ECLI:NL:RBLIM:2021:2075

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/03/288719 / KG ZA 21-71
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot heraansluiting op nutsvoorzieningen en beëindiging permanente bewoning in chalet op vakantiepark

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en Comfort Parcs Weert B.V. De eiseres vorderde heraansluiting op de nutsvoorzieningen (gas, water, elektriciteit) voor haar chalet op een vakantiepark, nadat Comfort Parcs haar had afgesloten. De rechtbank oordeelde dat de eiseres spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien zij zonder nutsvoorzieningen zat. De rechtbank wees de vordering tot heraansluiting gedeeltelijk toe, omdat Comfort Parcs het chalet van de eiseres inmiddels weer had aangesloten op de nutsvoorzieningen. De rechtbank oordeelde echter dat Comfort Parcs de eiseres aangesloten moest houden op de nutsvoorzieningen tot de start van het recreatieseizoen 2021, en legde een dwangsom op voor het geval zij hier niet aan voldeed.

In reconventie vorderde Comfort Parcs dat de rechtbank zou oordelen dat de eiseres het chalet niet langer permanent mocht bewonen, omdat dit in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de eiseres op dat moment permanent in het chalet woonde, en wees de vordering in reconventie af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.M.P. Drijkoningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/288719 / KG ZA 21-71
Vonnis in kort geding van 9 maart 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.A.J. van der Leeuw,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMFORT PARCS WEERT B.V. H.O.D.N. IJZERENMAN,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S. Boes.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Comfort Parcs genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2021,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie.
  • de mondelinge behandeling,
  • de bij aanvang van de mondelinge behandeling ingediende schriftelijke wijziging van eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 12 augustus 2009 heeft [eiseres] het appartementsrecht in eigendom verkregen, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van een kavel grond bestemd voor het plaatsen van een chalet of recreatiewoning, kadastraal bekend [kadastrale gegevens] (hierna: het perceel).
2.2.
Het perceel bevindt zich op een vakantiepark/camping. De exploitatie daarvan is op dit moment in handen van Comfort Parcs.
2.3.
Tot en met in ieder geval maart 2020 woonde [eiseres] permanent in een chalet op het perceel.
2.4.
Bij besluit van 20 maart 2019 heeft de gemeente Weert - naar aanleiding van een door Comfort Parcs ingediend handhavingsverzoek - [eiseres] gelast om het gebruik van het perceel en het chalet voor wonen, binnen drie maanden te beëindigen en beëindigd te houden onder oplegging van een dwangsom van € 5.000,- per week met een maximum van € 30.000,-.
2.5.
Op 17 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank het primaire besluit van de gemeente geschorst en, vanwege omstandigheden aan de zijde van [eiseres] , bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat [eiseres] tot 1 april 2020 het chalet recreatief mag blijven gebruiken (dus niet voor permanente bewoning). De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat er vanuit wordt gegaan dat ook van [eiseres] een actieve houding mag worden verwacht bij het vinden van een alternatief hoofdverblijf.
2.6.
Op 31 december 2020 berichtte Comfort Parcs per e-mailbericht aan [eiseres] dat met ingang van de volgende dag het water zou worden afgesloten voor de duur van veertien dagen.
2.7.
Bij brief van 15 februari 2021 heeft [eiseres] aan Comfort Parcs verzocht om [eiseres] met onmiddellijke ingang weer aan te sluiten en aangehouden te houden op het waterleidingnetwerk.
2.8.
Comfort Parcs heeft aan deze sommatie geen, althans niet tijdig, gevolg gegeven.
Daarop heeft [eiseres] dit spoed kortgeding aanhangig gemaakt. Dit vormde voor Comfort Parcs aanleiding om kort voor de behandeling daarvan het chalet van [eiseres] wederom op het waterleidingnetwerk aan te sluiten.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Comfort Parcs te veroordelen om [eiseres] per omgaande aan te sluiten op de nutsvoorzieningen (gas, water, elektriciteit) en haar aangesloten te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag dat zij nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,-;
II. Comfort Parcs te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiseres] - kort samengevat - het volgende aan. Comfort Parcs heeft aan het verzoek om [eiseres] weer aan te sluiten op het waterleidingnetwerk geen gehoor gegeven. Gelet daarop ziet zij zich (wederom) genoodzaakt om Comfort Parcs in rechte te betrekken. Aangezien Comfort Parcs bij herhaling overgaat tot het afsluiten van de nutsvoorziening van [eiseres] verzoekt [eiseres] tevens om Comfort Parcs op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het aangesloten houden van [eiseres] op de nutsvoorzieningen.
3.3.
Comfort Parcs voert verweer. [eiseres] is inmiddels weer aangesloten op de nutsvoorziening, zodat zij geen (spoedeisend) belang meer heeft bij het kort geding. De reden dat Comfort Parcs het volledige park heeft afgesloten van water is gelegen in de zeer strenge vorst die recent heeft plaatsgevonden, waarbij waterbedrijven hebben geadviseerd om de leidingen af te sluiten vanwege het risico op bevriezing van de leidingen. Aangezien permanente bewoning in de periode 1 november tot 1 april van ieder seizoen niet is toegestaan kan Comfort Parcs de watervoorziening ook zonder gevolgen afsluiten. Comfort Parcs kon niet voorzien dat [eiseres] , die er illegaal permanent verblijft, daardoor zonder water zou komen zitten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Comfort Parcs vordert - na schriftelijke eiswijziging - dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: oordeelt dat [eiseres] het recreatiechalet aan de [adres] te [plaats] en het kadastraal perceel [kadastrale gegevens] , primair per 1 maart 2021, respectievelijk subsidiair per 1 november 2021, althans een in goede justitie te bepalen termijn, niet langer in strijd met het bestemmingsplan zal bewonen, dan wel niet buiten de toegestane periode recreatief zal gebruiken, onder last onder dwangsom van
€ 5.000,- per week, met een maximum van € 30.000,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
4.2.
Comfort Parcs legt aan die vordering - kort samengevat - het volgende ten grondslag. [eiseres] verblijft buiten het recreatieseizoen (van 1 november tot 1 april) illegaal op het park. De gemeente controleert regelmatig op het park of er mensen recreatief verblijven tijdens de periode dat verblijf niet is toegestaan. Comfort Parcs wenst geen enkel risico te lopen op bestuursrechtelijke handhaving door de gemeente. [eiseres] moet de permanente bewoning van het chalet dan ook staken en gestaakt houden.
4.3.
[eiseres] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de spoedeisendheid volgt uit de aard van het gevorderde: heraansluiting van de nutsvoorzieningen ten behoeve van het chalet. Het enkele feit dat Comfort Parcs, zoals zij stelt (vlak voordat het kort geding diende) het chalet weer heeft aangesloten op de watervoorzieningen, neemt het conflict tussen partijen en daarmee ook het spoedeisende karakter van de verzochte voorziening niet weg.
Strijd met de goede procesorde?
5.2.
Comfort Parcs heeft aangevoerd dat [eiseres] heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde. Aan die stellingen heeft Comfort Parcs verder geen consequenties verbonden voor de vorderingen. De voorzieningenrechter zal dit verweer bij gebrek aan voldoende onderbouwing passeren.
Heraansluiting op de nutsvoorzieningen
5.3.
De voorzieningenrechter komt toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil. [eiseres] vordert allereerst om Comfort Parcs te veroordelen om haar per omgaande aan te sluiten op de nutsvoorzieningen. Niet in geschil is dat [eiseres] door Comfort Parcs in ieder geval per de datum van de mondelinge behandeling weer is aangesloten op de nutsvoorzieningen. Gelet daarop heeft [eiseres] geen belang meer bij dit deel van haar vordering, zodat dit wordt afgewezen.
Aangesloten houden op de nutsvoorzieningen
5.4.
[eiseres] vordert daarnaast om Comfort Parcs, op straffe van een dwangsom, te veroordelen tot het aangesloten houden van [eiseres] op de nutsvoorzieningen (gas, water, elektriciteit). De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.5.
Evident is – en dat lijkt tussen partijen ook niet in geschil – dat Comfort Parcs gedurende het recreatieseizoen (omstreeks april tot november) de nutsvoorzieningen van het chalet van [eiseres] zonder een legitieme reden, zoals bijvoorbeeld incidentele onderhoudswerkzaamheden of andere incidentele omstandigheden die een (kortdurige) afsluiting rechtvaardigen zoals zeer strenge vorst, niet mag afsluiten.
5.6.
Comfort Parcs lijkt zich op het standpunt te stellen dat dit anders is voor wat betreft de periode buiten het recreatieseizoen (van november tot april). De voorzieningenrechter volgt Comfort Parcs niet in dat standpunt. Ook in die periode staat het Comfort Parcs naar het oordeel van de voorzieningenrechter in beginsel niet vrij om de nutsvoorzieningen van het chalet zonder legitieme reden zoals bovenstaand omschreven, af te sluiten. Gedurende die periode is bewoning op het park weliswaar niet toegestaan, maar het is [eiseres] gedurende die periode echter wel toegestaan om incidenteel het park en haar chalet te betreden, bijvoorbeeld voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan het chalet en of de omliggende tuin. Daarnaast is niet ondenkbaar dat Comfort Parcs met de afsluiting van de nutsvoorzieningen gedurende die periode schade toebrengt aan de eigendom van derden, zoals de eigenaren van de appartementsrechten, waaronder [eiseres] .
5.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank op 17 september 2019 dienovereenkomstig heeft geoordeeld. In r.o. 12 van de uitspraak van 17 september 2019 heeft zij immers als volgt overwogen:
Ten aanzien van de (financiële) belangen van Comfort Parcs overweegt de voorzieningenrechter dat belanghebbende(Comfort Parcs, toevoeging voorzieningenrechter)ook in de winter het licht, gas en elektra van verzoekster ([eiseres] , toevoeging voorzieningenrechter) niet (langdurig) mag afsluiten en dat kosten hiervoor bij verzoekster in rekening kunnen worden gebracht.
5.8.
[eiseres] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat Comfort Parcs desondanks de watervoorziening van het chalet per 1 januari 2021 voor een langere periode (tot vlak voor de mondelinge behandeling van dit kort geding) heeft afgesloten. geoordeeld wordt dat deze handelwijze strijdig is met bovengenoemd oordeel van de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht, welk oordeel door de voorzieningenrechter (zoals bovenstaand overwogen) wordt onderschreven. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het treffen van een voorlopige voorziening op straffe van een dwangsom voor de periode tot aan de start van het recreatieseizoen 2021, in die zin dat Comfort Parcs het chalet van [eiseres] gedurende die periode aangesloten moet houden op de nutsvoorzieningen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum weergegeven.
5.9.
Niet in geschil is dat [eiseres] de gasvoorzieningen ten behoeve van het chalet rechtstreeks afneemt van een derde partij en voor de aansluiting daarvan en het aangesloten blijven op de gasvoorziening niet afhankelijk is van Comfort Parcs. Het deel van de vordering van [eiseres] dat ziet op de gasvoorzieningen wordt daarom afgewezen.
5.10.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beoordeling in reconventie

Spoedeisend belang

6.1.
Allereerst moet beoordeeld worden of Comfort Parcs voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vraag bevestigend kan worden beantwoord. Comfort Parcs stelt zich immers op het standpunt dat [eiseres] nog steeds illegaal permanent in het chalet woont. Met haar vordering wenst Comfort Parcs daaraan een einde te maken. Dit allereerst om te voorkomen dat de gemeente aan Comfort Parcs - vanwege die gestelde illegale permanente bewoning - een boete aan Comfort Parcs zal opleggen en om precedentwerking naar andere bewoners van het park te voorkomen. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
De inhoudelijke beoordeling
6.2.
De voorzieningenrechter komt toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering. Vooropgesteld wordt dat [eiseres] ingevolge het bestemmingsplan en de planregels niet permanent mag wonen in het chalet. Verder staat vast dat [eiseres] volgens de toepasselijke regelgeving buiten het recreatieseizoen (van begin november tot april) niet permanent mag wonen in het chalet.
6.3.
Comfort Parcs stelt dat [eiseres] op dit moment desondanks permanent verblijft in het chalet. Die stelling is door [eiseres] weersproken; zij stelt dat zij al sinds april 2020 - overeenkomstig het oordeel van de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht - niet meer permanent in het chalet woont. Daarnaast stelt zij dat zij op dit moment inwoont bij haar zus en daar ook staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Comfort Parcs heeft haar stelling dat [eiseres] op dit moment het chalet wel permanent bewoont niet nader onderbouwd. De enkele blote stelling dat haar nutsvoorzieningenverbruik wijst op permanente bewoning is daartoe onvoldoende. [eiseres] heeft gesteld dat haar honden momenteel wel verblijven in het chalet. Gelet op die stelling van [eiseres] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zeker niet uitgesloten dat [eiseres] het chalet op dit moment - in strijd met de regelgeving - nog steeds zodanig gebruikt dat sprake is van hoofdverblijf in het chalet.
Ten overvloede wordt overwogen dat indien en voor zover daarvan sprake is, [eiseres] een einde dient te maken aan dat gebruik van het chalet voor permanente bewoning.
Nu evenwel in deze procedure niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiseres] op dit moment daadwerkelijk permanent in het chalet woont, moet de vordering in reconventie worden afgewezen.
6.4.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt Comfort Parcs om het chalet van [eiseres] op de nutsvoorzieningen (water en elektriciteit) aangesloten te houden voor de periode vanaf datum vonnis tot aan de start van het recreatieseizoen 2021,
7.2.
veroordeelt Comfort Parcs om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op
9 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: KB