beiden totdat in de, binnen twee maanden na de datum van het in dezen te wijzen vonnis
aanhangig te maken bodemprocedure, onherroepelijk door de rechter is geoordeeld over de
nietigheid en/ of vernietigbaarheid van dat besluit;
II. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] verbiedt om enige handeling te verrichten tot
uitvoering van dat ontslagbesluit, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-
per (gedeelte van een) dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met
een maximum van €500.000,-;
III. [gedaagde sub 1] beveelt om binnen drie werkdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de (her)inschrijving van [eiser] als bestuurder van [gedaagde sub 1] in het Handelsregister, met als ingangsdatum 12 november 2020, met de bepaling dat [gedaagde sub 1] de schorsing van [eiser] als bestuurder vanaf 12 november 2020 kan inschrijven in het Handelsregister, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per (gedeelte van een) dag tot een maximum van € 50.000,- dat [gedaagde sub 1] hiermee in gebreke blijft;
IV. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [eiser] te voldoende kosten van deze procedure en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de datum waarop deze termijn verstrijkt tot aan de dag der algehele voldoening, en;
V. gedaagden hoofdelijk, met dien verstande dat de een betalende de ander voor dat deel van de betaling zal zijn bevrijd, veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [eiser] te voldoen de nakosten.