ECLI:NL:RBLIM:2021:1902

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
03/242746-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en poging zware mishandeling van een pasgeboren dochter, met bewezenverklaring van mishandeling door knijpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling van zijn pasgeboren dochter. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling en poging daartoe, maar verklaarde wel bewezen dat hij zijn dochter had mishandeld door haar met kracht in de billen te knijpen, wat resulteerde in blauwe plekken. De feiten vonden plaats in de periode van 19 september 2016 tot en met 25 oktober 2016. De rechtbank overwoog dat, hoewel niet-accidenteel handelen de oorzaak was van de ribbreuken en breuken in de pijpbeenderen van het kind, het niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld wanneer, hoe en door wie deze breuken waren toegebracht. De verdachte had verklaard dat het letsel mogelijk was ontstaan door een val, maar deze verklaring werd door deskundigen weerlegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de ouderdom van de feiten, en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, omdat de rechtbank van oordeel was dat een strafrechtelijk doel niet meer gediend was. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Limburg, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03-242746-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 5 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 februari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De deskundige prof. dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG, is verschenen en gehoord. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De benadeelde partij [slachtoffer] , die wettelijk wordt vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Limburg, heeft bij monde van haar gemachtigde mr. J.B.G. Gelissen een vordering tot schadevergoeding toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard zijn dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel een poging daartoe heeft ondernomen, dan wel haar heeft mishandeld;
Feit 2: in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard zijn dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De verklaring van de verdachte dat het letsel mogelijk is ontstaan doordat [slachtoffer] hem bij het inzepen boven het badje is ontglipt, wordt weerlegd door de conclusies van de deskundige prof. dr. H.G.T. Nijs. Het letsel is volgens de officier van justitie opzettelijk toegebracht, en moet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. De verklaring van de verdachte blijft onduidelijk. De verdachte is pas na het ontdekken van de breuken met zijn verklaring over het badje gekomen. Overigens heeft de verdachte op het consultatiebureau na de ontdekking van de blauwe plekken verklaard dat het zou kunnen dat hij [slachtoffer] te hard heeft vastgepakt. Voor de officier van justitie staat vast dat de verdachte alleen is geweest met [slachtoffer] in de periode waarin de breuken en de blauwe plekken zijn ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, als verwoord in het schriftelijk pleidooi.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- het letsel bij [slachtoffer] op verschillende momenten is ontstaan;
- niet exact kan worden vastgesteld wanneer welk letsel bij [slachtoffer] is ontstaan;
- niet kan worden vastgesteld of de verdachte op het moment van het ontstaan van het letsel aanwezig was bij, laat staan alleen was met [slachtoffer] ;
- op basis van het dossier niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van het letsel aan [slachtoffer] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 25 november 2016 is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar aanleiding van de op 23 november 2016 door Veilig Thuis (hierna: VT) namens [slachtoffer] gedane aangifte van kindermishandeling van de baby [slachtoffer] . De verdachte is de vader van [slachtoffer] .
is geboren op [geboortedatum] in het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen. Na de geboorte is door het ziekenhuis melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met zorgen met betrekking tot de gezondheid van [slachtoffer] .
Op 24 oktober 2016 is de verdachte met [slachtoffer] op het prematurenspreekuur op het consultatiebureau verschenen. De kinderarts heeft ronde, iets guirlande vormige blauwe plekken op de billen/in de luierstreek ontdekt bij de baby. Op dat moment is door de kinderarts geen nader onderzoek ingesteld.
Op 25 oktober 2016 is [slachtoffer] opgenomen in het ziekenhuis, omdat zij niet at, suf was en een vreemde ademhaling had. Zij is opgenomen in de periode van 25 oktober tot en met
1 november 2016. Er heeft overleg plaats gevonden tussen de kinderarts en de vertrouwensarts of er aanvullend onderzoek diende plaats te vinden met betrekking tot de blauwe plekjes. Op dat moment is besloten geen aanvullend onderzoek te verrichten bij [slachtoffer] .
Na het ontslag uit het ziekenhuis heeft VT de zaak besproken met vertrouwensarts P. Beeker die aandrong alsnog verder lichamelijk onderzoek te verrichten. Dit onderzoek vond plaats op 3 november 2016, toen [slachtoffer] 9 weken oud was. Er is een skeletstatus gemaakt.
Op de foto’s van het skelet zijn door professor S.G.F. Robben, kinderradioloog van het MUMC onder meer de volgende breuken geconstateerd:
  • Op de foto van de borstkas: genezende breukjes aan ribben 4, 5 en 6 aan de buiten-/voorzijde;
  • Op de foto van de linker onderarm: genezende breuk van het onderarmpje, zowel ellepijp als spaakbeen vertonen een genezende ca. twee weken oude breuk.
De kinderarts, drs. N.A.L Vaessens, schrijft in zijn medische verklaring dat de bij [slachtoffer] geconstateerde ossale afwijkingen niet passen in het beeld dat past bij mogelijke osteogenesis imperfecta (Osteogenesis Imperfecta (OI) is een erfelijke aandoening die zich klinisch kan presenteren door het ontstaan van botbreuken bij geringe krachtsinwerking.) Blijkens de uitslag van het DNA-onderzoek is er geen genetische oorzaak van het klinisch beeld bij [slachtoffer] gevonden.
Alle botbreuken worden op ouder dan twee weken geschat.
Door prof. dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG, is op 18 april 2017 een NFI-rapport opgesteld. Dit rapport, waarin door de rechter-commissaris geformuleerde vragen omtrent de mogelijke herkomst van het letsel worden beantwoord, vermeldt, voor zover hier van belang:
6.2
Blauwe plek(ken) luiergebied
(..)
Uitgaande van een blauwe plek hoog aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen
dan wel 1 blauwe plek naast de linker bil of meerdere blauwe plekken aan de billen beiderzijds, is ondergetekende van oordeel dat deze bevinding bij een verder gezond niet-mobiel kind (geen stollingsstoornis, geen bindweefselziekte) (iets) waarschijnlijker is na 1
of meer dan 1 niet-accidenteel trauma dan na 1 of meer dan 1 accidenteel trauma, gezien de genoemde plaats(en) in relatie tot literatuurgegevens hierover.
Naar aanleiding van de constatering van blauwe plekken in guirlandevorm beiderzijds op de billen op 24 oktober 2016 door de kinderarts, vroeg vader of dit door hem veroorzaakt kon zijn door vastpakken bij stevig schoonmaken van de billen (later werd ontkend dat vader dit gevraagd zou hebben).
Vader zou in elk geval gevraagd hebben of blauwe plekken in het luiergebied veroorzaakt kunnen worden door het te strak vastdoen van een luier.
Het is mogelijk dat blauwe plekken ontstaan bij hantering van een kind. Echter, bij een gezond kind treedt dit alleen op als sprake is van disproportionele krachtsinwerkingen (krachtsinwerkingen die de normale hantering van een kind ruim te boven gaan). Bij het (te) strak vastdoen van een luier ontstaan normaliter geen blauwe plekken (noch aan de billen noch aan de binnenzijde van het bovenbeen).
(..)
6.3
Ribbreuken
(..)
Op een skeletstatus van 3 november 2016 werden bij revisie in totaal 3 genezende breuken gezien bij rib 4, 5 en 6 rechts/zijwaarts. Klinisch waren er geen aanwijzingen voor ribbreuken. Deze ribbreuken werden radiologisch gedateerd als minimaal 2 weken oud op die dag.
Bij vervolgonderzoeken op 21 november en 5 december 2016 werd verder gevorderde genezing van deze ribbreuken gezien.
Bij aanvullend klinisch, radiologisch en laboratoriumonderzoek (gericht DNA-onderzoek naar erfelijke stofwisselingsziekten) werd geen enkele aanwijzing verkregen voor een ziekte of aandoening in relatie tot het al dan niet gemakkelijk ontstaan van botbreuk(en).
(..)
Gezien de radiologische datering waren de ribbreuken op 3 november 2016 minimaal circa 2 weken oud (enkele dagen korter kan niet worden uitgesloten). Een maximum termijn kan niet goed worden aangegeven. Gezien het beloop van radiologische kenmerken wijzend op vlot voortschrijdende genezing (op 21 november en 6 december 2016), lijkt een maximum termijn van circa 4 tot 6 weken (op 3 november 2016) aannemelijk.
Bij aanvullend onderzoek werden geen aanwijzingen verkregen voor afwijkende botsterkte. Dit sluit een, al dan niet bijkomende, rol van een ziekte of aandoening in relatie tot het ontstaan van botbreuk(en) uit. Van de randprematuriteit en het te lage geboortegewicht zijn in dit geval ook geen afwijkingen te verwachten, temeer daar het kind goede inhaalgroei vertoonde. Dit geldt hierna voor alle botbreuken.
Een eventueel geboortetrauma (of trauma van vóór de geboorte) als oorzaak voor de ribbreuken wordt als uitgesloten beschouwd door ondergetekende, omdat het een zeer licht kind betrof dat per keizersnede werd geboren, en gezien de radiologische dateringen.
Een specifieke toedracht is niet gemeld. Het gemelde voorval (val over de badrand op de vloer) met als eerste contactmoment het hoofd van het kind op de voet/of het onderbeen van vader, kan qua mechanisme geen verklaring zijn voor het ontstaan van 3 opeenvolgende ribbreuken. (..)
Ondergetekende is van oordeel dat aanwezigheid van 3 opeenvolgende genezende ribbreuken aan rib 4, 5 en 6 rechts/zijwaarts d.d. 3 november 2016 in dit geval veel waarschijnlijker is na 1 of eventueel meer dan 1 niet-accidenteel trauma na de geboorte, dan na 1 of eventueel meer dan 1 accidenteel trauma.
De ribbreuken zijn radiologisch gezien minimaal 2 weken tot waarschijnlijk maximaal
4-6 weken oud.
6.4
Breuken in pijpbeenderen
(..)
Bij klinische presentatie vanaf 3 november 2016 werden genezende botbreuken geconstateerd in het midden van de linker onderarm (schacht van spaakbeen en ellepijp) en onderaan het linker onderbeen (schacht van kuitbeen en spaakbeen).
(..)
Gezien de radiologische datering waren de breuken in de pijpbeenderen in de linker onderarm (ellepijp en spaakbeen) en het linker onderbeen (kuitbeen en spaakbeen) op 3 november 2016 minimaal circa 2 weken oud (waarbij 1 tot enkele dagen korter niet kan worden uitgesloten).
Een maximum termijn kan niet goed worden aangegeven. Gezien de vlot voortschrijdende genezing (bij radiologie op 21 november en 6 december 2016), lijkt, evenals bij de ribbreuken, een maximum termijn van circa 4 tot 6 weken (op 3 november 2016) aannemelijk.
Het vóórkomen van een breuk op een overeenkomstige plaats, zoals halverwege het
spaakbeen en de ellepijp van de linker onderarm, is suggestief voor 1 moment met
krachtsinwerking maar meerdere momenten kunnen niet worden uitgesloten.
Een eventueel geboortetrauma (of trauma van vóór de geboorte) als oorzaak voor
de breuken in de pijpbeenderen wordt als uitgesloten beschouwd door
ondergetekende, omdat het een kind betrof dat per keizersnede werd geboren, en
gezien de radiologische dateringen.
Een specifieke toedracht is niet gemeld. Het gemelde voorval (val over de badrand
op de vloer) zou qua datering (16 oktober 2016 (rechtbank: lees 15 oktober 2016), ervan uitgaande dat moeder deze datum juist gereconstrueerd heeft) kunnen passen bij de radiologische datering van deze breuken, en een val op de uitgestrekte arm kan een breuk in zowel spaakbeen als ellepijp opleveren (NB: hoewel als primair trauma, met verreweg de meeste krachtsopvang, aanstoten van het hoofd van het kind tegen de voet of het
onderbeen van vader is gemeld, kan niet worden uitgesloten dat het kind, anders dan vader dacht, toch eerst op de arm is geland). Voornoemde mogelijkheid verklaart dan niet de breuken in het linker onderbeen (ook niet bij een val op speelgoed, gezien de afgelegde verklaring van vader).
Ondergetekende is van oordeel dat de op 3 november 2016 al genezende combinatie van botbreuken in de linker onderarm (spaakbeen en ellepijp) en in het linker onderbeen (kuitbeen en scheenbeen) veel waarschijnlijker zijn na 1 (of eventueel meer dan 1) niet-accidenteel trauma na de geboorte, dan na 1 (of eventueel meer dan 1) accidenteel trauma.
De breuken zijn radiologisch gezien minimaal 2 weken tot waarschijnlijk maximaal
4-6 weken oud.
Een ziekelijke (al dan niet bijkomende) oorzaak wordt als uitgesloten beschouwd
voor het ontstaan van de botbreuken gezien de resultaten van aanvullend onderzoek.
(..)
6.6
Combinatie van botbreuken
(..)
In dit geval werden bij gericht aanvullend DNA-onderzoek naar onder meer OI geen
afwijkende bevindingen gevonden. Verder waren er al klinisch en radiologisch geen
aanwijzingen voor een aanlegstoornis of (stofwisselings)ziekte van bot.
Volgens literatuurgegevens past de wijze van presentatie op deze leeftijd (aard breuken, verspreiding over het lichaam) niet bij een (stofwisselings)ziekte.
Een ziekelijke (al dan niet bijkomende) oorzaak wordt in dit geval als uitgesloten beschouwd; het lage geboortegewicht (en de randprematuriteit) spelen hierbij geen
rol.
De combinatie van botbreuken, in de ribben en de pijpbeenderen van de linker onderarm en het linker onderbeen, vanaf 3 november 2016 (in samenhang bezien met röntgenopnames van latere datum) is in dit geval zeer veel waarschijnlijker na niet-accidenteel trauma dan na accidenteel trauma.
Daarbij moet sprake zijn geweest van meer dan één moment met krachtsinwerking, gezien de verspreiding van de breuken.
De breuken aan de pijpbeenderen en de ribben kunnen gezien de overlap in radiologische datering bij eenzelfde voorval (al dan niet op kort in de tijd gescheiden momenten) zijn ontstaan.
Echter, omdat meer precieze radiologische datering niet mogelijk is, zijn afzonderlijke (ruim in tijd gescheiden) ontstaansmomenten ook mogelijk maar dan wel binnen de hiervoor aangegeven marges (minimaal 2 weken vóór 3 november 2016, waarbij 1 tot enkele dagen korter niet kan worden uitgesloten, tot waarschijnlijk maximaal 4-6 weken).
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feit 1: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het door de deskundige prof. dr. H.G.T. Nijs opgemaakte rapport weliswaar kan worden vastgesteld dat niet-accidenteel handelen de oorzaak is geweest van de ribbreuken en breuken in pijpbeenderen bij [slachtoffer] ; voor de rechtbank is echter op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vast te stellen wanneer, hoe en door wie de breuken zijn toegebracht. In de tenlastegelegde periode onder 1 is verdachte dan wel de moeder van [slachtoffer] op momenten alleen geweest met [slachtoffer] . De breuken zijn mogelijk ontstaan minimaal 2 weken voor 3 november 2016 (datum radiologisch onderzoek) tot waarschijnlijk maximaal 4-6 weken voor die datum. De verklaring van de verdachte dat de breuken mogelijk zijn ontstaan door een val uit zijn handen tijdens het wassen van [slachtoffer] , wordt weerlegd door de deskundige. Dat gegeven rechtvaardigt -gelet op de tijdspanne waarin de breuken zijn ontstaan- echter nog niet de conclusie dat de verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het opzettelijk toebrengen van dat letsel. De rechtbank kan niet met de vereiste mate van zekerheid uitsluiten dat een ander dan de verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van de breuken bij [slachtoffer] .
Gelet op het vorenstaande bestaat onvoldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal om te komen tot het bewijs, dat de verdachte met de tenlastegelegde geweldhandelingen de bij [slachtoffer] geconstateerde breuken heeft teweeggebracht. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen feit 2:
Zoals reeds hiervoor in de inleiding is weergegeven, is de verdachte, die met zijn (toenmalige) partner en drie dochters in Sittard woonde [2] , op 24 oktober 2016 met [slachtoffer] op het prematurenspreekuur op het consultatiebureau verschenen. De kinderarts heeft ronde, iets guirlande vormige blauwe plekken op de billen/in de luierstreek ontdekt bij de baby. De verdachte heeft tegen de kinderarts verklaard dat hij haar te stevig had vastgepakt bij het verschonen. [slachtoffer] huilde en verdachte was gefrustreerd. Hij gaf aan dat hij stress had en gespannen was door de overdracht van VT aan de Raad voor de Kinderbescherming. [3]
Een proces-verbaal [4] waarin een overzicht wordt gegeven van de informatie uit de dossiers van de huisarts, Zuyderland Medisch Centrum, Veilig thuis, het consultatiebureau, Altra Cura en de Raad van Kinderbescherming met betrekking tot het onderzoek, vermeldt, voor zover hier relevant, als informatie uit het dossier van het Zuyderland Medisch Centrum het volgende.
25/10/2016 22:36:06
Kind is gisteren ook gezien tijdens consult bij PNB bij dr. Vaessens.
Vader vraagt in dit consult naar blauwe plekjes op de billen die [slachtoffer] sinds zaterdag zou hebben. Geeft aan haar een keer te stevig vastgepakt te hebben tijdens het verschonen. Hij gaf aan, dat hij minder geduld heeft en gespannen is door de situatie met de Raad.
26/10/2016 12:28:46
Vader vertelt ook over de blauwe plekjes op de billen van afgelopen zaterdag en dat zij ( [slachtoffer] ) gisteren zomaar een blauwe plek had op haar linker onderbeen. Hij vertelt dat de arts van maandag het had over, dat als er vaker blauwe plekken zijn, hier verder onderzoek naar gedaan zou kunnen worden (hij wist het niet meer precies).
Het hiervoor in de inleiding reeds aangehaalde rapport [5] van prof. dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG vermeldt, voor zover hier relevant:
6.2
Blauwe plek(ken) luiergebied
(..)
Uitgaande van een blauwe plek hoog aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen
dan wel 1 blauwe plek naast de linker bil of meerdere blauwe plekken aan de billen beiderzijds, is ondergetekende van oordeel dat deze bevinding bij een verder gezond niet-mobiel kind (geen stollingsstoornis, geen bindweefselziekte) (iets) waarschijnlijker is na 1
of meer dan 1 niet-accidenteel trauma dan na 1 of meer dan 1 accidenteel trauma, gezien de genoemde plaats(en) in relatie tot literatuurgegevens hierover.
Naar aanleiding van de constatering van blauwe plekken in guirlandevorm beiderzijds op de billen op 24 oktober 2016 door de kinderarts, vroeg vader of dit door hem veroorzaakt kon zijn door vastpakken bij stevig schoonmaken van de billen (later werd ontkend dat vader dit gevraagd zou hebben).
Vader zou in elk geval gevraagd hebben of blauwe plekken in het luiergebied veroorzaakt kunnen worden door het te strak vastdoen van een luier.
Het is mogelijk dat blauwe plekken ontstaan bij hantering van een kind. Echter, bij een gezond kind treedt dit alleen op als sprake is van disproportionele krachtsinwerkingen (krachtsinwerkingen die de normale hantering van een kind ruim te boven gaan). Bij het (te) strak vastdoen van een luier ontstaan normaliter geen blauwe plekken (noch aan de billen noch aan de binnenzijde van het bovenbeen).
(..)
Ter terechtzitting heeft de deskundige zijn conclusie ten aanzien van de blauwe plekken in die zin aangepast, dat hij het bij nader inzien veel waarschijnlijker acht dat deze, gelet op het guirlandepatroon zoals door de kinderarts beschreven, een niet-accidentele oorzaak hebben dan bijvoorbeeld een ongelukkige val. [6]
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 is ten laste gelegde het volgende.
De verklaring die de verdachte aanvankelijk in het ziekenhuis heeft gegeven voor de blauwe plekken op de billen van [slachtoffer] , past bij het rapport van de deskundige prof. dr. H.G.T. Nijs en zijn toelichting en aanvulling hierop ter terechtzitting. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van deze verklaring. Dat de verdachte hiervan later is teruggekomen, en tegenover de politie - toen de resultaten van de skeletstatus bekend waren geworden - met een andere verklaring is gekomen voor het ontstaan van de blauwe plekken, maakt dit niet anders: de latere verklaring dat de blauwe plekken zouden zijn ontstaan doordat [slachtoffer] hem bij het inzepen uit de handen is geglipt, past immers veel minder bij het guirlandepatroon van de blauwe plekken.
Gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, acht de rechtbank bewezen dat de blauwe plekken zijn ontstaan doordat de verdachte [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan de ontdekking van de blauwe plekken op het consultatiebureau met kracht in de billen heeft geknepen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
2.
in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 24 oktober 2016 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, zijn kind, [slachtoffer] , (geboren op [geboortedatum] ) heeft mishandeld door deze (met kracht) in de billen te knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2
mishandeling, begaan tegen zijn kind
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om, mocht er een bewezenverklaring volgen, bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat de verdachte bij FPP de Horst (vrijwillig) een behandeling heeft ondergaan voor zijn agressieproblematiek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn zeer jonge baby [slachtoffer] zodanig hard vastgepakt/geknepen dat er blauwe plekken zijn ontstaan op haar billen. Jonge baby’s zijn uiterst kwetsbaar en geheel aangewezen op de goede zorgen van hun ouders. Het moge zo zijn dat de verdachte uit frustratie heeft gehandeld; dat neemt niet weg dat bij het ouderschap hoort dat de ouders zich te allen tijde onthouden van handelen waarmee aan het kind lichamelijke of geestelijke schade kan worden berokkend.
De rechtbank acht in beginsel een straf op zijn plaats, enerzijds gelet op de ernst van het feit en anderzijds om de verdachte te laten inzien dat een dergelijk handelen op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt. De rechtbank houdt echter rekening met de volgende omstandigheden.
De verdachte is op 10 september 2019 voor een mishandeling veroordeeld, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De verdachte heeft inmiddels een nieuw gezin en een eigen bedrijf. De relatie met de moeder van [slachtoffer] is kort na het voorval en de verdenking jegens de verdachte van zware mishandeling die daarop volgde, stuk gegaan. Zijn oudste twee dochters ziet de verdachte nog; met [slachtoffer] heeft hij geen contact meer; hij voelt dat hij door alle betrokkenen wordt gezien als de boosdoener en ervaart dit als te belastend. De verdachte is, zo blijkt uit het reclasseringsadvies van 12 februari 2021 en verdachtes verklaring ter terechtzitting, op vrijwillige basis een viertal jaren in behandeling geweest bij FPP de Horst (2014-2018). De behandeling was voornamelijk gericht op agressiehantering. Uit niets blijkt de verdachte zich sinds 2016 opnieuw aan mishandeling van een van zijn kinderen heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de redelijke termijn het volgende. Volgens de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), geldt voor een behandeling in eerste aanleg dat deze, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen twee jaren na aanvang van de termijn met een einduitspraak moet zijn afgerond. De redelijke termijn is aangevangen op 8 februari 2017, de dag van de inverzekeringstelling van de verdachte. Van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de termijn van twee jaren zouden rechtvaardigen, is geen sprake. Dit leidt de rechtbank tot de vaststelling dat de redelijke termijn met 24 maanden is overschreden.
De rechtbank is ondanks de ernst van het feit van oordeel dat, gelet op de ouderdom van het feit, de (huidige) persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de grote gevolgen die de zware verdenking jegens de verdachte op zijn persoonlijk leven hebben gehad en de forse overschrijding van de redelijke termijn, het opleggen van een straf of maatregel thans geen strafrechtelijk doel meer kan dienen.
De rechtbank zal derhalve de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank stelt vast dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is gebaseerd op hetgeen onder 1 is tenlastegelegd. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat de verdachte hiervan wordt vrijgesproken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Rechterlijk pardon
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en
mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2021.
Buiten staat
Mr. K.G. Witteman en Mr. V.P. van Deventer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), zijnde het kind van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ribbreuken en/of breuken in de pijpbeenderen in arm en/of been, heeft toegebracht door haar met (volle) kracht bij de borstkas en/of een armpje en/of een beentje vast te pakken en/of (vervolgens) de borstkas stevig samen te drukken en/of (hard/hevig) door elkaar te schudden en/of (hard) tegen de borstkas en/of een armpje en/of een beentje te slaan en/of hard te schoppen dan wel anderszins geweld uit te oefenen op het lichaam van voornoemd kind;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), zijnde het kind van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met (volle) kracht bij de borstkas en/of een armpje en/of een beentje heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de borstkas stevig heeft samengedrukt en/of (hard/hevig) door elkaar heeft geschud en/of (hard) tegen de borstkas en/of een armpje en/of een beentje te heeft geslagen en/of (hard) heeft geschopt dan wel anderzins geweld heeft uitgeoefend op het lichaam van voornoemd kind, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk in Nederland,
zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , heeft mishandeld door haar met (volle) kracht bij de borskas en/of een armpje en/of een beentje vast te pakken en/of (vervolgens) de borstkas stevig samen te drukken en/of (hard/hevig) door elkaar te schudden
en/of (hard) tegen de borstkas en/of een armpje en/of een beentje te slaan en/of (hard) te schoppen dan wel anderszins geweld uit te oefenen op het lichaam van voornoemd kind;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2016 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland,
zijn kind, [slachtoffer] , (geboren op [geboortedatum] ) heeft mishandeld door deze (met kracht) met/in/tegen/op de binnenzijde van het bovenbeen en/of billen tegen een voorwerp te
drukken, (aan) te klemmen, te knijpen, te slaan, te stompen of te doen vallen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 7, gesloten d.d. 28 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1014.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 februari 2017, dossierpagina’s 33 tm 58
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 december 2016, dossierpagina 107
4.Proces-verbaal d.d. 15 september 2017, dossierpagina’s 901 - 909
5.Deskundigenrapport NFI d.d. 18 april 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 935-944.
6.Verklaring van de deskundige prof. dr. H.G.T. Nijs ter terechtzitting van 19 februari 2021.