ECLI:NL:RBLIM:2021:2203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
04 8918862/CV 20-6660
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 maart 2021 uitspraak gedaan over een geschil tussen de stichting Stichting Wonen Limburg en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. De eiser, Stichting Wonen Limburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.991,70 tot en met 3 januari 2021. De gedaagde partij, de bewindvoerder, erkende de achterstand maar betwistte de verschuldigdheid van proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij een regeling had kunnen treffen voordat de gerechtelijke procedure werd gestart. Aangezien deze mogelijkheid niet is benut, werden de vorderingen van de eiser toegewezen. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst, veroordeelde de gedaagde tot ontruiming van de woning en tot betaling van de achterstallige huur en bijkomende kosten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8918862 \ CV EXPL 20-6660
Vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2021
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[bewindvoerder] h.o.d.n. [naam bewindvoeringskantoor] ten deze in zijn/haar hoedanigheid van de bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek met daarin een wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onderbewindgestelde] huurt van eisende partij de woning aan [adres] .
2.2.
Gedaagde partij is de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] .
2.3.
Er is een achterstand in de betaling van de huur ontstaan. Tot en met 3 januari 2021 bedraagt de achterstand € 2.991,70.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat en na wijziging van eis – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en betaling van € 3.508,75, vermeerderd met rente en kosten. Verder vordert eisende partij betaling van een bedrag van € 546,33 per maand met ingang van 1 februari 2021 tot aan de ontruiming.
3.2.
Gedaagde partij erkent de gestelde achterstand althans betwist deze niet. Er is getracht een regeling te treffen, maar eisende partij heeft dit niet geaccepteerd. Op 12 januari 2021 is nog een bedrag van € 300,00 betaald. Gedaagde partij betwist de verschuldigdheid van proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het over de vraag of de huurovereenkomst ontbonden moet worden en of gedaagde partij veroordeeld moet worden tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de gevorderde bedragen. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Daarvoor is het volgende van belang.
4.2.
Gedaagde partij heeft een achterstand in de betaling van de huur laten ontstaan. Volgens gedaagde partij is deze achterstand ontstaan omdat [onderbewindgestelde] een tijdje zonder inkomen heeft gezeten. Deze situatie komt voor rekening en risico van gedaagde partij c.q. [onderbewindgestelde] , hoe vervelend ook.
4.3.
Het laten ontstaan van een achterstand zoals in deze zaak levert een tekortkoming in de nakoming op zodat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de huurovereenkomst worden daarom toegewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot betaling van het gevorderde bedrag van € 3.508,75 zoals bij repliek uiteengezet. Gedaagde partij stelt nog een bedrag van € 300,00 betaald te hebben, maar legt daarvan geen bewijs over. Met deze betaling kan daarom vooralsnog geen rekening worden gehouden.
4.4.
Eisende partij vordert verder vergoeding van de incassokosten ad € 421,43 en de daarover verschuldigde btw ad € 88,50. Ook deze kosten kunnen worden toegewezen, nu aan de vereisten voor toewijzing is voldaan. Aan gedaagde partij is namelijk op 2 november 2020 de zogenoemde 14-dagenbrief gestuurd, terwijl ook de hoogte van het bedrag overeenkomt met de daarvoor geldende tarieven.
Ook de gevorderde rente wordt toegewezen zoals gevorderd. Er is verzuim ingetreden en volgens de wet is dan wettelijke rente verschuldigd.
4.5.
Gedaagde partij voert verder het verweer dat het niet terecht is dat zij de proceskosten van eisende partij moet dragen. Dit verzwaart de schuld alleen maar. Gedaagde partij verwijst ook naar de e-mail van 4 december 2020 waarin de deurwaarder aangeeft geen regeling te kunnen treffen en vraagt om na vonniswijzing weer contact op te nemen. Eisende partij heeft in deze procedure aangegeven dat zij – weliswaar onder verband van vonnis – wel een regeling wil treffen. De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij daarom eerst een regeling had kunnen treffen en pas bij het niet nakomen daarvan de gerechtelijke procedure moeten starten. Als de regeling wel goed was nagekomen, dan waren gedaagde partij de proceskosten bespaard, maar deze mogelijkheid is nu niet benut. De kantonrechter zal daarom de proceskosten compenseren. Dit houdt in dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.6.
Nu eisende partij, zoals hiervoor al is vermeld, zich bereid heeft verklaard een regeling te treffen gaat de kantonrechter ervan uit dat eisende partij zich aan dit aanbod houdt.
4.7.
De kantonrechter zal verder dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning c.a. te [plaats] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met personen en zaken te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.508,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.991,70 vanaf 11 februari 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 546,33 per maand of gedeelte van een maand, ingaande februari 2021 tot aan het tijdstip van de ontruiming, zulks onder voorbehoud van eventuele (wettelijk) toegestane huurverhogingen,
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG