ECLI:NL:RBLIM:2021:2056

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
C/03/288034 / HA RK 21-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in verband met eerdere strafzaak zonder objectieve gronden

Op 8 maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beslissing genomen in een wrakingsverzoek van een verdachte, ingediend door zijn advocaat mr. J.W. Heemskerk. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. R. Verkijk, de rechter die de verdachte in een eerdere strafzaak had behandeld. De verdachte stelde dat de rechter in die eerdere zaak 'vals spel' had gespeeld en een 'vals vonnis' had opgemaakt, wat volgens hem de reden was voor zijn verzoek tot wraking.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele omstandigheid dat de verdachte opnieuw voor dezelfde rechter verschijnt, die eerder een veroordeling heeft uitgesproken, is op zichzelf niet voldoende voor een wrakingsverzoek.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2021 door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters Otto, Elzinga en Wouters.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/288034 / HA RK 21-23
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.W. Heemskerk te Roermond,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. R. Verkijk, rechter in de rechtbank Limburg.

1.De procedure

Op 2 februari 2021 is tijdens de terechtzitting in de zaken met de parketnummers
03/065146-20 en 03/262765-20 door de verdachte een verzoek tot wraking van de politierechter ingediend.
Op 8 februari 2021 heeft de rechter de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in de wraking berust en dat hij ter zitting van de wrakingskamer gehoord wenst te worden. Tevens heeft hij een schriftelijke reactie ingediend.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker verklaart ter terechtzitting dat hij de rechter wil wraken omdat de rechter in de vorige strafzaak van verzoeker een vals spel heeft meegespeeld en een vals vonnis heeft opgemaakt. Als de rechter de vorige keer goed had geoordeeld had verzoeker nu geen probleem met de behandeling van de zaak door deze rechter.
Verzoekers gemachtigde voert aan dat zijn cliënt veel problemen heeft met de wijze waarop de vorige strafzaak is verlopen. Hij kan daar niets over verklaren omdat hij daar zelf niet bij is geweest.

3.De beoordeling

De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van en procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Verzoeker verwijt de rechter partijdigheid omdat hij vindt dat de rechter bij verzoekers vorige strafzaak ‘een vals spel heeft meegespeeld en een vals vonnis heeft opgemaakt’.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit hetgeen verzoeker stelt, niet de schijn van partijdigheid kan worden afgeleid. Feiten of omstandigheden waarom dat bij deze rechter en in deze zaak wel zo zou zijn, zijn door verzoeker niet aangevoerd.
Verder kan het enkele feit dat verzoeker in de nieuwe strafzaak voor dezelfde rechter verschijnt die eerder betrokken is geweest bij een strafzaak van verzoeker, waarin deze rechter een veroordeling jegens verzoeker heeft uitgesproken, geen grond voor wraking zijn.
Nu uit het aangevoerde geen vermoeden van partijdigheid blijkt en er ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, zal het verzoek vanwege kennelijke ongegrondheid worden afgewezen. Een mondelinge behandeling kan om die reden ook achterwege blijven.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto, mr. W.E. Elzinga en mr. C.G.A. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: