ECLI:NL:RBLIM:2021:1707

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
8805869 CV EXPL 20-4890
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering wegens onduidelijke betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR en een gedaagde partij. VGZ vorderde betaling van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een vermeende betalingsachterstand. De gedaagde heeft echter verweer gevoerd en betwist dat er nog een betalingsachterstand bestaat. Hij heeft aangegeven dat er een betalingsregeling is getroffen en dat hij al geruime tijd aflost. De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ niet voldoende bewijs heeft geleverd om de vordering te onderbouwen. Het overzicht dat VGZ heeft overgelegd, bevatte geen duidelijke koppeling naar de zorgovereenkomst met de gedaagde, en het was onduidelijk of er daadwerkelijk sprake was van een betalingsachterstand en hoe hoog deze zou zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ haar vordering niet volledig en inzichtelijk heeft gepresenteerd, in strijd met de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor heeft de kantonrechter VGZ niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8805869 CV EXPL 20-4890
Vonnis van de kantonrechter van 24 februari 2021
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij
in persoon
Partijen zullen hierna VGZ en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 augustus 2021 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek met productie,
- de akte uitlaten productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet afgesloten. De verzekering is bij VGZ geregistreerd onder klantnummer 3461372200/VGZ.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
VGZ stelt dat [gedaagde] een bedrag van € 3.707,47 (€ 3.923,41 inclusief rente en kosten) aan premies en overige kosten onbetaald heeft gelaten. Ter onderbouwing van dat bedrag heeft zij een specificatie overgelegd. [gedaagde] heeft volgens VGZ een bedrag van
€ 2.816,11 voldaan, waarna nog een vordering van € 1.107,30 resteert.
VGZ heeft de vordering beperkt tot € 500,00 en reserveert haar rechten met betrekking tot de invordering van het resterende deel van de vordering.
4.2.
[gedaagde] stelt het de door VGZ overgelegde overzicht en de vordering niet kloppen. Partijen hebben een betalingsregeling getroffen van € 25,00 per maand. Dit bedrag is later verhoogd naar € 50,00 per maand. [gedaagde] lost al geruime tijd af en heeft volgens hem niets meer openstaan. De premies worden doorgaans automatisch afgeschreven en de overige kosten betaalt hij middels acceptgiro. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] diverse bankafschriften over de jaren 2018, 2019 en 2020 overgelegd waaruit betalingen aan VGZ blijken. En overzicht van de vermeende betalingsachterstand heeft hij - ondanks herhaald verzoek - niet eerder dan bij de dagvaarding ontvangen.
4.3.
Pas na het verweer van [gedaagde] heeft VGZ nog aangevoerd dat partijen inderdaad op 20 december 2018 een betalingsregeling van € 25,00 per maand hebben afgesproken en dat op 26 november 2019 dit bedrag is verhoogd naar € 50,00 per maand. De betalingsregeling is volgens VGZ komen te vervallen omdat [gedaagde] de aflossing van juni 2020 (niet) tijdig heeft voldaan. [gedaagde] zou niet hebben gereageerd op de brieven die VGZ daarna op 28 juli 2020 en 14 augustus 2020 naar hem heeft gestuurd.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat het door VGZ overgelegde overzicht betrekking heeft op niet betaalde premies, declaraties en kosten in de periode van 7 juni 2018 tot en met 10 juli 2020 (in totaal € 3.707,47). Voor de kantonrechter is echter niet duidelijk of het door VGZ overgelegde overzicht betrekking heeft op de zorgovereenkomst met [gedaagde] . Gegevens die het overzicht aan de zorgovereenkomst met [gedaagde] koppelen, zoals zijn naam en/of zijn klantnummer, ontbreken. Uit het overzicht blijkt evenmin hoe de wel betaalde bedragen, volgens VGZ in totaal € 2.816,11, administratief zijn verwerkt. Een overzicht van de ontvangen (deel)betalingen ontbreekt. Het is onduidelijk of er (nog steeds) sprake is van een betalingsachterstand en zo ja, hoe hoog die achterstand dan is.
4.5.
In de artikelen 21, 85 en 111 lid 3 Rv is vastgelegd dat de eisende partij met de dagvaarding aan de gedaagde partij en de kantonrechter een zo volledig, inzichtelijk en waarheidsgetrouw mogelijk beeld verschaft van de vordering, de ondersteunende feitelijke argumenten, de daarvoor beschikbare bewijzen en bewijsmiddelen, het buitengerechtelijk debat en de verweren/verweermiddelen van de wederpartij. De kantonrechter is van oordeel dat VGZ haar (vermeende) vordering, in strijd met de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet volledig en niet inzichtelijk presenteert, waardoor zowel de kantonrechter als [gedaagde] zich geen goed beeld kunnen vormen van de (vermeende) vordering. De kantonrechter zal VGZ dan ook niet-ontvankelijk is haar vordering verklaren.
4.6.
VGZ zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Aangezien [gedaagde] in persoon procedeert worden de kosten aan zijn zijde begroot op nihil.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart VGZ niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt VGZ in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op nihil,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Driessen en in het openbaar uitgesproken.