In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige. De man, verzoeker, heeft eerder een DNA-onderzoek aangevraagd om vast te stellen of hij de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank had in een eerdere beschikking van 16 september 2019 bepaald dat er een DNA-onderzoek moest plaatsvinden, maar de moeder heeft hieraan niet meegewerkt. Gezien de langdurige weigering van de moeder om haar medewerking te verlenen, heeft de rechtbank besloten een dwangsom op te leggen van € 250,- per dag(deel) dat de moeder in gebreke blijft. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man, indien de moeder niet meewerkt, de mogelijkheid heeft om haar in gijzeling te nemen voor een periode van maximaal dertig dagen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van de minderjarige vooropgesteld. De man heeft aangevoerd dat de weigerachtige houding van de moeder de identiteitsontwikkeling van de minderjarige ernstig in gevaar brengt. De moeder heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij bereid is mee te werken aan een DNA-onderzoek, maar dat dit niet noodzakelijk is omdat zij ervan overtuigd is dat de man de vader is. De bijzondere curator heeft het belang van duidelijkheid over de verwantschap tussen de man en de minderjarige benadrukt.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de moeder moet meewerken aan het DNA-onderzoek en dat de deskundige van Verilabs contact met haar zal opnemen voor de afname van het DNA-materiaal. De rechtbank heeft de beslissing op de overige verzoeken van de man aangehouden voor vijf maanden, in afwachting van het deskundigenbericht.