ECLI:NL:RBLIM:2021:2204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
04 8670944/CV 20-3652
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van rente en incassokosten en teruggave van tapijttegels in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is de eisende partij, S.I.S. Schoonmaak & Herstel B.V., een besloten vennootschap gevestigd te Nistelrode, in conventie een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die als kleine ondernemer wordt aangeduid. De zaak betreft een geschil over de betaling van rente en incassokosten na een fatale betalingstermijn, en in reconventie vordert de gedaagde de teruggave van tapijttegels die door S.I.S. zijn meegenomen voor tijdelijke opslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verweer van de gedaagde, dat zij gelijkgesteld moet worden met een consument, niet voldoende feitelijk onderbouwd is. De vordering van S.I.S. tot betaling van rente en incassokosten is toegewezen, omdat er sprake was van een fatale betalingstermijn. In reconventie is de vordering van de gedaagde tot teruggave van de tapijttegels toegewezen op basis van artikel 6:41 BW, waarbij de kantonrechter oordeelt dat S.I.S. de tapijttegels moet retourneren. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8670944 \ CV EXPL 20-3652
Vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S.I.S. SCHOONMAAK & HERSTEL B.V.,
gevestigd te Nistelrode,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor De Klerk Vis Niekus B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend op een bij de deurwaarder bekend adres,
in de gemeente [plaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. M. Rijnbergen.
Partijen zullen hierna S.I.S. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in 2018 waterschade gehad op haar adres. Via de verzekeraar is S.I.S. ingeschakeld. S.I.S. heeft in de periode van medio mei 2019 tot en met 11 september 2019 werkzaamheden verricht bij [gedaagde] . Ook heeft S.I.S. in die periode tapijttegels bij [gedaagde] meegenomen en bij haar bewaard.
2.2.
[gedaagde] heeft een akte van cessie ondertekend (productie 2 bij dagvaarding). In deze akte heeft [gedaagde] onder meer haar vorderingsrecht op de verzekeraar aan S.I.S. overgedragen. De btw ad € 1.460,35 is voor rekening van [gedaagde] .
2.3.
De verzekeraar heeft abusievelijk een bedrag van € 3.618,76 aan [gedaagde] overgemaakt.
2.4.
Gedurende deze procedure heeft [gedaagde] een bedrag van € 5.079,11 aan S.I.S. betaald.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
S.I.S. vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 6.329,68 (€ 5.079,11 aan hoofdsom, € 620,62 aan rente tot en met 6 juli 2020 en € 628,96 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, een en ander een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaand.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en vordert (samengevat) S.I.S. te veroordelen tot retournering van de tapijttegels dan wel een vervangende schadevergoeding van € 1.95,00 exclusief btw te betalen.
3.3.
S.I.S. voert verweer tegen de vorderingen van [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

in conventie
4.1.
Tijdens deze procedure heeft [gedaagde] de gevorderde hoofdsom voldaan, maar S.I.S. heeft haar vordering niet verminderd. Nu ook S.I.S. stelt dat de hoofdsom is betaald, heeft zij geen belang meer bij deze vordering. Deze wordt daarom afgewezen.
4.2.
In conventie gaat het daarom alleen nog maar over de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten.
S.I.S. stelt de factuur eerst aan de verzekeraar te hebben gestuurd en op 12 december 2018 aan [gedaagde] . Voor de berekening van de rente is daarom 12 december 2018 als factuurdatum aangehouden. De rente is vanaf de vervaldatum van 14 dagen na voornoemde datum verschuldigd. [gedaagde] voert aan dat S.I.S. voor onduidelijkheid over de betaling heeft gezorgd en dat zij daarom geen rente verschuldigd is.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op de factuur staat vermeld: “
Betalingen binnen 14 dagen”.Dit is een fatale betalingstermijn, zodat bij overschrijding daarvan rente verschuldigd is. Het verweer dat een en ander onduidelijk was, is onvoldoende om aan deze fatale termijn voorbij te gaan.
De gevorderde rente wordt daarom toegewezen zoals gevorderd.
4.4.
S.I.S. vordert verder betaling van buitengerechtelijke kosten op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De hoogte van het bedrag is gebaseerd op de staffel van het ‘Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten’.
4.5.
[gedaagde] voert aan dat S.I.S. enkel werkzaamheden heeft verricht ter voorbereiding van de procedure. Verder voldoet de sommatiebrief niet aan de vereisten van de jurisprudentie van de Hoge Raad omdat er een termijn van slechts vijf dagen is gegeven. [gedaagde] beroept zich op deze uitspraak en de reflexwerking voor kleine ondernemers.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat consumenten wettelijk beschermd zijn. Dit kan ook voor minder grote en kleine professionele opererende partijen gelden die materieel minder verschillen van de consument en nauwelijks qua deskundigheid en organisatie boven het consumentenniveau uitstijgen. Het is aan [gedaagde] om voldoende feitelijk te stellen op grond waarvan geoordeeld kan worden dat zij gelijk gesteld kan worden met een consument. Dit heeft [gedaagde] onvoldoende gedaan. Zij stelt enkel dat zij een kleine ondernemer is en dat de sommatie niet de door de Hoge Raad gestelde termijn bevat. Dit is niet voldoende om daar reflexwerking op te gronden.
4.7.
De verschuldigdheid wordt daaraan beoordeeld aan de hand van de eisen die gelden voor een handelspartij. Op grond van de stellingen van S.I.S. en de overgelegde stukken is de kantonrechter daarom van oordeel dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Er zijn sommaties gestuurd en partijen hebben inhoudelijk gediscussieerd over de vordering. De gevorderde incassokosten worden daarom toegewezen
in reconventie
4.8.
In reconventie vordert [gedaagde] retournering van de tapijttegels dan wel de vervangingswaarde daarvan. Zij stelt zich op het standpunt dat de hoofdsom inmiddels is betaald, zodat S.I.S. niet langer in de positie is om de tapijttegels onder zich te houden.
In de correspondentie is telkens gesproken over retourneren en dit impliceert dat S.I.S. deze naar [gedaagde] moet brengen. Zij heeft ze immers ook opgehaald.
4.9.
S.I.S. stelt de tapijttegels terecht onder zich te hebben gehouden. Zij heeft al eerder aangegeven dat deze opgehaald kunnen worden zodat de vordering onnodig is ingesteld. Deze zijn destijds op verzoek van [gedaagde] meegenomen voor tijdelijke opslag en S.I.S. heeft hiermee niet ten gunste van zichzelf gehandeld.
4.10.
Zoals uit de stellingen van partijen blijkt staat niet ter discussie dat de tapijttegels terug kunnen of terug moeten naar [gedaagde] . De discussie bestaat eruit of deze opgehaald of door S.I.S. geretourneerd moeten worden en wie daarvan de kosten moet dragen. Het gaat uiteindelijk om specifieke tapijttegels zoals S.I.S. die als bewaarneemster onder zich heeft genomen. S.I.S. dient die dan ook op de voet van artikel 6:41 BW te retourneren.
in conventie en in reconventie
4.11.
De kantonrechter ziet geen aanleiding partijen toe te laten tot verdere bewijslevering.
4.12.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing in conventie en in reconveentie

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan S.I.S. te betalen een bedrag van € 1.249,58, vermeerderd met de contractuele rente over € 5.079,11 vanaf 7 juli 2020 tot aan de dag van betaling van dit bedrag, een en ander een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaand,
in reconventie
5.2.
veroordeelt S.I.S. om binnen een termijn van 14 dagen na heden de tapijttegels aan [gedaagde] te retourneren,
in conventie en in reconventie
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: