ECLI:NL:RBLIM:2021:1697

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
8098567 \ CV EXPL 19-6811
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en non-conformiteit bij tweedehands auto met roetfilterproblemen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter J.R. Sijmonsma, gaat het om een geschil tussen twee particulieren over de koop van een tweedehands auto. De eiser, vertegenwoordigd door mr. V.H.A. Griffioen, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens non-conformiteit van de auto, die volgens hem ernstige gebreken vertoonde. De auto was aangeschaft op 14 december 2018, maar vertoonde al snel problemen, waaronder een defect aan het roetfilter en aanpassingen aan de software. De eiser heeft de koopovereenkomst op 13 juni 2019 buitengerechtelijk ontbonden en vordert nu terugbetaling van de koopsom van € 3.650,00, vermeerderd met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de deskundige heeft geconcludeerd dat het keramisch materiaal uit het roetfilter is verwijderd en dat de software is aangepast, wat leidt tot de conclusie dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die bij de koop waren gewekt. De rechter oordeelt dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot terugbetaling van de koopsom toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten en de kosten van het deskundigenbericht.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van tweedehands voertuigen en de rechten van kopers bij non-conformiteit. De rechter heeft de gedaagde ook verplicht om de kosten van het deskundigenonderzoek te vergoeden, wat de financiële gevolgen van de tekortkomingen in de verkoop benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8098567 \ CV EXPL 19-6811
Vonnis van de kantonrechter van 24 februari 2021
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. V.H.A. Griffioen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
De nummering van het op 22 juli 2020 tussen partijen gewezen vonnis zal worden voortgezet.

9.De procedure

9.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (tussen)vonnis van 22 juli 2020
  • het deskundigenrapport van 19 oktober 2020
  • de conclusie uitlating na deskundigenonderzoek van [gedaagde]
  • de conclusie na deskundigenrapport van [eiser] .
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald. Nadat is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, heeft [gedaagde] nog een stuk willen indienen. Het daartegen door [eiser] geuite bezwaar is gehonoreerd en het stuk is geweigerd.

10.De beoordeling

10.1.
Bij vonnis van 22 juli 2020 heeft de kantonrechter ing. J.A. Dijkstra benoemd als deskundige en hem de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:
Is de software en/of het roetfilter uit de auto verwijderd? Zo ja, kunt u gemotiveerd aangeven of dat vóór of ná 14 december 2018 is gebeurd?
Kan er met de onderhavige auto normaal worden gereden indien de software en/of het roetfilter zijn verwijderd? Indien met de auto kan worden gereden indien de software en/of het roetfilter zijn verwijderd, hoeveel kilometer kan er dan met deze auto worden gereden nadat daaruit zijn verwijderd de software en/of het roetfilter voordat zich problemen voordoen? Als zich problemen voordoen, welke problemen zijn dat dan?
Moet bij een APK-keuring van deze auto onderzocht worden of de software en/of het roetfilter in de auto aanwezig zijn? Indien deze vraag geheel of gedeeltelijk met ja wordt beantwoord, wordt een en ander dan vermeld in het keuringsrapport en zo ja, hoe? Indien in het kader van een APK-keuring van deze auto moet worden onderzocht of de software en/of het roetfilter in de auto aanwezig zijn, moeten dan binnen het kader van die keuring de software en/of het roetfilter ook worden getest? Zo ja, wordt dat dan vermeld in het APK-keuringsrapport?
Kunt u zich vinden in het als productie 4 bij dagvaarding overgelegde diagnoserapport? Hoeveel regeneraties zijn er geregistreerd en hoeveel hadden dit er moeten zijn? Wordt de auto in de huidige staat toegelaten op de openbare weg?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
vraag (a)
10.2.
De deskundige heeft – kort gezegd – op vraag (a) geantwoord dat (i) het keramisch materiaal uit het roetfilter is verwijderd, (ii) als het roetfilter ‘leeg gemaakt’ wordt, de software moet worden aangepast en (iii) het roetfilter is gelast. Productie 4 (bij dagvaarding) laat een uitlezing zien van het motormanagement door een Fiat-dealer. Hieruit blijkt volgens de deskundige dat de EGR-klep qua positieregeling is gedeactiveerd. De deskundige kan niet vaststellen of dit vóór 14 december 2018 is gebeurd.
vraag (b)
10.3.
Volgens de deskundige komt het regelmatig voor dat men een roetfilter leeghaalt en de software aanpast en dat hierna normaal met de auto gereden wordt. Na het leeghalen van het roetfilter is er sprake van vervuiling voor het milieu. In principe kan een motor van een dergelijk voertuig goed lopen zonder roetfilter, maar voldoet het voertuig niet aan de Euro 5 norm. In het onderhavige geval is, mede gelet op de roetproductie van het voertuig, duidelijk iets aan de hand met de verstuivers c.q. de verbranding. Inmiddels is er na aankoop ruim 30.000 km met het voertuig gereden. Wanneer het probleem qua roet/rookontwikkeling zoals tijdens het onderzoek is gebleken is ontstaan, weet de deskundige niet. Het enige probleem dat zich voordoet, is meer uitstoot van roet/fijnstof.
vraag (c)
10.4.
Bij een apk-keuring wordt niet onderzocht of de software en/of het roetfilter in de auto aanwezig is, aldus de deskundige. De apk-keuring blijft wat betreft het roetfilter beperkt tot een visuele inspectie. Indien er bij het uitlezen van de OBD geen foutcodes zijn (foto 7), dan is dat voor de apk-keuring voldoende. De deskundige merkt verder op dat wanneer de auto nu apk-gekeurd zou worden, deze zou worden afgekeurd vanwege de enorme roetuitstoot. Het voertuig werd apk-gekeurd op 4 oktober 2018 en op dat moment kan de auto niet dusdanig hebben gerookt als op 16 september 2020 tijdens het onderzoek werd geconstateerd. Er zou dan absoluut een afkeuring volgen, aldus de deskundige.
vraag (d)
10.5.
De deskundige constateert dat uit productie 2 bij dagvaarding blijkt dat [naam bv] de auto op 24 januari 2019 heeft gezien. De auto had toen een kilometerstand van 166.451. Er werd geconstateerd dat de motor geluid maakte, er was een vreemde geur waarneembaar en er was een gescheurde turbo-inlaatslang, die is vervangen. Ook was er sprake van witte en zwarte rook uit de uitlaat. Op 21 februari 2019 had de auto een kilometerstand van 169.893 en toen werd door [naam bv] geconstateerd dat de auto zwarte rook gaf, de roetfilterfunctie was weggeschreven, de distributieketting uitgerekt was en de turbo geluid maakte. Het geheugen van het motormanagement is toen ook uitgelezen. De deskundige kan zich vinden in het diagnoserapport (productie 4 bij dagvaarding). Wat betreft het aantal regeneraties heeft de deskundige verklaard dat een roetfilter zo dicht mogelijk bij de motor in het uitlaatsysteem wordt gemonteerd. De roetdeeltjes verzamelen zich in de filter, waar deze periodiek worden verbrand, te weten elke 200 tot 1.000 kilometer. Deze verbranding wordt aangeduid als regeneratie. Indien het roetfilter is leeggehaald en de software is aangepast, dan zullen er geen regeneraties meer volgen. De laatste olieverversing was bij kilometerstand 165.903 (foto 10) en daarna zijn er geen regeneraties meer geweest (productie 4 bij dagvaarding). Productie 7 bij dagvaarding is ongedateerd. De auto is op 4 oktober 2018 apk-goedgekeurd voor een jaar en werd toegelaten op de weg.
vraag (e)
10.6.
De deskundige somt een aantal zaken op, te weten:
  • het voertuig is aangeschaft op 14 december 2018 en had toen circa 160.000 kilometer gereden;
  • de problemen zijn ontstaan op 24 januari 2019 bij kilometerstand 166.451;
  • de definitieve diagnose werd op 21 februari 2019 bij kilometerstand 169.893 vastgesteld;
  • ten tijde van het onderzoek door de deskundige op 16 september 2020 had de auto 190.448 kilometer gereden.
Voor de deskundige staan ten slotte de volgende zaken vast:
  • in de staat zoals hij de auto op 16 september 2020 aantrof en heeft geïnspecteerd, kan de auto niet op 14 december 2018 zijn afgeleverd;
  • op 24 januari 2019 met kilometerstand 166.451 waren er problemen, die kennelijk niet ernstig waren, aangezien men de turbo-inlaatslang heeft vervangen;
  • op 21 februari 2019 met kilometerstand 169.893 is vastgesteld dat de roetfilter is leeggehaald en de software is aangepast, de distributieketting uitgerekt was en lawaai maakte;
  • na 21 februari 2019 is nog ruim 20.000 kilometer met de auto gereden en uit de stukken blijkt niet dat er in die periode werkzaamheden aan de motor zijn uitgevoerd;
  • volgens de deskundige is het niet verantwoord om ruim 20.000 kilometer door te rijden met de gebreken die op 21 februari 2019 waren geconstateerd;
  • in de staat waarin de deskundige de auto op 16 september 2020 aantrof, staat volgens de deskundige vast dat er meer met de motor aan de hand is. Gelet op de geconstateerde roetproductie moet er volgens hem een defect in het brandstofinspuitsysteem aanwezig zijn.
10.7.
[gedaagde] heeft – kort gezegd – daarop bij conclusie na deskundigenonderzoek aangevoerd dat de deskundige het roetfilter niet in zijn geheel heeft uitgebouwd, reden waarom [gedaagde] het antwoord op vraag (a) niet volledig kan ondersteunen. Dat er mogelijk een mankement aan het roetfilter is, brengt volgens [gedaagde] niet zonder meer mee dat daarmee vaststaat dat het roetfilter is verwijderd. Het filter kan volgens hem ook vol zitten. [gedaagde] kan niet volgen dat er geen twijfel mogelijk is dat het keramisch materiaal uit het roetfilter is verwijderd, hier had volgens [gedaagde] nader onderzoek naar moeten worden gedaan. De deskundige heeft enkel kunnen vaststellen dat na kilometerstand 165.903 geen regeneraties meer hebben plaatsgevonden. Op dat moment was [eiser] al eigenaar van het voertuig, waaruit [gedaagde] de conclusie trekt dat de deskundige niet kan vaststellen dat “
er ten tijde van het eigenaarschap door gedaagde van het voertuig géén generaties meer plaats heeft gevonden”. Daarnaast was de problematiek op 24 januari 2019 volgens [gedaagde] nog niet zo ernstig aangezien enkel de turbo-inlaatslang is vervangen. [gedaagde] is met de deskundige van mening dat [eiser] niet als goed huisvader met het voertuig is omgegaan, nu hij ondanks – zoals [eiser] zelf stelt – de ernstige problematiek 20.000 tot 30.000 kilometer met het voertuig heeft gereden. De problematiek ontstond pas nadat [eiser] 5.000-6.000 kilometer met de auto had gereden. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat ook na het deskundigenbericht is gebleken dat hij het voertuig in goede staat aan [eiser] heeft verkocht dan wel dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] ten tijde van de verkoop wist dat er zich gebreken bevonden aan het voertuig.
10.8.
De deskundige concludeert, anders dan [gedaagde] meent, “
zonder twijfel” dat het keramisch materiaal uit het roetfilter is gehaald en dat op het moment dat het roetfilter is leeggemaakt, de software moet worden aangepast. De deskundige heeft dit onderbouwd met de warmtefoto’s 11 en 12. Voorts heeft de deskundige onderbouwd zijn stelling dat de laatste olieverversing bij kilometerstand 165.903 was (foto 10) en dat daarna geen regeneraties meer hebben plaatsgevonden (productie 4 dagvaarding). Op 21 februari 2019 bij kilometerstand 169.893 is volgens de deskundige vastgesteld dat het roetfilter is leeggehaald en de software is aangepast. Aldus heeft de deskundige gemotiveerd onderbouwd geconcludeerd dat (het keramisch materiaal uit) het roetfilter is verwijderd en de software is aangepast. De suggestie van [gedaagde] dat het filter ook ‘vol’ kon zijn, wordt gepasseerd als niet onderbouwd. Hoewel de deskundige niet heeft kunnen vaststellen of het verwijderen van het keramisch materiaal uit het roetfilter en de aanpassing van de software is gedaan voor 14 december 2018, heeft hij gemotiveerd aangegeven (i) dat het mogelijk zou kunnen zijn gedaan bij kilometerstand 138.075, omdat toen de laatste overschrijving is geregistreerd (foto 10) dan wel (ii) dat na de laatste olieverversing bij kilometerstand 165.903 (foto 10) nul regeneraties zijn geweest (productie 4 dagvaarding) en (iii) dat op 21 februari 2019 is geconstateerd dat de roetfilterfunctie is weggeschreven, terwijl normaal gesproken elke 200 tot 1.000 kilometer wordt geregenereerd. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het roetfilter en de software na 14 december 2018 zijn verwijderd, te meer nu de deskundige het diagnoserapport (productie 4 dagvaarding) onderschrijft en daaruit blijkt dat er 19 “valse” regeneraties zijn geregistreerd, terwijl de auto bij verkoop circa 160.000 kilometer had gereden en het aantal regeneraties dus minimaal 160 had moeten zijn (uitgaande van 1.000 kilometer per regeneratie). Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat het roetfilter en de software ten tijde van de levering van de auto op 14 december 2018 al was verwijderd. De vraag of [gedaagde] dit al dan niet wist, is niet relevant omdat wetenschap van een mogelijk gebrek niet relevant is in een zaak als de onderhavige.
10.9.
Nu in het vonnis van 20 mei 2020 al is geoordeeld dat indien de software en het roetfilter zijn verwijderd, hetgeen het geval is, er sprake is van een ernstig gebrek dat ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt én als onweersproken vaststaat dat [eiser] bij brief van 13 juni 2019 (productie 14 dagvaarding) de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, ligt het bij petitum sub I gevorderde voor toewijzing gereed. Het bij petitum sub III gevorderde zal, zoals al in het vonnis van 20 mei 2020 (rov. 4.3.) is overwogen, worden afgewezen.
terugbetaling volledige koopsom?
10.1
[eiser] heeft (na wijziging van eis) gevorderd om [gedaagde] te veroordelen te voldoen aan de ongedaanmaking van de uitvoering van de verbintenis middels terugbetaling van de totale koopsom van € 3.650,00, te vermeerderen met de rente vanaf 13 juni 2019. Volgens [eiser] kan ex art. 7:10 lid 3 BW slechts sprake zijn van een gebruiksvergoeding tot het moment van de ontbinding van de koopovereenkomst. Hij heeft in december 2018 een servicebeurt laten uitvoeren (productie 18), maar de datum waarop dat is gebeurd, is slecht leesbaar. Hij wilde niet het risico lopen dat de auto zou worden afgekeurd en heeft het kenteken geschorst en de auto in een stalling ondergebracht. Volgens [eiser] gaat het om circa 10.000 kilometer vanaf datum koop tot aan de ontbinding. Een dergelijk kilometergebruik heeft geen negatieve invloed op de waarde van de auto, gelet op de leeftijd en de hoogte van de aantal gereden kilometers, aldus [eiser] . Bij conclusie na deskundigenrapport heeft [eiser] gesteld op 11 oktober 2019 het kenteken te hebben geschorst en de auto in de garage van het huis van zijn broer te hebben gestald, waar de auto tot op heden staat. Hij stelt als zorgvuldig schuldenaar voor de auto te hebben gezorgd, waarbij hij (nogmaals) heeft gewezen op de door hem uitgevoerde servicebeurt kort na de aanschaf.
10.11.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat het niet zo kan zijn dat [eiser] heel veel kilometers met de auto heeft gemaakt in één jaar tijd, geen onderhoud heeft gepleegd aan de auto, de auto geen nieuwe apk-keuring heeft ondergaan en dat hij nu voor al die kosten moet opdraaien door de auto terug te nemen en het volledige geldbedrag terug te betalen (sub 22 conclusie van antwoord). Bij conclusie na deskundigenrapport heeft [gedaagde] verder aangevoerd dat hij met de deskundige van mening is dat [eiser] niet als een goed huisvader is omgegaan met de auto. [eiser] heeft immers 20.000 tot 30.000 kilometer met het voertuig gereden, ondanks de ernstige problematiek.
10.12.
De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge art. 6:271 BW een ontbinding de partijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dat wil zeggen dat bij ontbinding van een koopovereenkomst de koper (i.c. [eiser] ) recht heeft op terugbetaling van de koopsom, terwijl de verkoper (i.c. [gedaagde] ) aanspraak kan maken op teruglevering van de door hem geleverde zaak (de auto) in de staat waarin deze zich bij de levering bevond.
10.13.
De vraag rijst of [gedaagde] met hetgeen hij heeft aangevoerd beoogd heeft aanspraak te maken op een vergoeding (schadevergoeding? gebruiksvergoeding?) omdat [eiser] (al dan niet onzorgvuldige) gebruik heeft gemaakt van de auto en/of omdat de auto door tijdsverloop in waarde is gedaald. Voor zover [gedaagde] dit inderdaad heeft beoogd te stellen, is die stelling onvoldoende onderbouwd en ingekleurd. [gedaagde] had, om aanspraak op een dergelijke vergoeding in dit geding te maken, zijn aanspraak nader moeten onderbouwen met feiten en omstandigheden zoals wat een gebruikelijke kilometervergoeding is in een geval als het onderhavige en/of gemotiveerd en voldoende onderbouwd moeten aanvoeren de hoogte van de waardevermindering. Dit alles heeft [gedaagde] niet gedaan. Tussen partijen heeft geen debat plaatsgevonden over de mogelijke grondslag van een eventuele waardevermindering, laat staan dat partijen zich concreet hebben uitgelaten over de hoogte van een eventuele waardevermindering van de auto, gebruiksvergoeding dan wel schadevergoeding. Gelet hierop zal de kantonrechter het bij petitum sub II gevorderde terugbetaling van de totale koopsom van € 3.650,00 toewijzen.
wettelijke rente over koopsom?
10.14
[eiser] heeft wettelijke rente gevorderd over de door [gedaagde] (terug) te betalen koopsom vanaf 13 juni 2019. [eiser] heeft dit deel van zijn vordering niet toegelicht of onderbouwd. Zonder toelichting valt niet in te zien op grond waarvan wettelijke rente over de terug te betalen koopsom verschuldigd zou zijn vanaf de datum van (buitengerechtelijke) ontbinding. Op 13 juni 2019 is een ongedaanmakingsverbintenis ontstaan en [gedaagde] is in de nakoming van die verbintenis tekort geschoten. De gevolgen van niet nakoming van een verbintenis, ook van een ongedaanmakingsverbintenis, worden beheerst door het bepaalde in de afdeling 6.1.9 en 6.1.10 van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge art. 6:119 lid 1 BW is pas wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Er dient dan ook, nu gesteld noch gebleken is dat de situatie van art. 6:274 BW zich heeft voorgedaan, te worden nagegaan of, en zo ja met ingang van wanneer, [gedaagde] in verzuim verkeert ten aanzien van de terugbetaling van de koopsom.
10.15
In beginsel is voor verzuim een ingebrekestelling vereist. Dat [eiser] [gedaagde] ter zake de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis in gebreke heeft gesteld, is gesteld noch gebleken. Het e-mailbericht van 13 juni 2019 is in ieder geval niet als een ingebrekestelling te beschouwen, nu een duidelijke aanmaning ontbreekt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de wettelijke rente over de koopsom toe te wijzen vanaf de dag van de buitengerechtelijke ontbinding.
10.16.
Een dagvaarding als de onderhavige kan worden gezien als ingebrekestelling (HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1012, NJ 2017, 239). Uit de proceshouding van [gedaagde] wordt afgeleid dat hij bestreed en bestrijdt gehouden te zijn tot terugbetaling van de koopsom en dat aanmaning nutteloos zou zijn. Daarvan uitgaand voldoet de inleidende dagvaarding, nu daarin aanspraak wordt gemaakt op terugbetaling van de koopsom (vermeerderd met wettelijke rente), aan het bepaalde in art. 6:82 lid 2 BW. Naast de inleidende dagvaarding is geen afzonderlijke ingebrekestelling vereist. De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de dag van de dagvaarding (8 oktober 2019).
proceskosten
10.17.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- griffierecht € 81,00
- salaris gemachtigde €
763,00 (3 ½ punt x liquidatietarief € 218,00)
Totaal € 945,06
10.18.
Gelet op het bepaalde in art. 244 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal de kantonrechter [gedaagde] ook veroordelen tot betaling van de kosten van de deskundige, aldus om het bedrag van de voorlopig in debet gestelde deskundigenkosten ad € 2.121,73 aan de griffier (LDCR) te voldoen.

11.De beslissing

De kantonrechter
11.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van de door hem gesloten koopovereenkomst en dat de overeenkomst op 13 juni 2019 (buitengerechtelijk) is ontbonden,
11.2.
veroordeelt [gedaagde] om te voldoen aan de ongedaanmaking van de uitvoering van de verbintenis middels terugbetaling van de totale koopsom van € 3.650,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding (8 oktober 2019) tot aan de dag der volledige voldoening aan [eiser] zulks tegen bewijs van kwijting,
11.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de kant van [eiser] begroot op € 945,06, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis,
11.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het deskundigenbericht ad € 2.121,73, te voldoen aan de griffier
binnen twee wekennadat hij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffier (LDCR) heeft ontvangen,
11.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft 11.2., 11.3., en 11.4.,
11.6.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2021.
type: JC