ECLI:NL:RBLIM:2021:203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
04 8801215 \ CV EXPL 20-5118
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een tandheelkundige factuur met verwerping van verweer omtrent betaling

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INFOMEDICS B.V., m.h.o.d.n. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA, gevestigd te Almere, betaling van een factuur voor een tandheelkundige behandeling door de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft een behandeling ondergaan en ontving een factuur van € 267,53 op 20 maart 2020. De gedaagde stelt echter dat hij op 5 maart 2020 een envelop met € 300,00 in de brievenbus van de tandarts heeft gedeponeerd, maar deze bewering wordt door de eisende partij betwist. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat de eisende partij recht heeft op betaling van de factuur.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8801215 \ CV EXPL 20-5118
Vonnis van de kantonrechter van 13 januari 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INFOMEDICS B.V., m.h.o.d.n. INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft een tandheelkundige behandeling gehad bij [tandarts] .
2.2.
Bij factuur van 20 maart 2020 is een bedrag van € 267,53 in rekening gebracht.
Aan gedaagde partij zijn een aantal betalingsherinneringen gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 309,93 (€ 267,53 aan hoofdsom, € 2,27 aan rente en € 40,13 aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van de factuur van 20 maart 2020. Gedaagde partij voert verweer en geeft aan op 5 maart 2020 een gele envelop met daarin een bedrag van € 300,00 bij de tandartspraktijk in de brievenbus te hebben gedeponeerd.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen. Daarvoor vindt hij het volgende van belang. Eisende partij betwist dat gedaagde partij een envelop met daarin een geldbedrag van € 300,00 in de brievenbus heeft gedaan. Gelet op deze betwisting had gedaagde partij de gestelde betaling moeten aantonen. Dit heeft hij niet gedaan. Hij heeft zelfs helemaal niet gereageerd op de toelichting die eisende partij gegeven naar aanleiding van de conclusie van antwoord (door gedaagde partij verweerschrift genoemd). Eisende partij heeft bovendien aangegeven dat de factuur van 20 maart 2020 is, terwijl gedaagde partij stelt al op 5 maart 2020 betaald te hebben. De kantonrechter heeft daarom twijfels bij de juistheid van het verweer van gedaagde partij. Omdat gedaagde partij niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk betaald heeft, wordt dit verweer bij gebrek aan onderbouwing gepasseerd.
4.3.
Gelet op wat hiervoor is vermeld, wordt de gevorderde hoofdsom toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente.
Eisende partij vordert verder € 40,13 aan buitengerechtelijke kosten. Deze kosten kunnen worden toegewezen als de zogenoemde veertiendagenbrief is gestuurd en het gevorderde bedrag overeenkomt met de daarvoor geldende tarieven (staffel buitengerechtelijke kosten). De kantonrechter constateert dat aan beide vereisten is voldaan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom eveneens toegewezen.
4.4.
De kantonrechter ziet geen aanleiding gedaagde partij toe te laten tot bewijslevering. Bovendien heeft gedaagde partij ook niet aangeboden om bewijs te leveren.
4.5.
Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht 124,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 354,85
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit houdt in dat het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden ook al wordt hiertegen een rechtsmiddel aangewend.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 309,93, vermeerderd met de wettelijke rente over € 267,53 en over € 40,13 vanaf 30 september 2020, telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 354,85,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: