ECLI:NL:RBLIM:2021:1908

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
03/039565-20, 03/659128-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing, gekwalificeerde diefstal, uitgeven van vals geld en bezit van een grote hoeveelheid drugs in vereniging gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van afpersing, gekwalificeerde diefstal, het uitgeven van vals geld en het bezit van een grote hoeveelheid drugs, allemaal gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van [slachtoffer 1], die op 13 juni 2019 door de verdachte en medeverdachten werd bedreigd en gedwongen om zijn bankpas, telefoon en sleutels af te geven. De verdachte en zijn medeverdachten hebben vervolgens geld van de rekening van [slachtoffer 1] gepind en overgemaakt naar een andere rekening. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het uitgeven van vals geld bij de aankoop van mobiele telefoons via Marktplaats, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van januari 2019 tot en met december 2019 meerdere keren valse bankbiljetten heeft uitgegeven. Ook is er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder amfetamine en MDMA, aangetroffen in de woning van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/039565-20
Parketnummer : 03/659128-17 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.M. Kurvers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 05 februari 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een of meer anderen sleutels, een telefoon, een bankpas en een pincode heeft gestolen van [slachtoffer 1] met geweld of door bedreiging met geweld dan wel hem daardoor heeft gedwongen tot afgifte daarvan;
Feit 2:samen met een of meer anderen een hoeveelheid geld van [slachtoffer 1] heeft weggenomen door middel van een valse sleutel;
Feit 3:samen met een of meer anderen opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven bankbiljetten, waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was;
Feit 4:samen met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 7,5 kilogram amfetamine en 2,4 kilogram MDMA;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht.
Inzake feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd dat het medeplegen van afpersing bewezen zal worden verklaard. Het slachtoffer is hierbij gedwongen tot afgifte door bedreiging met geweld en niet door het plegen van geweld. Hiervoor heeft zij partieel vrijspraak verzocht.
Inzake feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel bewezen zal worden verklaard.
Inzake feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd dat het medeplegen van het feit bewezen zal worden verklaard, met dien verstande dat de te bewezen verklaren periode dient te lopen vanaf 29 juli 2019 tot en met 28 december 2019. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van het strafbare feit gepleegd op 23 januari 2019, nu wettig en overtuigend bewijs voor dit feit ontbreekt.
Inzake feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd dat het opzettelijk aanwezig hebben van 7,5 kilogram amfetamine en 2,4 kilogram MDMA bewezen zal worden verklaard, met dien verstande dat de woning in Venlo staat in plaats van in Blerick. De officier van justitie heeft voorts verzocht verdachte, gelet op zijn eigen verklaring, partieel vrij te spreken van het medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 bepleit dat verdachte zal moeten worden vrijgesproken van het plegen van geweld en van de bedreiging met geweld. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte dit gedeelte van de tenlastelegging heeft betwist en het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat diefstal in vereniging bewezen kan worden verklaard, nu met de partiële vrijspraak voor de geweldscomponent een bewezenverklaring voor afpersing komt te vervallen. Voorts heeft zij verzocht tot partiële vrijspraak van diefstal van de sleutels, nu over dat gedeelte van de tenlastelegging niet concreet is verklaard en het dossier daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
De verdediging heeft met betrekking tot feit 2 primair verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde periode van 14 juni 2019 tot en met 13 augustus 2019. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas enkel op 13 juni 2019 in zijn bezit heeft gehad. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het overige gedeelte van de periode. Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde periode van 15 juni 2019 tot en met 13 augustus 2019. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de overboekingen van en naar de rekening van aangever [slachtoffer 1] in die periode niet meer zien op geld toebehorende aan [slachtoffer 1] . Derhalve dient de verdachte van dat gedeelte van de periode te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard voor de periode van 16 december 2019 tot en met 28 december 2019. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voor het overige gedeelte van de periode onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
De verdediging heeft zich met betrekking tot feit 4 primair op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte de drugs pas sinds een zeer korte periode en enkel voor een ander in bewaring had. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen: afpersing en diefstal geld (feit 1 en 2)
[slachtoffer 1] doet aangifte van het volgende. Hij is op 13 juni 2019 door verdachte gebeld om af te spreken. Op verzoek van verdachte is hij naar een flatgebouw in Blerick gegaan. In de woning waren verdachte en twee andere personen aanwezig. Op enig moment hoorde aangever verdachte zeggen: “Luister, wij hebben gehoord dat jij veel geld hebt. Inleveren! Geef je pinpas of ik sla je kapot.” [slachtoffer 1] moest zijn pinpas, telefoon en sleutels aan verdachte afstaan. Tevens gaf hij onder bedreiging de pincode van zijn telefoon en bankpas.
Van verdachte hoorde [slachtoffer 1] vervolgens dat de vrouw die aanwezig was in de woning op zijn snorfiets en met zijn pinpas geld van zijn bankrekening is gaan pinnen. Verdachte en de andere persoon in de woning verrichtten om beurten handelingen binnen de ING-app op zijn telefoon.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meerdere malen heeft verzocht om de woning te mogen verlaten. Dat werd hem echter niet toegestaan. Door verdachte werd op enig moment een groot keukenmes tevoorschijn gehaald. Verdachte is voor aangever gaan staan met het mes en heeft gedreigd zijn tong eraf te snijden en zijn vingers eraf te knippen als hij naar de politie zou gaan. Aangever moet zijn tong uitsteken. Aangever zag en voelde vervolgens dat verdachte het mes op zijn tong legde en daarbij opnieuw dreigde zijn tong eraf te snijden.
Toen de vrouw terug in de woning kwam, hoorde [slachtoffer 1] verdachte zeggen dat het gelukt was geld van zijn rekening te pinnen en dat er tevens een transactie zou plaatsvinden vanaf [slachtoffer 1] ’ rekening naar de rekening van de vrouw. Nadat [slachtoffer 1] de woning had verlaten, zag hij op zijn telefoon dat de ING-app was verwijderd. Bij het opnieuw installeren van de ING-app bleek dat de gegevens waren gewijzigd waardoor [slachtoffer 1] geen toegang meer had tot zijn bankrekening. [slachtoffer 1] heeft zijn bankpas niet teruggekregen. Alle transacties vanaf 13 juni 2019 zijn niet door hem verricht. [2]
Uit een ‘afschrift betaalrekening’ van [slachtoffer 1] van ING over de periode van 20 mei 2019 tot en met 20 augustus 2019 blijkt dat op 13 juni 2019 een bedrag van € 3.450,00 is overgeboekt naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Diezelfde dag is er ook een bedrag van
€ 1.000,00 opgenomen van de rekening van [slachtoffer 1] . [3] Voorts blijkt uit een analyse van de mutatieoverzichten van de bankrekening van [slachtoffer 1] bij ING dat er in de periode 13 tot 15 juni 2019 in totaal € 2.450,00 contant is opgenomen van de bankrekening. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij na het incident een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen. Hij zag dat [slachtoffer 1] bang was. Hij werd erg dun, at niet veel meer en zag er verwilderd uit. Terwijl [getuige] en [slachtoffer 1] voorheen elke vrijdag bij hun oma gingen eten, deed [slachtoffer 1] dat sindsdien niet meer. Volgens [getuige] omdat hun oma in de buurt van verdachte woont. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] in de woning was en dat er ook andere personen aanwezig waren. Hij heeft de telefoon van [slachtoffer 1] gepakt en via die telefoon geld van de rekening van [slachtoffer 1] overgeboekt naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het ging om een bedrag van ongeveer 3.500 tot 4.000 euro. [6] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] ook zijn bankpas en pincode aan verdachte heeft gegeven en dat vervolgens iemand is weggestuurd om geld te gaan pinnen met de bankpas van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is gedurende die tijd in de woning gebleven. Daarna heeft hij de woning verlaten. [slachtoffer 1] heeft zijn bankpas niet van verdachte teruggekregen.
Overwegingen van de rechtbank inzake feit 1
Verdachte heeft erkend dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gepakt en dat hij via de telefoon geld heeft overgeboekt naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft voorts erkend dat [slachtoffer 1] zijn bankpas en pincode aan hem heeft gegeven en dat een ander vervolgens geld is gaan pinnen van de bankrekening van [slachtoffer 1] . Verdachte betwist echter dat hij verdachte onder bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van zijn sleutels, telefoon, bankpas en pincode. De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of de in de aangifte gestelde bedreiging met geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De aangifte van [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] dat hij na het incident bij [slachtoffer 1] een gedragsverandering heeft waargenomen en dat hij heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] bang was. Bovendien is de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] na een enkele stemverheffing van verdachte is overgegaan tot afgifte van zijn bankpas en pincode ongeloofwaardig. Uit de verklaring van aangever en verdachte blijkt verder dat aangever in ieder geval vanaf het moment dat hij zijn pinpas heeft afgegeven tot aan het moment dat de pintransactie was voltooid in de woning is gebleven. Volgens aangever mocht hij gedurende die tijd de woning niet verlaten. De rechtbank volgt ook hierin de verklaring van aangever nu dit past in het hele verhaal en constateert dat aangever hiermee zijn vrijheid is ontnomen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het hier gaat om diefstal met geweld/bedreiging met geweld, afpersing of een combinatie van beide. Bij diefstal met geweld gaat om een wegnemingshandeling van de dader waarbij de diefstal wordt voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door geweld om de diefstal makkelijk te maken of betrapping te voorkomen. Bij afpersing daarentegen staat niet de wegnemingshandeling van de dader centraal, maar wordt het slachtoffer gedwongen tot afgifte door geweld of bedreiging met geweld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever werd gedwongen tot afgifte van sleutels, een telefoon, een bankpas en een pincode aan verdachte door bedreiging met geweld. Hiermee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van afpersing.
Overwegingen van de rechtbank inzake feit 2
De verklaring van aangever dat zijn bankpas en telefoon zijn gebruikt door verdachte om geld over te boeken van zijn rekening naar de rekening van [medeverdachte 1] waarna verdachte het overgemaakt bedrag heeft laten pinnen, vindt ondersteuning in de verklaring van verdachte en de door aangever beschikbaar gestelde bankafschriften. Verdachte heeft erkend dat hij op 13 juni 2019 via de telefoon van aangever geld heeft overgeboekt naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat op diezelfde dag een ander geld is gaan pinnen met de bankpas van [slachtoffer 1] . Uit de bankafschriften van [slachtoffer 1] blijkt dat op 13 juni 2019 een bedrag van
€ 3.450,00 is overgemaakt naar de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat op diezelfde dag een bedrag van € 1.000 is gepind bij een geldautomaat. Verder blijkt uit de bankafschriften dat er in de periode van 13 juni tot 15 juni daarbovenop nog € 2.450,00 contant is opgenomen van de bankrekening. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zijn bankpas niet heeft teruggekregen en dat hij geen van de transacties in de ten laste gelegde periode heeft verricht. Op basis van voormelde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte in vereniging met een ander of anderen in de periode van 13 juni 2019 tot en met 15 juni 2019 een hoeveelheid geld heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 1] . Hiermee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van diefstal door middel van een valse sleutel in vereniging.
Feit 3
In de periode, van 01 juli 2019 tot en met 28 december 2019, vonden er in het gebied van Noord- en Midden-Limburg diverse oplichtingen plaats. In alle gevallen kwamen particuliere verkopers via de website Marktplaats tot een verkoop van een mobiele telefoon van het merk Apple iPhone. Telkens werden de telefoons door de kopers betaald met valse bankbiljetten van 50 euro en 20 euro.
In het dossier zitten 12 aangiftes over de periode van 29 juli 2019 tot en met 28 december 2019. Aangevers verklaren kort samengevat dat zij in de genoemde periode zijn opgelicht via Marktplaats bij de verkoop van een Apple iPhone. Steeds kwam er een meisje aan de deur, naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte 2] , die betaalde met biljetten van 50 euro. Na onderzoek van de aangevers bleek het om vals geld te gaan. Bij meerdere aangiftes werd gesteld dat er in de directe nabijheid van de woning waar de telefoon werd aangekocht een auto stond met iemand achter het stuur. Op basis hiervan hadden een aantal aangevers het vermoeden dat het meisje niet alleen heeft gehandeld. [7]
De bankbiljetten die bij de feiten zijn overlegd zijn allemaal onderzocht en het blijkt telkens te gaan om hetzelfde serienummer. Het onderzoek wees ten aanzien van alle banbiljetten uit dat deze vals waren. [8]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft daarnaast aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 16 januari 2019. Zij heeft verklaard dat de telefoon werd gekocht door een jongen. Verder zijn de feiten en omstandigheden die aangeefster beschrijft gelijk aan bovenstaande feiten en omstandigheden. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bekend dat zij bij 11 gevallen waarop de 12 aangiftes zien betrokken was. Alle 11 gevallen speelden zich af in december 2019. Bij de aankoop van een telefoon met vals geld op 29 juli 2019 was zij niet betrokken. Zij heeft verder verklaard dat zij altijd met verdachte op pad ging. Verdachte regelde het contact met de verkopers vooraf en bepaalde waar zij naar toe gingen. Zij moest de telefoons bij de mensen halen en met vals geld betalen dat verdachte haar gaf. Daarna gaf zij de telefoons aan verdachte af en die bepaalde wat daar verder mee gebeurde. Zij wist dat het vals geld was omdat verdachte haar dit vertelde. Hij verfrommelde de briefjes zodat ze er echt uitzagen. Verdachte betaalde haar voor haar aandeel in het geheel. [10]
Tevens heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij meerdere malen in opdracht van verdachte telefoons heeft gekocht met vals geld. Hij heeft verklaard dat dit circa twee tot drie maanden vóór begin juni was. [11]
Verdachte heeft bekend dat hij in december 2019 meerdere malen valse bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven, terwijl hij wist dat deze vals waren. Hij heeft verklaard dat hij dit samen met medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gedaan. Hij kreeg het geld van iemand anders en wist op dat moment dat het geld vals was. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer precies weet op welke adressen hij is geweest. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ook meerder malen samen met aangever [slachtoffer 1] mensen heeft opgelicht door vals geld uit te geven.
Overwegingen van de rechtbank inzake feit 3
De rechtbank acht, gelet op de aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van [medeverdachte 2] en de verklaring van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 16 januari tot en met 28 december 2019 tezamen en in vereniging bankbiljetten van 50 euro als echt en onvervalst heeft uitgegeven, terwijl de valsheid van de biljetten aan verdachte, toen hij de bankbiljetten ontving, bekend was.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezen verklaarde periode als volgt. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij meerdere malen in opdracht van verdachte telefoons heeft gekocht met vals geld en dat dit circa twee tot drie maanden vóór begin juni was. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zowel met medeverdachte [medeverdachte 2] en met aangever [slachtoffer 1] , meerdere malen telefoons heeft gekocht met vals geld. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat verdachte de ten laste gelegde feiten meerdere malen gedurende een langere periode heeft gepleegd. De te bewezen verklaren handelingen vallen daarmee in de ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode.
Feit 4
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Nu verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 5 februari 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van doorzoeking d.d. 12 februari 2020;
- het proces-verbaal van indicatieve test verdovende middelen d.d. 12 februari 2020; [13]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 24 februari 2020; [14]
- het NFI-rapport d.d. 21 februari 2020; [15]
- het NFI-rapport d.d. 21 februari 2020; [16]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 13 juni 2019 te Blerick, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels en een telefoon en een bankpas en een pincode, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] naar een woning hebben laten komen en
- voornoemde [slachtoffer 1] hebben gedwongen in die woning te blijven en
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes hebben getoond en voorgehouden en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd dat ze hem zijn vingers en tong er af zouden knippen of snijden en
- daarbij een mes op de tong van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gelegd en
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd: "Luister, wij hebben gehoord dat jij veel geld hebt. Inleveren!", en "Geef je pinpas of ik sla je kapot";
Feit 2
in de periode van 13 juni 2019 tot en met 15 juni 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas en de bijbehorende pincode en een bankrekening, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren;
Feit 3
in de periode van 16 januari 2019 tot en met 28 december 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een of meer bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte en zijn mededaders, toen zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was;
Feit 4
op 12 februari 2020 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 7,5 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 2,4 kilogram, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Feit 3
medeplegen van opzettelijk als echt en onvervalst uitgeven van bankbiljetten waarvan de valsheid, hem, toen hij de bankbiljetten ontving, bekend was
Feit 4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde straf te halveren en bij het opleggen van een straf aan verdachte rekening te houden met de jeugdige leeftijd en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Afpersing en diefstal van hoeveelheid geld
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal van een aanzienlijke hoeveelheid geld door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft het slachtoffer, die verdachte zag als zijn vriend, naar een woning laten komen en heeft het slachtoffer onder bedreiging van geweld gedwongen tot afgifte van zijn sleutels, telefoon, bankpas en pincode. Verdachte heeft zijn bedreiging en afpersing kracht bij gezet door het tonen van een mes en het leggen van het mes op de tong van het slachtoffer. Verdachte heeft vervolgens met de pincode en de telefoon van het slachtoffer geld overgeboekt van de rekening van het slachtoffer naar de rekening van een medeverdachte en daarnaast heeft hij een ander eropuit gestuurd om geld te pinnen met de pinpas van het slachtoffer. Verdachte heeft bij de feiten kennelijk enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad. Dat het slachtoffer zich, gedurende de tijd dat hij de woning niet kon verlaten, zeer angstig en bedreigd voelde, was voor verdachte blijkbaar van ondergeschikt belang. Dat het geheel ook daarna nog een grote impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] . Deze stelt dat het slachtoffer ook in de periode daarna nog bang was, weinig at, erg dun werd en er verwilderd uitzag.
Oplichtingen
Verdachte heeft zich daarnaast in gedurende een periode van januari 2019 tot en met december 2019, samen met anderen meerdere malen schuldig gemaakt aan het uitgeven van valse bankbiljetten, waarvan hij wist dat ze niet echt waren. Hij heeft telkens samen met een ander telefoons die via Marktplaats werden aangeboden, van de aangevers gekocht en betaald met valse bankbiljetten van 50 euro, terwijl hij wist dat deze bankbiljetten vals waren. Verdachte heeft deze feiten gedurende een zeer lange periode en ook meerdere malen op één dag gepleegd. Door het uitgeven van vals geld, heeft verdachte dit valse geld het dagelijkse economische verkeer ingebracht en zodoende aan personen die in goed vertrouwen met verdachte een koopovereenkomst zijn aangegaan, schade toegebracht. Ook heeft verdachte schade toegebracht aan de maatschappij in het algemeen, omdat handelen zoals verdachte heeft gedaan, het vertrouwen in de betaalmiddelen in het economische verkeer en in het handelen via internet aantast. Verdachte heeft bij deze feiten kennelijk wederom enkel zijn eigen belang, te weten geldelijk gewin, voor ogen gehad.
Voorhanden hebben drugs
Ook is in de woning waar verdachte met zijn ouders woonachtig is, een zeer grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen, te weten ongeveer 7,5 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 2,4 kilogram van een materiaal bevattende MDMA. Verdachte heeft verklaard dat hij deze drugs in bewaring had voor een ander. Hieruit kan worden afgeleid dat niet alleen sprake is geweest van het aanwezig hebben van drugs, maar ook van een organisatieverband. Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leveren grote gevaren op voor de gebruikers ervan. Bovendien gaat de productie van, en de handel in het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd door verdovende middelen in zijn woning te bewaren. Hij heeft hiermee ook zijn ouders in de problemen gebracht doordat de woning voor een periode werd gesloten door de overheid.
Ernst van de feiten
De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte, ondanks zijn nog jeugdige leeftijd, is overgaan tot het plegen van deze zeer ernstige feiten. Gelet op de brutaliteit, de frequentie en de duur van de periode waarin verdachte deze feiten heeft gepleegd, lijkt het erop alsof het voor verdachte de normaalste zaak van de wereld is dergelijke feiten te plegen. Bovendien blijkt verdachte niet simpelweg meegedaan te hebben met anderen, maar was hij juist in vele gevallen de initiator. Geldelijk gewin stond bij hem voorop. Om de gevolgen van zijn handelingen voor zijn slachtoffers bekommerde hij zich kennelijk niet.
Gelet op de ernst van de feiten is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende strafmodaliteit.
Oriëntatiepunten voor straftoemeting
De rechtbank heeft voor de bepaling van de straf gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor wat betreft straatroof, fraude en het aanwezig hebben van harddrugs, waaruit blijkt dat voor deze feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, waarmee de afpersing te vergelijken is, houdt op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden in. De verdachte heeft zijn afpersing kracht bij gezet door het tonen van een mes en het leggen van het mes op de tong van het slachtoffer, hetgeen als strafverzwarend aan te merken is. Voorts houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat de afpersing in een woning heeft plaatsgevonden en dat het om een kwetsbaar slachtoffer ging, die verdachte als een vriend zag. Met betrekking tot het uitgeven van vals geld, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude. Het oriëntatiepunt bij fraude tot een bedrag van 10.000 euro ziet op een gevangenisstraf van één week tot twee maanden. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de langdurige periode en de frequentie waarmee verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ten slotte heeft de rechtbank gekeken naar het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van harddrugs. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van harddrugs bij een hoeveelheid als die verdachte aanwezig heeft gehad, gaat uit van een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, oplopend tot 38 maanden als er sprake is van een organisatieverband.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 nog is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Dat verdachte in een proeftijd liep, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
De reclassering heeft op 15 mei 2020 en 2 februari 2021 rapporten over verdachte opgemaakt. Daaruit blijkt dat verdachte functioneert op gemiddeld intelligent niveau en dat hij een zelfstandig levend leidt. Hij vaart zijn eigen koers en is nauwelijks ontvankelijk voor zijn ouders. Dit heeft geresulteerd in een advies om het volwassenstrafrecht toe te passen. De reclassering schrijft voorts – kort samengevat – dat verdachte een eigen onderneming wil starten en dat hij na detentie zelfstandig zal (moeten) gaan wonen. Het reclasseringstoezicht dat aan verdachte werd opgelegd bij de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, is niet naar wens verlopen en voortijdig is beëindigd. Verdachte heeft zelf aangegeven gemotiveerd te zijn voor verandering, maar is tegelijkertijd niet bereid tot begeleiding in een dwingend juridisch kader. De reclassering is van mening dat begeleiding en behandeling geïndiceerd is. Kijkend naar de jonge leeftijd van verdachte, zijn pro criminele houding, het gebrek aan intrinsieke motivatie bij verdachte en eerder opgestarte trajecten die mislukt zijn, wordt reclasseringstoezicht niet haalbaar geacht. De reclassering heeft derhalve geadviseerd geen bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
De rechtbank onderschrijft de door de reclassering geschetste risicofactoren en het advies dat reclasseringstoezicht, gelet op het gebrek aan intrinsieke motivatie, de pro criminele houding en het mislukken van eerdere trajecten, niet haalbaar is. Ook in de overige persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank acht voorts, gelet op de ernst van de feiten en de duur en frequentie waarmee verdachte de feiten heeft gepleegd, een deels voorwaardelijke straf niet aan de orde.
Straf
Alles overwegende zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het dossier een verzoek tot schadevergoeding bevindt van het slachtoffer [slachtoffer 1] ten aanzien van de feiten 1 en 2. De vordering is echter niet volledig ingevuld en ook is de vordering niet ondertekend en niet van een datum voorzien. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is derhalve formeel niet als benadeelde partij gevoegd in deze strafzaak. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering van slachtoffer [slachtoffer 1] als niet ingediend moet worden beschouwd.
De tenlastegelegde feiten zijn evenwel bewezen verklaard. Het betreffen ernstige strafbare feiten waarvoor aan verdachte ook een straf zal worden opgelegd. Nu vaststaat dat door [slachtoffer 1] als gevolg van de bewezenverklaarde strafbare feiten schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de afpersing en diefstal van de aan [slachtoffer 1] toebehorende gelden door de verdachte, acht de rechtbank wel termen aanwezig ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zijnde een tegemoetkoming aan [slachtoffer 1] in diens geleden schade. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, stelt de rechtbank de hoogte van de geleden schade vast op een bedrag van € 3.450,00. De rechtbank zal derhalve beslissen tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van € 3.450,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de tijd van 44 dagen.

8.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 160,00, verbeurd moet worden verklaard nu aannemelijk is dat het is verkregen met criminele activiteiten.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De verdachte is bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch d.d. 19 april 2018 met parketnummer 20-001220-18 veroordeeld tot, voor zover relevant, een jeugddetentie van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd binnen de proeftijd en de vordering dus moet worden toegewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een jeugddetentie van 2 maanden zal moeten worden omgezet in een gevangenisstraf van 2 maanden.
De raadsvrouw heeft, gelet op het tijdsverloop, gelet op het feit dat de veroordeling nog in het jeugdstrafrecht heeft plaatsgevonden en gelet op de eis van de officier van justitie, verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie voor toewijzing in aanmerking komt, nu verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank tot een ander oordeel zou moeten komen, zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank zal bepalen dat de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 2 maanden zal worden omgezet in een gevangenisstraf.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 209, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 tot en met 4 tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel ex artikel 36f Sr
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 3.450,00ten behoeve van
[slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen gijzeling, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- een geldbedrag van €160,00;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 20-001220-18
- gelast dat de voorwaardelijke opgelegde straf, te weten een
jeugddetentievan
2 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd en zal worden omgezet in een
gevangenisstrafvan 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2021.
Buiten staat
Mr. Bax is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, sleutels en/of een telefoon en/of een bankpas en/of een pincode, in elke geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] naar een woning heeft/hebben laten komen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen in die woning te blijven en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat ze hem zijn vingers en tong er af zouden knippen of snijden en/of
- daarbij een mes op/tegen de tong van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Luister, wij hebben gehoord dat jij veel geld hebt. Inleveren!", en/of "Geef je pinpas of ik sla je kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels en/of een telefoon en/of een bankpas en/of een pincode, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of aan een derde toebehoorde,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] naar een woning heeft/hebben laten komen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen in die woning te blijven en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd dat ze hem zijn vingers en tong er af zouden knippen of snijden en/of
- daarbij een mes op/tegen de tong van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Luister, wij hebben gehoord dat jij veel geld hebt. Inleveren!", en/of "Geef je pinpas of ik sla je kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2019 tot en met 13 augustus 2019 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas en de bijbehorende pincode en/of een bankrekening, in elk geval (een) sleutel(s), tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
T.a.v. feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2019 tot en met 28 december 2019 in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een of meer bankbiljetten van 50 euro, die verdachte en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn mededaders, toen zij die bankbiljetten ontving(en), bekend was;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 12 februari 2020 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 7,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 2,4 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2019128495, onderzoek Echo / LB13019005 gesloten d.d. 16 juni 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1283.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 2 september 2019, p. 68-74; Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 16 oktober 2019, p. 91-108
3.Het geschrift, te weten de bankafschriften van ING-bank over de periode 20 mei 2019 tot en met 20 augustus 2019, p. 75-90
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.30 maart 2020, p. 186-187.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 30 oktober 2019, p. 111-116
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 februari 2020, p. 447-455
7.De processen-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 3 januari 2020, p. 236-238; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 23 december 2019, p. 240-243; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 6 januari 2020, p. 245-247; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 18 december 2019, p. 249-251; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 30 december 2019, p. 253-255; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] d.d. 18 september 2019, p. 274-276; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] d.d. 6 januari 2020, p. 285-289; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] d.d. 3 januari 2020, p. 291-315; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] d.d. 31 december 2019, p. 317-332; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] d.d. 3 januari 2020, p. 334-341; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 11] d.d. 4 februari 2020, p. 342-346; Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 12] d.d. 14 februari 2020, p. 350-353
8.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 244, 248, 252, 273, 283, 290, 316, 333, 347, 354, 1293 en 1294
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 16 januari 2019, geen onderdeel uitmakende van de doornummering
10.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 februari 2020, p. 389-395
11.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 16 oktober 2019, p. 414-432
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2020, p. 584-586
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2020, p. 614-616
14.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 24 februari 2020, p. 656-665
15.Het NFI-rapport d.d. 21 februari 2020, p. 666
16.Het NFI-rapport d.d. 20 februari 2020, p. 669