ECLI:NL:RBLIM:2021:1978

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
8495940 CV EXPL 20-2002
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter en verwijzing naar andere kamers

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] en de gedaagden AEGON BANK N.V. en FINALIM B.V. De procedure volgde op een eerder vonnis van 18 november 2020, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over bepaalde overwegingen. De eiseres beperkte haar vordering tot € 25.000,00, maar deed geen afstand van het meerdere, wat de kantonrechter noopte om zich onbevoegd te verklaren. De zaak werd vervolgens verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, waarbij de kantonrechter benadrukte dat partijen zich na verwijzing door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen. Tevens werd aangegeven dat er griffierechten verschuldigd zijn na de verwijzing, en dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken zal beslissen over de proceskosten. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8495940 CV EXPL 20-2002
Vonnis van de kantonrechter van 3 maart 2021
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident], handelend in haar hoedanigheid van wettelijke erfgenaam van
[erflater],
wonend te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in het incident,
gemachtigde J. Terpstra,
tegen

1.de naamloze vennootschap AEGON BANK N.V., voorheen SPAARBELEG,

statutair gevestigd te ’s-Gravenhage en kantoorhoudend aan de Thomas Malthusstraat 1-3 te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde mr. D.H. Huizer,

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FINALIM B.V.,

statutair gevestigd aan de Prof. Dumontstraat 35, 6419 BR Heerlen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, eiseres in het incident,
gemachtigde mr. M.A. Oberendorff-Ploemen.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] , Aegon en Finalim genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 18 november 2020
  • de akte van Aegon
  • de akte van Finalim
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in het incident
2.1.
Bij voormeld vonnis zijn Aegon en Finalim in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over hetgeen in r.o. 4.7 van dat vonnis is overwogen.
2.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] heeft weliswaar haar vordering beperkt tot € 25.000,00 maar heeft geen afstand gedaan van het meerdere boven € 25.000,00. De kantonrechter ziet zich daarom genoodzaakt zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken.
2.3.
De kantonrechter zal de zaak jegens Finalim dan ook ingevolge artikel 71 Rv in de stand waarin deze zich thans bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank. De zaak jegens Aegon zal, gelet op hetgeen in r.o. 4.1. van voormeld vonnis en hiervoor is overwogen in de stand waarin deze zich thans bevindt worden verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Amsterdam.
2.4.
De kantonrechter wijst er volledigheidshalve op dat partijen zich na verwijzing dienen te laten vertegenwoordigen door een advocaat. Tevens is [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd. Ook zijn Finalim en Aegon na verwijzing griffierecht verschuldigd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen,
3.2.
verwijst de zaak jegens Aegon, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Amsterdam,
3.3.
verwijst de zaak jegens Finalim, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht,
3.4.
deelt partijen mede dat zij in het vervolg van deze procedure alleen kunnen procederen bij advocaat,
3.5.
wijst partijen erop dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het door de kantonrechter berekende griffierecht van € 499,00 voor [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] ,
3.6.
wijst [eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gedaagde in incident] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl,
3.7.
wijst Aegon en Finalim erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl,
in de hoofdzaak
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.
CJ