 2 juli 2019 heeft ingetrokken - mede vanwege een eerdere onbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders en dat die besluiten belanghebbende blijkbaar niet bereikt hebben - maakt dit niet onzorgvuldig, omdat verweerder zich (ook) op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden waren gewijzigd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 14 t/m 16 en 17 t/m 19.
Warmtelamp
8. Ingevolge voorschrift 35 van de desbetreffende exploitatievergunning ‘moet schade … aan andere eigendommen door en op kosten van de vergunninghouder tot genoegen van de betreffende eigenaar worden hersteld’. Dit voorschrift is gebaseerd op artikel 2:28, zesde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), waarin is bepaald dat de burgemeester de ingebruikname van de weg ten behoeve van één of meer bij een horecabedrijf horende terrassen kan weigeren of intrekken.
9. De rechtbank overweegt dat eiseres weliswaar heeft gesteld dat schade is ontstaan aan haar pand door het aanbrengen van de warmtelamp maar dat zij dit niet heeft onderbouwd. Uit de controlerapporten blijkt niet van een beschadiging of vernieling en bovendien heeft belanghebbende de warmtelamp inmiddels verwijderd en de situatie hersteld. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een overtreding, waartegen handhavend kon worden opgetreden. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseres dat sprake is van een inbreuk op haar eigendom betrekking heeft op de (privaatrechtelijke) verhouding tussen eiseres en belanghebbende en niet op de verhouding met verweerder.
Wijziging exploitatievergunning (AWB 20/1695)
10. De rechtbank stelt vast dat de wijziging van de exploitatievergunning betrekking heeft op twee onderdelen van de aan belanghebbende op 7 april 2017 verleende exploitatievergunning, namelijk het tijdelijk toestaan van afwijkend terrasmeubilair (picknickbanken) en het toestaan van een (kleine) afwijking van de terrasomvang (parasol).
11. Op grond van artikel 1:6 onder b, van de APV kan de vergunning worden gewijzigd indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist.
12. De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde bepaling een ambtshalve wijziging van de vergunning mogelijk is.
13. Niet in geschil is dat de gronden waarop het terras zich bevindt de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied met de functieaanduidingen Horeca (categorie C) en Terras hebben. Op grond van artikel 20 van het bestemmingsplan Centrum Sittard zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘terras’ bestemd voor luifels, terrassen, terrasschotten en windschermen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De rechtbank stelt vast dat het gebruik van de gronden ten behoeve van terrassen op grond van het bestemmingsplan derhalve rechtstreeks is toegestaan.
13.1.
Ingevolge artikel 2:28, zesde lid, sub d, van de APV kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren, dan wel intrekken: indien de vrees gewettigd is dat ingebruikname van het terras het woon- en leefklimaat van de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.
13.2.
Ingevolge artikel 2:28, zesde lid, sub f, van de APV kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren, dan wel intrekken: indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Picknickbanken
14. Over de picknickbanken overweegt de rechtbank dat de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de illegaal geplaatste picknickbanken op het terras van belanghebbende vanwege de “bijzonder robuuste, ongecompliceerde uitstraling”, die niet past in het stadsgezicht van de markt.
15. Op grond van vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2017:464) mag een bestuursorgaan van een negatief welstandsoordeel afwijken op grond van overwegingen van algemeen belang, zoals economische of maatschappelijke belangen, maar ook op overwegingen die niet zien op het algemeen belang, zoals individuele omstandigheden die de aanvrager betreffen. Deze jurisprudentie heeft weliswaar betrekking op de Woningwet, maar de rechtbank ziet niet in waarom die jurisprudentie in het onderhavige geval niet van toepassing zou zijn.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van de in het primaire besluit II vermelde omstandigheden bij belanghebbende in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te wijken van het advies van de ARK. Hierbij is van belang dat sprake is van een tijdelijke afwijking tot 1 januari 2021 en voorts dat uit het ARK-advies blijkt dat de doorgang naar het pand van eiseres vrij blijft.
Parasol
17. Op grond van verweerders (deel)beleid Terrassen moeten parasols binnen de grenzen van het terras blijven, hetgeen ook is vastgelegd in voorschrift 26 van de desbetreffende exploitatievergunning. Verweerder heeft dit voorschrift bij het primaire besluit II gewijzigd en bepaald dat onderhavige parasol gedeeltelijk over de één meter brede strook mag reiken die vrijgehouden dient te worden om toegang te garanderen tot het pand van eiseres.
18. De rechtbank stelt vast dat de parasol op grond van de op 7 april 2017 verleende exploitatievergunning grotendeels is toegestaan, zich (deels) tegen / richting een ‘blinde’ gevel bevindt en de toegestane diepte met ongeveer 93 cm overschrijdt.
19. De rechtbank stelt verder vast dat in voorschrift 20 van deze exploitatievergunning is vermeld dat de terrasvergunning kan worden herroepen op het moment dat het pand van eiseres weer een bedrijfs- en/of woonfunctie krijgt.
20. Met betrekking tot de door eiseres gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat overweegt de rechtbank dat hiervan geen sprake kan zijn, omdat het pand van eiseres al vele jaren leeg staat (zo’n 25 jaren) en er niemand woont. Verweerder heeft in het kader van de onderhavige procedures (in het licht van voorschrift 20 van de desbetreffende exploitatievergunning) vaker verklaard en ter zitting herhaald dat zodra het pand van eiseres weer wordt gebruikt de situatie opnieuw zal worden beoordeeld. Bovendien is het pand van eiseres naar het oordeel van de rechtbank toegankelijk, ook als de parasol is uitgeklapt.
Overige aspecten
21. Over de door eiseres gestelde lichthinder en geluidsoverlast overweegt de rechtbank dat deze niet worden veroorzaakt door onderhavige wijzigingen van de reeds eerder vergunde exploitatievergunning.
22. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de aan belanghebbende verleende exploitatievergunning op grond van artikel 2:28c van de APV had moeten worden ingetrokken, overweegt de rechtbank dat er niet sprake is van een ‘gewijzigde exploitatie’ als bedoeld in dit artikel (aard en vorm) en dat het terras reeds eerder was vergund.
23. Het feit dat het pand van eiseres een monument betreft is, naar het oordeel van de rechtbank, van belang bij de ruimtelijke beoordeling van het terras en niet bij onderhavige wijziging van de exploitatievergunning.
24. Hetgeen voor het overige door eiseres is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Conclusie
25. Uit het vorenstaande volgt dat de beroepen tegen de bestreden besluiten I en II ongegrond zijn.

26.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.