ECLI:NL:RBLIM:2021:2153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
04 8873272/CV 20-6035
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na levering en plaatsing van zonnepanelen met verweer over financiering en gebrekkige prestatie

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde G.H.W. Puts van Zuyd Incasso, betaling van een bedrag van € 8.730,95 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering en plaatsing van 23 zonnepanelen, die op 10 mei 2019 zijn geplaatst. De gedaagde partij heeft de factuur van € 7.744,00 niet betaald en stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder de voorwaarde van een duurzaamheidslening van de provincie, die niet is verstrekt. De gedaagde partij heeft een betalingsregeling voorgesteld, maar deze is niet nagekomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de zonnepanelen zijn geplaatst. De gedaagde partij heeft erkend dat hij de vordering niet betwist, maar stelt dat hij is misleid over de financiering. De rechter oordeelt dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat de eisende partij niet verantwoordelijk is voor de niet-verstrekking van de lening. De rechter wijst de vordering van de eisende partij toe, inclusief de gevorderde incassokosten en rente, en veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten.

Het vonnis is uitgesproken op 10 maart 2021 door mr. H.H. Dethmers en is uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8873272 \ CV EXPL 20-6035
Vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2021
in de zaak van:
[eiser],
zaakdoende te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde G.H.W. Puts, Zuyd Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] , [plaats] ,
correspondentieadres: [adres] , [plaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft op 27 maart 2019 een aanvraag gedaan bij eisende partij voor de plaatsing van zonnepanelen. Er heeft een adviesgesprek plaatsgevonden dat heeft geresulteerd in een offerte d.d. 11 april 2019.
2.2.
Partijen e-mailen vervolgens over en weer met elkaar en op 17 april 2019 komen partijen de plaatsing van 23 zonnepanelen voor een bedrag van € 6.400,00 exclusief btw overeen.
2.3.
De zonnepanelen zijn op 10 mei 2019 geplaatst. Bij factuur van 12 mei 2019 wordt een bedrag van € 7.744,00 inclusief btw in rekening gebracht. Gedaagde partij betaalt niet.
2.4.
Op 14 mei 2019 wordt de omvormer gewisseld omdat deze defect is.
2.5.
Bij e-mail van maart 2020 stelt gedaagde partij een betalingsregeling van € 500,00 per maand voor. Bij brief van 1 april 2019 bevestigt eisende partij deze betalingsregeling. Bij brief van 20 april 2019 laat eisende partij weten dat niet aan de regeling is voldaan zodat deze is komen te vervallen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 8.730,95 (€ 7.744,00 aan hoofdsom, € 224,55 aan wettelijke rente, € 629,92 aan incassokosten en de btw daarover ad € 132,28), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Eisende partij legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde partij opdracht heeft gegeven voor de levering van 23 zonnepanelen tegen een bedrag van € 6.400,00 exclusief btw. De opdracht is uitgevoerd zodat gedaagde partij de factuur moet betalen. Het vragen om een betalingsregeling impliceert een erkenning van de vordering.
Eisende partij betwist dat zij zou zorgdragen voor een duurzaamheidslening en dat zij de omvormer op afstand heeft uitgezet. Dit laatste is technisch onmogelijk.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen in de veronderstelling dat de provincie subsidie zou verstrekken. Gedaagde partij had zelf niet de financiële middelen om € 7.744,00 te betalen. Eisende partij heeft gedaagde partij niet goed voorgelicht want de provincie heeft de lening niet verstrekt. Eisende partij had moeten wachten totdat er zekerheid was over de lening.
Gedaagde partij heeft een betaalafspraak gemaakt, maar door corona heeft gedaagde partij niet kunnen betalen. Hij heeft als zelfstandige een uitkering ontvangen, maar heeft toch een flink omzetverlies geleden.
Het systeem is op afstand uitgezet zodat geen stroom meer wordt terug geleverd.
Gedaagde partij stelt tot slot voor een bedrag van € 4.000,00 tegen finale kwijting te betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen bestaat geen discussie dat tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de zonnepanelen ook zijn geplaatst. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij een betalingsregeling heeft voorgesteld. Hiermee erkent gedaagde partij impliciet de vordering.
4.2.
In deze procedure voert gedaagde partij aan dat hij is misleid en dat hij niet goed is voorgelicht over de lening van de provincie. Gedaagde partij onderbouwt echter niet wat de rol van eisende partij hierin was. In de conclusie van antwoord stelt gedaagde partij namelijk dat hij zelf de aanvraag bij de provincie zou doen. Gedaagde partij geeft echter niet aan waarom de lening niet is verstrekt en of dit aan eisende partij te wijten is. Bij dupliek legt gedaagde partij een e-mail over van de heer [naam] van [administratiekantoor] . Uit deze e-mail blijkt dat er een btw-nummer wordt aangevraagd en dat hij een e-mail van eisende partij heeft ontvangen. Ook deze e-mail is geen bewijs voor het verweer dat gedaagde partij door eisende partij is misleid.
4.3.
Verder stelt gedaagde partij dat de installatie niet werkt en dat de installatie op afstand is uitgezet. Ook voor dit verweer ontbreekt een onderbouwing. Eisende partij betwist bovendien dat het mogelijk is om op afstand de installatie uit te zetten. Dit heeft gedaagde partij niet betwist. Het verweer van gedaagde partij wordt daarom ook van de hand gewezen.
4.4.
Bij dupliek voert gedaagde partij aan dat hij – indien de vordering wordt toegewezen – een vergoeding wil zien van € 1.000,00 en dat eisende partij ervoor moet zorgen dat de omvormer door een collega installateur werkend wordt gemaakt. Voor zover dit als een eis in reconventie (tegeneis) moet worden aangemerkt, is deze te laat ingesteld. Een dergelijke tegeneis moet immers volgens de wet bij conclusie van antwoord worden ingediend.
4.5.
Omdat het verweer van gedaagde partij is verworpen, kan de vordering van eisende partij worden toegewezen. De zonnepanelen zijn immers geplaatst volgens de gegeven opdracht en gedaagde partij moet daarvoor betalen. Dat gedaagde partij nu niet de financiële mogelijkheden heeft omdat zijn omzet door de corona-crisis is weggevallen, staat aan toewijzing van de vordering niet in de weg. De vordering dateert immers geruime tijd van voor het ontstaan van deze crisis.
4.6.
Ook de gevorderde incassokosten en rente kunnen worden toegewezen. De rente is immers verschuldigd op basis van de wet omdat er te laat is betaald en daardoor verzuim is ingetreden. Voor de incassokosten geldt dat de vereiste 14-dagenbrief is gestuurd (productie III bij dagvaarding. Dit houdt in dat gedaagde partij ten minste een termijn van 14 dagen krijgt waarbinnen betaald kan worden.
4.7.
Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 100,89
  • griffierecht 236,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 958,89
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 8.730,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.744,00 vanaf 26 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 958,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
5.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: