Uit de stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder laat het stelselmatig – en al jarenlang - na om belangrijke zaken voor [minderjarige] te regelen. Zonder de herhaaldelijke en stevige inzet van derden, zoals pleegzorgwerkers en de pleegouders, lukt het de moeder niet om haar toestemming te geven voor zaken die [minderjarige] betreffen of om zelf (financiële) zaken voor [minderjarige] te regelen. Indien de moeder uiteindelijk haar toestemming verleend heeft of (financiële) zaken geregeld heeft voor [minderjarige] , is veel tijd verstreken. De moeder is een half jaar lang zelfs in het geheel niet bereikbaar geweest voor hulpverleners, [minderjarige] , of de pleegouders waardoor er in die periode helemaal niets voor [minderjarige] geregeld kon worden. De rechtbank acht het triest dat het telkens zoveel moeite moet kosten om de noodzakelijke medewerking van de moeder te verkrijgen. De rechtbank heeft de indruk dat bij de moeder niet zozeer sprake is van onwil, maar wel van onmacht. De rechtbank vindt het tekenend dat de moeder zich in deze procedure niet verweerd heeft en niet ter zitting is verschenen, terwijl zij het volgens [minderjarige] niet eens is met het verzoek. Ook op dit punt heeft zij het dus laten afweten.
Door het handelen van de moeder lopen zaken die belangrijk zijn voor [minderjarige] voortdurend vertraging op. Dit maakt dat hij vast loopt in zijn ontwikkeling. Zo heeft [minderjarige] een half jaar moeten wachten tot hij met voor hem nodige therapie kon starten en was het voor hem niet mogelijk om te starten met rijlessen. Op dit moment staat [minderjarige] op een belangrijk keerpunt in zijn leven en voor het nemen van stappen richting zijn volwassenheid. Juist nu moeten daarom zonder dralen belangrijke zaken geregeld kunnen worden, zoals bijvoorbeeld [minderjarige] vervolgopleiding en de financiering daarvan, zodat hij in zijn ontwikkeling richting volwassenheid niet stil komt te staan.
Een en ander heeft bovendien een flinke weerslag op het functioneren van [minderjarige] . Niet alleen wordt hij hierdoor belemmerd in praktische zin: zo heeft hij een heel schooljaar lang geen laptop en fiets tot zijn beschikking gehad en heeft hij geen toegang gehad tot zijn spaargeld en geen bankrekening, maar met name levert het telkens uitblijven van moeders toestemming voor [minderjarige] heel veel onzekerheid op. [minderjarige] heeft weliswaar inmiddels therapie gevolgd die hem sterker en zelfstandiger heeft gemaakt, maar de pleegouders maken mee dat [minderjarige] telkens een terugslag krijgt zodra hij afhankelijkheid van de moeder ervaart. Hij slaapt dan nauwelijks, wil niet eten en het lukt hem niet zich te concentreren op school.
Vanwege het feit dat de moeder het voortdurend laat afweten haar toestemming voor zaken betreffende [minderjarige] te geven, staat ook de plek van [minderjarige] in het pleeggezin onder druk. Het voortdurend achter de moeder aan moeten zitten voor het regelen van zaken slokt veel tijd op van pleegouders, nog los van wat dit met [minderjarige] en zijn functioneren doet, hetgeen eveneens zijn weerslag op het gezin heeft. [minderjarige] verblijft al meer dan drie jaar in het pleeggezin en hij heeft zich daar goed ontwikkeld. Hij is gehecht aan de pleegouders en voelt zich thuis bij hen. [minderjarige] ervaart van de pleegouders rust, stimulans, begeleiding, duidelijkheid en toereikende zorg. De pleegouders bieden [minderjarige] een stabiel opvoedingsklimaat. De pleegouders willen de zorg en opvoeding van [minderjarige] graag voortzetten en hem ook na zijn meerderjarigheid blijven bijstaan. Het is voor [minderjarige] van groot belang dat hij in dit pleeggezin kan blijven wonen en dat hij ook in de toekomst op de pleegouders kan blijven terugvallen.
Op grond van al het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de wijze waarop de moeder uitvoering geeft aan haar gezag over [minderjarige] dermate belastend is voor [minderjarige] en in strijd met hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht, dat [minderjarige] daardoor ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Uit het vorenstaande en uit het gegeven dat [minderjarige] reeds negen jaar niet meer bij de moeder thuis woont, is tevens gebleken dat de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid van het BW, voor [minderjarige] te dragen binnen een voor [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn