Op 19 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die werd bijgestaan door mr. S.H. Peute. De zaak betrof de tenlastelegging van medeplegen van afpersing, gekwalificeerde diefstal en het bezit van hennep. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen onder bedreiging van geweld afnemen van sleutels, een telefoon, een bankpas en een pincode van het slachtoffer. Daarnaast werd haar verweten dat zij betrokken was bij de diefstal van een geldbedrag van het slachtoffer door middel van een valse sleutel en dat zij opzettelijk hennep in haar bezit had.
Tijdens de zitting op 5 februari 2021 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de gepleegde feiten of dat zij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de misdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij betrokken was bij de afpersing, diefstal of het bezit van hennep.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er een verzoek tot schadevergoeding was ingediend door het slachtoffer, maar deze was niet correct ingediend. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen werden afgewezen, aangezien de verdachte van de huidige feiten werd vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.M. Koster-van der Linden als voorzitter.