ECLI:NL:RBLIM:2021:2197

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
04 8720582/CV 20-4218
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak over betalingsverkeer en incassokosten tussen verhuurder en huurder

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Wonen Limburg, eisende partij, en een gedaagde partij die een woning huurt. De eisende partij vorderde betaling van € 760,03, bestaande uit € 657,10 aan hoofdsom en € 102,93 aan incassokosten, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij voerde verweer, onder andere met de stelling dat de eisende partij niet haar contractspartij was en dat Ista Nederland BV niet gerechtigd was om facturen te sturen. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat zij Ista Nederland BV had gemachtigd om het betalingsverkeer af te wikkelen. De kantonrechter wees de vordering toe, ondanks de financiële omstandigheden van de gedaagde partij, en veroordeelde deze tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8720582 \ CV EXPL 20-4218
Vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2021
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G. Tajjiou.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt van eisende partij de woning aan de [adres] in [plaats] . Eisende partij is de rechtsopvolger van Bouwvereniging Weert.
2.2.
Ista Nederland BV heeft voorschotfacturen voor de levering van energie aan gedaagde partij gestuurd. Deze zijn tot een bedrag van € 657,10 niet betaald.
2.3.
Gedaagde partij heeft op dit moment geen inkomen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 760,03 (€ 657,10 aan hoofdsom en € 102,93 aan incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vorder betaling van de voorschotnota’s en de incassokosten. Gedaagde partij voert een aantal verweren. Die verweren worden hierna besproken.
Is eisende partij de contractuele wederpartij?
4.2.
In de conclusie van antwoord betwist gedaagde partij dat eisende partij haar contractspartij is. De huurovereenkomst is namelijk gesloten met Wonen Weert. Bij repliek geeft eisende partij een toelichting op dit verweer. De kantonrechter constateert dat gedaagde partij dit verweer niet meer herhaalt zodat hij ervan uitgaat dat dit niet langer een issue is.
Is eisende partij gerechtigd om facturen te sturen?
4.3.
Gedaagde partij voert aan dat niet is aangetoond dat Ista gerechtigd was om facturen te sturen. Dit betekent dat gedaagde partij nooit door eisende partij in gebreke is gesteld en dat eisende partij ook nooit aan gedaagde partij de gelegenheid heeft geboden om de facturen te betalen.
4.4.
Eisende partij stelt dat zij Ista Nederland heeft gemachtigd om de afwikkeling van het betalingsverkeer met betrekking tot de warmte in haar complex te verzorgen. Dit houdt in dat Ista Nederland BV de voorschotten, termijnnota’s en eindafrekeningen factureert. Ista Nederland BV draagt tevens zorg voor de plaatsing van warmtemeters, de registratie van de meterstanden, het onderhoud van de meters en het opstellen van individuele afrekeningen. Als productie 3 bij dagvaarding legt eisende partij een brief d.d. 1 juni 2016 van Ista Nederland BV aan gedaagde partij over. In deze brief meldt Ista Nederland BV dat eisende partij een samenwerking met Ista Nederland is aangegaan en dat gedaagde partij voortaan het maandelijkse voorschot aan Ista Nederland BV betaalt. Verder is een doorlopende SEPA machtiging overgelegd.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij heeft aangetoond dat zij met Ista Nederland BV een overeenkomst heeft gesloten, waarbij zij Ista Nederland BV heeft gemachtigd om onder andere betalingen te incasseren. Dit is ook aan gedaagde partij medegedeeld en gelet op de afgegeven SEPA machtiging houdt de kantonrechter het ervoor dat er vanaf 1 juni 2016 voorschotbedragen bij gedaagde partij geïncasseerd zijn. De overeenkomst waarbij Ista Nederland BV gemachtigd is, is gesloten tussen die partijen. De kantonrechter ziet daarom niet in waarom eisende partij de aan Ista Nederland BV verleende machtiging in de procedure moet brengen. Dit is namelijk iets tussen eisende partij en Ista Nederland BV.
4.6.
Bij dupliek voert gedaagde partij nog aan dat niet blijkt dat eisende partij Ista Nederland BV een machtiging heeft gegeven om in rechte op te treden. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat gedaagde partij met dit verweer bedoeld. Ista Nederland BV treedt namelijk niet in rechte op. Eisende partij is in deze de partij die in rechte als formele procespartij optreedt.
Hoogte van de vordering
4.7.
Gedaagde partij voert aan dat de voorschotnota’s van hoogte wisselen en dat niet is aangetoond dat deze voorschotten al opeisbaar zijn.
4.8.
Eisende partij stelt dat de hoogte van het voorschotbedrag wisselt aan de hand van het stookgedrag van gedaagde partij. Hiermee wordt voorkomen dat gedaagde partij met een hoge eindafrekening wordt geconfronteerd.
4.9.
Eisende partij heeft bij de alle voorschotfacturen overgelegd. Niet blijkt dat tegen de hoogte daarvan eerder dan in deze procedure bezwaar is gemaakt. Evenmin is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de wisselende bedragen aanleiding voor gedaagde partij aanleiding zijn geweest om deze niet te betalen. Verder vindt de kantonrechter de uitleg van eisende partij helder en is dit bij dupliek ook niet weersproken. Daarbij kan in het midden blijven of het voorschot correct is, afgezet tegen het daadwerkelijk verbruik. Het mag immers als bekend verondersteld worden dat het daadwerkelijk verbruik gecorrigeerd wordt bij de eindafrekening.
De voorschotnota’s vermelden een betalingstermijn. Deze is overschreden zodat verzuim is ingetreden.
Betalingsonmacht
4.10.
Gedaagde partij geeft aan op dit moment niet over inkomen te beschikken en wenst daarom een betalingsregeling te treffen ofwel uitstel van betaling te krijgen.
Hoewel de kantonrechter oog heeft voor de financiële omstandigheden van gedaagde partij, liggen deze omstandigheden in de risicosfeer van gedaagde partij. Deze staan aan toewijzing van de vordering niet in de weg. Het is aan partijen zelf om een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft hiermee geen bemoeienis en een dergelijke regeling kan ook niet via de rechter worden afgedwongen.
Overige vorderingen
4.11.
Eisende partij vordert verder in de eerste plaats vergoeding van incassokosten. Deze kunnen worden toegewezen omdat aan de vereisten voor toewijzing is voldaan. Op 12 maart 2010 is namelijk de vereiste 14-dagenbrief gestuurd, terwijl ook de hoogte van het gevorderde bedrag in overeenstemming is met daarvoor geldende tarieven.
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over € 760,03 vanaf de dag van de dagvaarden wordt toegewezen. Gedaagde partij is deze rente volgens de wet verschuldigd.
4.13.
Gedaagde partij heeft geen bewijs van zijn stellingen aangeboden en de kantonrechter ziet ook geen aanleiding gedaagde partij ambtshalve toe te laten tot bewijslevering
4.14.
Gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,99 (BRP slechts eenmaal toegewezen)
  • griffierecht 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 852,99
4.15.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 760,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 852,99,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: