ECLI:NL:RBLIM:2021:2280

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
03/005853-99 (vordering verlenging TBS)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 maart 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, geboren in 1981, die momenteel verblijft in FPC Pompestichting te Nijmegen. De vordering tot verlenging is ingediend door het openbaar ministerie en betreft een verlenging van de TBS met verpleging van overheidswege voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft de vordering behandeld in een openbare zitting op 26 februari 2021, waar de officier van justitie, de verdachte, zijn raadsman en deskundigen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat zijn functioneren beïnvloedt. Deskundigen hebben geadviseerd om de TBS te verlengen, gezien het recidiverisico en de noodzaak voor toezicht en ondersteuning. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij is benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereist dat de terbeschikkingstelling wordt voortgezet. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de volgende stap in het behandeltraject van de verdachte een proefverlof zal zijn, waarbij de verdachte kan worden voorbereid op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de TBS in de toekomst.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd, waarbij de nadruk ligt op de noodzaak van een stevig kader voor de verdachte om hem de benodigde hulp te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/005853-99 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 12 maart 2021
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
thans verblijvende te FPC Pompestichting te Nijmegen,
hierna te noemen [verdachte] .
Raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat, kantoorhoudende te Huizen.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
- de vordering verlenging terbeschikkingstelling van de officier van justitie d.d. 13 januari 2021, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 13 januari 2021;
  • het verlengingsadvies gedateerd op 4 november 2020 van drs. B. Scholten (behandelcoördinator, GZ-psycholoog) en E.P.M.T. Brouns (psychiater, plv. hoofd van de inrichting, directeur patiëntenzorg), beiden verbonden aan de inrichting waar betrokkene verblijft;
  • de omtrent [verdachte] gehouden wettelijke aantekeningen over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 15 februari 2021;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 5 november 2020 van B. Koudstaal, klinisch psycholoog;
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 7 december 2020 van J.L.M. Dinjens, psychiater;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 3 augustus 2020, waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar is verlengd;
  • het vonnis van de rechtbank Maastricht d.d. 24 oktober 2000, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (met verpleging van overheidswege) zal verlengen voor de duur van één jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Maastricht d.d. 24 oktober 2000 is [verdachte] ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van doodslag, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
Het hiervoor genoemde delict betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 2 februari 2001.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 3 augustus 2020 met één jaar verlengd.
De officier van justitie heeft de vordering verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet ingediend binnen de daarvoor in artikel 6:6:11, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. Deze termijn is met tien dagen overschreden. Niettemin is de vordering ingediend binnen een redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6:6:11, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie is gezien de te nemen beslissing ontvankelijk in haar vordering.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 26 februari 2021. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] , zijn raadsman, en de deskundigen [naam reclasseringswerker] (reclasseringswerker) en B. Scholten (behandelcoördinator / GZ psycholoog).

3.Het standpunt van de inrichting

In het verlengingsadvies van de inrichting van 4 november 2020 is, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie. Psychotische belevingen zijn vanaf de adolescentie zichtbaar en beheersen in periodes het volledige functioneren van betrokkene. Naast de psychotische stoornis is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Binnen de structuur van de tbs komt deze problematiek tot uiting in een zwakke impuls- en emotieregulatie, een gevoeligheid voor (reactieve) stemmingswisselingen en een kwetsbare frustratietolerantie. Tot slot is er sprake van stoornissen in het gebruik van middelen, met name cocaïne en cannabis zijn problematisch en direct gerelateerd aan verslechtering van het toestandsbeeld. (pagina 1)
Het recidive risico in het geval van een voorwaardelijke beëindiging wordt als matig ingeschat. Het verleden heeft aangetoond dat betrokkene gevoelig is voor een terugval in middelengebruik en/of psychotische decompensatie, ook in een omgeving met veel vrijheden. Op deze momenten is er een stevig kader nodig om betrokkene de noodzakelijke hulp te kunnen bieden.
Indien de tbs nu zou worden beëindigd is de inschatting dat dit betrokkene zou opluchten omdat hij zijn leven zelfstandig vorm wil geven. Anderzijds garandeert het tbs-kader hem de hoge mate van noodzakelijke ondersteuning in de vorm van hulpverlening als ook het toezicht op middelengebruik. Het risico wordt als hoog ingeschat. Er wordt verwacht dat indien dit kader zou wegvallen betrokkene niet zelfstandig langdurig stabiel kan functioneren. De verwachting is dat betrokkene zichzelf zal overschatten en hij over onvoldoende copingvaardigheden beschikt om langdurig met spanningen en complexe situaties om te gaan. Hierdoor ligt zowel een terugval in middelengebruik als ook psychotische decompensatie op de loer. De delictdynamiek zal dan weer actueel worden. (pagina 13)
In het afgelopen jaar is duidelijk geworden, dat er geen sprake is van psychische destabilisatie, ondanks betrokkenes terugvallen in alcoholgebruik en de schendingen van voorwaarden (eenmaal gokken, tweemaal onbetrouwbare urinecontrole en eenmaal alcoholvrij bier kopen). Eveneens is duidelijk dat het huidige toezicht en de structuur hier een grote bijdrage aan leveren. Op de momenten dat het minder goed gaat met betrokkene doet hij een groot beroep op alle begeleidingspartijen. Positief is dat betrokkene veel in beeld is en zich laat begeleiden. Daarentegen benadrukt deze begeleidingsintensiteit ook de noodzaak van het tbs-kader.
De huidige inbedding en het medicatiegebruik bieden voldoende basis voor een proefverlofkader, hetgeen op dit moment aangevraagd wordt. Stapsgewijs kan getoetst worden of betrokkene zich kan conformeren aan noodzakelijke voorwaarden, zoals de onthouding van middelen en medicatiegebruik. (…) Als voldoende stabiliteit, toezicht en controle is bereikt, na een periode van proefverlof, kan bij een volgende verlengingszitting de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging worden overwogen. (pagina 17)
De reclassering is in overeenstemming met de kliniek. (pagina 17)
Ter zitting heeft de deskundige Scholten toegelicht dat in het rapport van de psycholoog ten onrechte is opgenomen dat met betrekking tot alcoholgebruik door [verdachte] toegewerkt zou worden naar gereguleerd gebruik. Zij benadrukt dat een algeheel verbod op middelen geldt en ook in de toekomst noodzakelijk is. Of de voorwaardelijke beëindiging volgend jaar aan de orde is ligt eraan hoe het komende jaar verloopt voor [verdachte] voor wat betreft verdere stabilisatie en het zich conformeren aan voorwaarden.
Ter zitting heeft de deskundige [naam reclasseringswerker] toegelicht dat de reclassering het standpunt van de kliniek deelt. Alcoholconsumptie is ook in de toekomst niet aan de orde. Op dit moment is de focus op de praktische overgang van transmuraal- naar proefverlof.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.

4.Het standpunt van de externe gedragsdeskundigen

In het Pro Justitia-rapport van 5 november 2020 heeft klinisch psycholoog Koudstaal geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. Koudstaal heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd:
Ondergetekende deelt de visie van de kliniek dat een voorwaardelijke beëindiging nog
niet aan de orde kan zijn. Om die stap te kunnen maken moet betrokkene steviger ingebed zijn in extern risicomanagement en moet hij bewezen hebben over langere tijd
zijn stabiliteit te kunnen behouden. Op dit moment zijn er nog teveel lacunes.
Concreet adviseert ondergetekende een verlenging van één jaar en voortzetting van de
verpleging van overheidswege. Dit jaar dient benut te worden voor de overgang naar
proefverlof en het onder stevige regie vormgeven van het benodigde risicomanagement. (pagina 36)
In het Pro Justitia-rapport van 7 december 2020 heeft psychiater Dinjens geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. Dinjens heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd:
Onderzoeker deelt de mening van kliniek en reclassering dat het, mede gezien de eerdere mislukte resocialisatiepogingen en ter bestendiging van betrokkenes huidige functioneren, het meest passend en aangewezen is, middels de koninklijke route, waaronder proefverlof, toe te werken naar afronding van de tbs-maatregel.
B
Onderzoeker adviseert uw rechtscollege derhalve de maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar en de verpleging van overheidswege te continueren.. (pagina 16)

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

[verdachte] heeft aangevoerd dat hij zich neerlegt bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen.

7.De beoordeling

De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de terbeschikkingstelling (met verpleging van overheidswege) van [verdachte] wordt verlengd.
De rechtbank verenigt zich met het verlengingsadvies van de kliniek, de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundigen en met de eensluidende rapporten van de externe deskundigen. Het recidiverisico wordt als matig tot hoog ingeschat in geval van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege danwel beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank is van oordeel dat er een stevig kader nodig is om [verdachte] , op momenten dat hij dat nodig heeft, de noodzakelijke hulp te kunnen bieden. Dit kader kan vooralsnog het beste worden geboden binnen de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de terbeschikkingstelling van [verdachte] moet worden verlengd met een termijn van één of twee jaar.
De volgende belangrijke stap in het behandeltraject van [verdachte] is het proefverlof. Het proefverlof zal benut worden om de situatie bij RIBW Arnhem sociaal en maatschappelijk gezien verder te bestendigen en om stapsgewijs te toetsen of [verdachte] zich kan conformeren aan noodzakelijke voorwaarden, zoals de onthouding van middelen en het zich houden aan de voorgeschreven medicatie. Als er na een periode van proefverlof voldoende stabiliteit, toezicht en controle is bereikt, kan volgend jaar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging worden overwogen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een termijn van één jaar noodzakelijk is en zal de vordering daartoe toewijzen.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [verdachte] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. I.E. Lemmers, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.J.L. Hermans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen