ECLI:NL:RBLIM:2021:1772

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
C/03/273099 / HA ZA 20-39
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake eigendom en gebruik van een driehoekige strook grond tussen twee percelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de eigendom van een driehoekige strook grond van ongeveer 90 m2. De eiser in conventie, die ook verweerder in reconventie is, stelt dat hij sinds 29 december 2015 eigenaar is van het perceel kadastraal bekend als [kadasternummer 1], terwijl de gedaagde in conventie, die ook eiser in reconventie is, sinds 15 januari 1982 eigenaar is van het perceel kadastraal bekend als [kadasternummer 2]. De driehoekige strook grond behoort kadastraal tot het perceel van de eiser, maar de gedaagde heeft deze strook sinds 1982 in gebruik en stelt dat hij deze door verjaring heeft verkregen.

De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen doorlopen, waarbij beide partijen hun standpunten hebben uiteengezet. De eiser vordert dat de rechtbank verklaart dat hij eigenaar is van de driehoek en dat de gedaagde de afrastering die de driehoek omringt, moet verwijderen. De gedaagde betwist de eigendom van de eiser en stelt dat hij de driehoek in bezit heeft genomen en deze door verjaring heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een discussie bestaat over de vraag of de gedaagde de driehoek houdt voor zichzelf of voor een ander, en of er sprake is van bezit of houderschap.

De rechtbank heeft de eiser toegelaten om bewijs te leveren van zijn stelling dat er een bruikleenovereenkomst bestaat tussen de gedaagde en een derde partij, [pachter]. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op een later moment opnieuw op de rol zal komen voor uitlating door de eiser over de wijze waarop hij bewijs wil leveren. De beslissing van de rechtbank is op 24 februari 2021 openbaar uitgesproken door mr. K.J.H. Hoofs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273099 / HA ZA 20-39
Vonnis van 24 februari 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.P.H. Sangers te Beek Lb,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen te Maastricht.
Partijen worden hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 december 2019 met producties 1 tot en met 9,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 tot en met 18,
  • de rolbeslissing van 15 april 2020,
  • het B-16 formulier van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ter griffie ontvangen op 22 april 2020,
  • het B-16 formulier van Sangers, ter griffie ontvangen op 28 april 2020,
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, alsmede akte wijziging grondslag eis en tevens vermindering van eis, met producties 10 tot en met 12,
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende antwoordakte, wijziging gronden en vermindering van eis in conventie, alsmede conclusie van repliek in reconventie, met producties 17 tot en met 29,
  • de conclusie van dupliek in reconventie,
  • het B-4 formulier van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ter griffe ontvangen op 29 oktober 2020,
  • het B-11 formulier van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ter griffie ontvangen op 5 november 2020,
  • het schrijven van de rechtbank van 6 november 2020,
  • het B-16 formulier van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ter griffie ontvangen op 11 november 2020,
  • het B-16 formulier van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ter griffie ontvangen op 16 november 2020,
  • de brief van de rechtbank van 16 november 2020,
  • het B-16 formulier van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ter griffie ontvangen op 26 november 2020,
  • het B-7 formulier van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ter griffie ontvangen op 1 december 2020,
  • het B-11 formulier van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , ter griffie ontvangen op 1 december 2020,
  • het B-11 formulier van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ter griffie ontvangen op 2 december 2020,
  • de brief van de rechtbank van 9 december 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is sinds 29 december 2015 eigenaar van het perceel kadastraal bekend [kadasternummer 1] , met een oppervlakte van 7.1555 m2 (verder: perceel
[kadasternummer 1] ). Het perceel is in gebruik als akkerbouwperceel.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 15 januari 1982 eigenaar van het perceel kadastraal bekend [kadasternummer 2] , met een oppervlakte van 2.280 m2 (verder: perceel
[kadasternummer 2] ). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gebruikt het perceel voor hobbymatige doeleinden. In de notariële leveringsakte van 15 januari 1982 staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 3 bij dagvaarding):
1.
Gemeld onroerend goed is verkocht zo en in de staat en toestand waarin het zich thans bevindt, zonder waarborg voor zichtbare en verborgen gebreken, noch voor de juistheid van de opgegeven maat, waarvan het eventueel meerdere of mindere blijft ten voor- of nadele van koper met alle heersende en lijdende erfdienstbaarheden en verdere zakelijke rechten en lasten, krachtens titels of bezit er toe behorende of er op drukkende, doch vrij van hypotheek en beslag.
2.3.
Tussen partijen bestaat discussie over wie eigenaar is van de zogenoemde driehoek grond met een oppervlakte van ongeveer 90 m2 (verder: de driehoek). Kadastraal behoort de driehoek tot perceel [kadasternummer 1] . De driehoek is groen gearceerd op de navolgende afbeelding (productie 5 bij dagvaarding):
2.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft in 1982 perceel [kadasternummer 2] samen met de driehoek afgerasterd. Daarmee maakt de driehoek - in ieder geval sindsdien - visueel deel uit van perceel [kadasternummer 2] . Sinds 1982 gebruikt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek en heeft hij hiervan het ongestoord genot.
2.5.
Sinds 2016 houdt de eigendom van de driehoek partijen verdeeld.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank - na wijziging eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair voor recht verklaart dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] eigenaar is van de driehoek grond met een
oppervlakte van circa 90 m2 en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt de in de dagvaarding omschreven afrastering te doen verwijderen en verwijderd te houden en het stuk grond, de driehoek van circa negentig vierkante meter gelegen op het percel [kadasternummer 1] , aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] leeg en ontruimd ter beschikking te stellen en een afrastering te plaatsen op de kadastrale erfgrens tussen de percelen [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] vanaf de hoekpaal van het toegangshekwerk tot aan de afrastering van perceel [kadasternummer 3] . Zulks binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te verbeuren dwangsom van € 500,- voor elke dag of deel van een dag dat hij in gebreke zal blijven na ommekomst van de gestelde termijn aan de in dezen uit de spreken veroordeling te voldoen, en;
2. voor het geval het primair gevorderde niet wordt toegewezen subsidiair voor recht
verklaart dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] eigenaar is van de driehoek grond met een oppervlakte van 90 m2 en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt te gehengen en gedogen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de betreffende afrastering zelf verwijdert of doet verwijderen, de driehoek grond ontruimt en een afrastering plaatst op de kadastrale erfgrens tussen de percelen [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] vanaf de hoekpaal van het toegangshekwerk van perceel [kadasternummer 2] tot aan de afrastering van perceel [kadasternummer 3] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt de daarmee gemoeide kosten aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen, voor zover nodig met machtiging aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om het verwijderen of doen verwijderen van het hekwerk, het ontruimen van de driehoek grond en het plaatsen van een afrastering op de kadastrale erfgrens tussen de percelen [kadasternummer 1] en [kadasternummer 2] zelf te bewerkstelligen onder veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van deze werkzaamheden.
Alles met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van het geding, met inbegrip van een bedrag van € 131,- terzake de nakosten indien geen betekening van het vonnis plaatsvindt, dan wel € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis aan de daarbij uitgesproken veroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de proceskosten te voldoen binnen 14 dagen na de dag waarop in dezen eindvonnis wordt gewezen, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dat vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek in 1982 niet heeft gekocht. De driehoek maakt geen deel uit van perceel [kadasternummer 2] , maar behoort tot perceel [kadasternummer 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 1982 op de hoogte van de perceelsgrenzen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hier met [pachter] (verder: [pachter] ) kort na aankoop van perceel [kadasternummer 2] door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over gesproken. [pachter] pachtte in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw perceel [kadasternummer 1] van [naam] . Omdat de driehoek gezien zijn geografische ligging moeilijk te bewerken is, heeft [pachter] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verzocht de driehoek bij perceel [kadasternummer 2] te trekken en te bewerken. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stemde in met het gebruik van de driehoek op basis van bruikleen. De eigendom van de driehoek is bij de eigenaar van perceel [kadasternummer 1] blijven rusten. Er zijn geen handelingen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verricht die maken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als bezitter van de driehoek kan worden aangemerkt. De voorwaarden die aan het gebruik van de driehoek zijn gesteld - het bewerken en gebruiken van de driehoek - zijn normale verplichtingen die voor partijen voortvloeien uit de bruikleenovereenkomst van de grond.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer. Van bruikleen is geen sprake. In 1982 noch daarna is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door [pachter] gevraagd de driehoek voor hem te gebruiken of te bewerken. Hij heeft de grond in bezit genomen ten behoeve van zichzelf. Mocht de rechtbank oordelen dat er wel afspraken zijn gemaakt tussen [pachter] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , dan kan de overeenkomst niet worden gekwalificeerd als bruikleen maar als huur. Bruikleen impliceert dat een zaak aan een ander in gebruik wordt gegeven zonder dat enige tegenprestatie verschuldigd is, terwijl er volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] juist wel sprake is van een tegenprestatie, namelijk het bewerken en onderhouden van de driehoek. Koop breekt geen huur en de huurovereenkomst is dan ook nog steeds van kracht. De gevorderde ontruiming is dan, op grond van het bestaan van die huurovereenkomst, evenmin toewijsbaar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat:
Voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] door verjaring eigenaar is geworden van de driehoekige strook grond met een oppervlakte van 80 à 90 m2 welke gelegen is op het kadastraal perceel [kadasternummer 1] en welke zich bevindt aan de zuidwestzijde van het kadastraal perceel [kadasternummer 2] tussen laatstgenoemd perceel en de ter plaatse aanwezige veldweg in, een en ander zoals ter plaatse afgerasterd en groen gearceerd op de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als productie 5 bij inleidende dagvaarding overgelegde kaart.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de kosten van het geding in conventie en in reconventie, alsmede een bedrag van € 246,- ter zake nakosten indien geen betekening van het vonnis plaatsvindt, danwel € 328,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis aan de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de proceskosten te voldoen binnen 14 dagen na de dag waarop in dezen (eind)vonnis wordt gewezen, bij niet (tijdige) betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dat vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.6.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat hij bij de koop van perceel [kadasternummer 2] in de oprechte overtuiging verkeerde dat de driehoek een geheel vormde met perceel [kadasternummer 2] . De leveringsakte bevatte geen andere omschrijving van het gekochte en geleverde, en er was ook geen kaart of tekening bijgevoegd. In de leveringsakte staat dat de onroerende zaak is verkocht in de staat en toestand waarin het zich bevindt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] had geen enkele reden om te veronderstellen dat de kadastrale of juridische erfgrens anders liep dan ter plaatse zichtbaar was. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verkeerde in de overtuiging dat hij eigenaar van de driehoek was en betwist dat hij ten tijde van de koop van perceel [kadasternummer 2] wist waar de kadastrale grenzen liepen.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de driehoek sinds 1982 onafgebroken in bezit en hij is, nu hij gedurende (meer dan) tien jaren te goeder trouw de driehoek in bezit heeft, op grond van artikel 3:99 BW eigenaar van de driehoek. Als het bestaan van de goede trouw door de rechtbank niet wordt aangenomen, dan is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in 2002 eigenaar geworden.
3.7.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is de driehoek op grond van een bruikleenovereenkomst voor een ander gaan houden. Nu van bezit geen sprake is, kan van verkrijgende noch van bevrijdende verjaring sprake zijn.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie lenen deze zich voor gezamenlijke beoordeling, hetgeen de rechtbank zal doen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geding dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek sinds 1982 in gebruik heeft. Wel staat ter discussie of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] houder of bezitter van de driehoek is. Iemand die een zaak bezit, doet dat voor zichzelf (artikel 3:107 BW). Of sprake is van houderschap of bezit wordt naar verkeersopvatting beoordeeld (artikel 3:108 BW). Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt (Parl. Gesch. Boek 3, p. 408), ligt in het vereiste van het hebben van bezit besloten, dat het bezit (openbaar en) ondubbelzinnig moet zijn. Van niet dubbelzinnig bezit is sprake (HR 15 januari 1993, NJ 1993, 178) wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt, dat de werkelijk rechthebbende daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. Staat vast dat iemand een zaak houdt, dan geeft artikel 3:109 BW een wettelijk vermoeden van bezit. Het is dan aan de wederpartij het vermoeden te weerleggen door aan te tonen dat er slechts sprake is van houden voor een ander. Wanneer men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, dan gaat men daarmede onder dezelfde titel voort, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht (artikel 3:111 BW).
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek sinds 1982 in gebruik heeft en sindsdien hiervan het ongestoord genot geniet. Daarmee houdt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , naar het oordeel van de rechtbank, de driehoek en bestaat het wettelijk vermoeden van bezit. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erkent weliswaar dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek houdt, maar dat hij dit niet voor zichzelf maar voor een ander doet op grond van een bruikleenovereenkomst. Ter onderbouwing van zijn stelling overlegt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een verklaring van [zonen pachter] (productie 10 bij de conclusie van repliek in conventie), de zonen van [pachter] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat [zonen pachter] niet uit eigen waarneming verklaren. Ook volgt, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , uit de door [zonen pachter] afgelegde verklaring dat zij spreken over een driehoek gelegen ten noorden van de veldweg terwijl het in deze zaak gaat over de driehoek gelegen ten zuiden van de veldweg.
4.4.
Op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] rust krachtens artikel 150 Rv het bewijs van zijn stelling dat er tussen [pachter] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bruikleenovereenkomst tot stand is gekomen. Hij zal worden toegelaten dit te bewijzen zoals in het dictum is vermeld.
4.5.
De overeenkomst van bruikleen is op genomen in de artikel 7A:1777 BW en verder. De tekst van deze artikelen onder het Nieuw BW is gelijk aan de tekst onder het Oud BW. Bruikleen is een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een zaak om niet in gebruik geeft, onder de voorwaarde dat degene die de zaak ontvangt, deze zaak, na daarvan gebruik te hebben gemaakt of na een bepaalde tijd, terug zal geven (artikel 7A: 1777 BW). De uitlener blijft eigenaar van de geleende zaak (artikel 7A: 1778 BW). Wanneer komt vast te staan dat tussen [pachter] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bruikleenovereenkomst is gesloten, dan is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek gaan houden voor een ander (houderschap). Houderschap en bezit sluiten elkaar uit. Nu bezit is vereist voor een geslaagd beroep op verjaring, komt de rechtbank wanneer het bestaan van de bruikleenovereenkomst wordt aangenomen, niet toe aan de vraag of sprake is van verjaring. Wordt het bewijs voor het bestaan van de bruikleenovereenkomst niet geleverd, dan is het wettelijk vermoeden van bezit (artikel 3:109 BW) niet weerlegd, en komt de rechtbank wel toe aan de vraag of sprake is van verjaring.
4.6.
Het BW maakt een onderscheid tussen twee vormen van verjaring die in de literatuur worden aangeduid als verkrijgende (art. 3:99 BW) en bevrijdende verjaring (art. 3:105 en 3:306 BW).
Verkrijgende verjaring
4.7.
Onder het oude recht verkregen bezitters te goeder trouw die zich op een wettige
titel konden beroepen de eigendom van registergoederen na een onafgebroken
verjaringstermijn van twintig jaar (artikel 2000 lid 1 oud BW). Voor bezitters te goeder
trouw zonder wettige titel gold een dertigjarige termijn (artikel 2000 lid 2 oud BW). Nu
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat hij de driehoek in 1982 is gaan gebruiken, is een eventuele
verjaringstermijn niet voor de inwerkingtreding van het huidige Burgerlijk Wetboek (BW)
op 1 januari 1992 voltooid. Naar huidig recht is voor verkrijgende verjaring van
registergoederen (artikel 3:99 lid 1 BW) onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende tien
jaar vereist. Uit het bepaalde in artikel 73 Overgangswet Nieuw BW volgt dat de nieuwe
(kortere) termijn met ingang van 1 januari 1993 van toepassing is indien de
verjaringstermijn vóór 1 januari 1992 is aangevangen.
4.8.
De vraag of sprake was van goede trouw kan naar oud recht worden beantwoord
aan de hand van de maatstaven neergelegd in artikel 3:118 BW. Ingevolge artikel 3:118 lid
1 BW is een bezitter te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich
ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. Goede trouw ontbreekt wanneer
iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft, kende of in de
gegeven omstandigheden had behoren te kennen, waarbij geldt dat iemand die goede reden
had om te twijfelen, eveneens kan worden aangemerkt als iemand die de feiten of het recht
had behoren te kennen, zelfs indien onderzoek onmogelijk was (artikel 3:11 BW). Volgens
artikel 3:23 BW wordt het beroep van een verkrijger van een registergoed op goede trouw
niet aanvaard, wanneer dit beroep insluit een beroep op onbekendheid met feiten die door
raadpleging van de registers zouden zijn gekend. Tussen partijen staat niet ter discussie dat
volgens de kadastrale gegevens de driehoek deel uitmaakt van perceel [kadasternummer 1] (r.o. 2.3).
Wanneer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de registers zou hebben geraadpleegd, dan hij geweten dat de driehoek
behoorde tot perceel [kadasternummer 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zich dan ook niet als bezitter te goeder trouw
kunnen beschouwen. Een beroep op verkrijgende verjaring kan - als vast komt te staan
dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bezitter van de driehoek is - niet slagen.
Bevrijdende verjaring.
4.9.
Ingevolge artikel 3:105 BW kan eigendom van een goed worden verkregen indien de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid. Met andere woorden: indien een rechthebbende nalaat een eigendomsactie in te stellen binnen een bepaalde termijn, kan zijn recht daartoe verjaren. Op grond van artikel 3:306 BW verjaart de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit door verloop van 20 jaar. In dit kader heeft te gelden dat indien de verjaringstermijn onder oud recht (vóór 1992) is aangevangen, overgangsrecht van toepassing is. De verjaringstermijn onder oud recht was 30 jaar. Indien de termijn van 30 jaar op het moment van inwerkingtreding van het Nieuw BW (1 januari 1992) nog niet was verstreken, geldt dat het oude recht per 1 januari 1993 door het nieuwe recht (verjaringstermijn van 20 jaar) is vervangen.
4.10.
Voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring is de aanwezigheid van de goede trouw, anders dan verkrijgende verjaring, niet vereist. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan al dat is gesteld omtrent het al dan niet bestaan van wetenschap over de kadastrale grenzen bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Wanneer komt vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de driehoek
20 jaar in bezit heeft gehad, dan is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hier in 2002 eigenaar van geworden. Of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bezitter of houder is, hangt samen met de onder r.o. 4.4. geformuleerde bewijsopdracht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing dan ook aan.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
5.1.
laat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toe om door alle middelen rechtens te bewijzen dat er tussen [pachter] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een bruikleenovereenkomst tot stand is gekomen ter zake de driehoek,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 maart 2021voor uitlating door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van mr. K.J.H. Hoofs, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen,
5.4.
verwijst in dat geval de zaak naar de rol van
24 maart 2021voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste zes maanden vanaf 1 mei 2021 aan de zijde van beide partijen,
5.5.
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] indien hij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, hij die bewijsstukken en/of andere bewijsmiddelen op de rol van
24 maart 2021in het geding moet brengen,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: KH