3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1, primair, vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aan poging doodslag schuldig heeft gemaakt. Daarom zal de rechtbank de verdachte van het onder feit 1 primair tenlastegelegd vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor de beoordeling van het tenlastegelegde feit moet de rechtbank vaststellen of gericht geschoten is op de twee op het dak aanwezige leden van het AOT.
Op 23 november 2017 is op de locatie [adres] door forensisch onderzoekers sporenonderzoek verricht naar het schietincident wat daar had plaatsgevonden op dezelfde dag. Op de vloer van de bedrijfshal was reeds door mensen van de ondersteunings- en aanhoudingseenheid de vindplaats van één huls, bodemstempel “Browning GeCo 7.65” (spoor PD1-01) gemarkeerd. Voor de wand van een met hout en gipsplaten gemaakte ruimte in de bedrijfsloods is op aanwijzing van de explosievenhond Chica achter een doos een vuurwapen, FN, kaliber 7.65 (spoor PD1-05) aangetroffen. De slede van het pistool stond in de achterste stand en in de uitwerpopening was een huls zichtbaar. De huls die zich in de uitwerpopening bevond, is voorzien van bodemstempel “Browning GeCo 7.65” (spoor PD1-0502). Vanaf de zijkant van het plafond van de met hout en gipsplaten gemaakte ruimte zagen de onderzoekers tussen de zwarte ventilatiebuizen, op een afstand van ongeveer twee meter vanaf de wand één gedeformeerd projectiel (spoor PD1-06) liggen. Het betreft een volmantelprojectiel dat niet tot de standaarduitrusting van de politie behoort.
Deze goederen zijn als sporendragers veilig gesteld.
De sporendragers zijn voorzien van SIN-nummers en voorgelegd aan het NFI ter beantwoording van de vraag in welke richting geschoten is met het pistool (AAKW4951NL).
Het NFI heeft hierover in haar rapport van 18 januari 2019 het volgende gerapporteerd.
Met de vindplaats van de huls (PD1-01) kan geen uitspraak worden gedaan over de richting waarin is geschoten. Er kan enkel een uitspraak worden gedaan over de globale positie van de schutter in de loods, onder de aanname dat de huls is veiliggesteld op de plaats waar deze is blijven liggen na het schot. Met de vindplaats van de kogel (PD1-06) kan alleen een globale uitspraak worden gedaan over de richting waarin is geschoten. Het feit dat de kogel boven op een bouwsel in de loods is gevonden, past het beste bij een schot in de hoogte. De kogel was vervormd en kan op meerdere voorwerpen of constructies in de loods zijn gericocheerd alvorens op dit bouwsel tot stilstand te komen. De schootsrichting had eventueel bepaald kunnen worden aan de hand van één of meer schotsbeschadigingen, uit het proces-verbaal blijkt echter niet dat deze zijn gevonden.
Met de beschikbare gegevens kan, op technische gronden, alleen worden vastgesteld dat één schot vermoedelijk in de hoogte is gelost in de loods en globaal in de richting van het bouwsel waarop de kogel is aangetroffen. De hoek of de richting van dit schot kan niet nader worden vastgesteld. Ook over de richting van de één of twee andere schoten die vermoedelijk zijn gelost, valt niets te zeggen. Aan de hand van het technisch bewijs in het dossier kunnen hierover geen conclusies worden getrokken.
De verklaringen in het dossier bieden evenmin aanknopingspunten als het gaat om de richting van het schot dan wel de schoten. Aangever BSB332 heeft verklaard dat hij op 23 november 2017 omstreeks 05.10 uur samen met een collega aanwezig was op het dak van het pand gelegen aan de [adres] te Sittard. Aangever heeft door een rooster in de loods gezien dat meerdere personen schuin naar boven hun kant op keken. Hij zag dat één van twee personen met één hand in zijn richting wees en hoorde direct daarna één korte felle knal. Aangever verplaatste zich direct naar achteren en hoorde meteen daarna nog twee korte knallen. Hij herkende de drie knallen als schoten afkomstig van een vuurwapen. Aangever heeft niet kunnen zien of de persoon die wees een vuurwapen in zijn hand had en hij heeft ook niet gezien of die persoon geschoten heeft. Kortom, uit de aangifte blijkt niet dat in de richting van de AOT-leden is geschoten.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op die bewuste datum rond 05.30 uur aanwezig was in de loods aan de [adres] te Sittard om zijn vriendin op te halen. Hij hoorde plotseling een knal. Hij zag dat een man in de loods stond, naar boven keek en richtte. Hij hoorde weer een knal, maar hij weet niet wie er schoot.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat één van de Albanezen in de lucht schoot met een pistool. [medeverdachte 5] heeft het pistool afgepakt en toen ging er per ongeluk nog een schot af.
Al met al kan uit het technisch bewijs noch uit de verklaringen worden vastgesteld in welke richting is geschoten. Hieruit kan hooguit worden opgemaakt dat naar boven is geschoten. De vraag of gericht op de politieambtenaren is geschoten, kan dus niet worden beantwoord. Reeds om die reden kan van een poging doodslag niet worden gesproken. Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank niet toekomt aan bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Op dit onderdeel van de tenlastelegging moet vrijspraak volgen.
Feit 1, subsidiair
De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 23 november 2017 in de loods op de [adres] te Sittard aanwezig was. Er waren zeven vrouwen en drie mannen. Die mannen spraken een andere taal, niet zijnde Bulgaars of Turks. [medeverdachte 2] heeft een signalement gegeven van de drie mannen en van de wapens die zij bij zich droegen. Als haar een foto van de verdachte wordt getoond, verklaart zij dat dit de langere man met het kleine donkere wapen is.
Op 27 februari 2019 verklaart [medeverdachte 2] als getuige bij de rechter-commissaris nog eens dat drie mannen in de ruimtes rondliepen die een wapen hadden. Twee mannen hadden de wapens op hun rug en een andere man had een shotgun in zijn handen. Als aan de getuige de foto op pagina 390 van het dossier van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt getoond, verklaart zij dat dit de kleine man met het grote wapen is.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 23 november 2017 in de loods op de [adres] in Sittard was om hennep te knippen. In de loods waren drie mannen. [medeverdachte 3] omschrijft een kleine man die een jachtgeweer droeg en een grote man die een pistool droeg. Vanaf foto’s herkent zij de verdachte als degene die het pistool droeg en medeverdachte [medeverdachte 1] als degene die het geweer droeg.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij weet dat eerder in die hennepplantage gelegen aan de [adres] te Sittard is ingebroken en dat er daarna bewakers zijn ingezet. De eigenaar van de plantage heeft Albanezen binnen gehaald en wapens gegeven.
In de loods is een monitor aangetroffen die live-beelden van de directe omgeving van het pand [adres] projecteerde.
Onder de verdachte is een telefoon in beslag genomen, die voor onderzoek is overgedragen aan het bureau digitale expertise. Uit chatverkeer tussen de verdachte en [naam] blijkt dat zij op 23 november 2017 vanaf 01.21 alert zijn. Ze horen iets boven op het terras en vragen zich af of de politie zal invallen. Ze houden tot 05.22 uur contact over de bewegingen die zij rondom het pand waarnemen. Uit de chats valt af te leiden dat zij er rekening mee hielden dat de politie in de buurt en op het dak was.
Bewijsoverweging
De verdachte ontkent in alle toonaarden dat hij meer dan een tuinman is geweest in de hennepkwekerij. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt echter dat de verdachte en twee andere Albenese mannen gewapend hebben rondgelopen in de loods. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] blijkt dat de eigenaar van de plantage Albanese bewakers heeft aangesteld en de rechtbank kan niet anders concluderen dan dat dit de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn. Het gegeven dat zij de beschikking hadden over een monitor die live-beelden van de directe omgeving projecteerde, bevestigt dat het pand kennelijk onder bewaking stond. Bovendien blijkt uit het chatverkeer met een derde Albanees, naar alle waarschijnlijkheid de derde bewaker, dat de verdachte alert is op de omgeving van het pand en op een eventueel binnenvallen van de politie.
Kennelijk hebben drie beveiligers in de loods samengewerkt. Ze wisten van elkaar wat hun taak was en op het moment dat is waargenomen dat personen op het dak aanwezig waren, zijn in ieder geval twee schoten gelost. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking die er tussen de verdachten en de derde onbekende bewaker was, acht de rechtbank het niet relevant wie van de drie de desbetreffende schoten heeft gelost. Het schieten past binnen de bewakingswerkzaamheden, wat nog eens bevestigd wordt doordat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte gewapend door de hal rondliepen. Gelet op het verloop van de avond was er voldoende ruimte zich van de bewakingswerkzaamheden te distantiëren. Dit is niet gebeurd. De verdachte en zijn medeverdachte zijn dan ook gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk voor het feit dat geschoten is.
De leden van het AOT bevonden zich op het dak in een kwetsbare situatie. Het kan niet anders zijn dan dat zij zich door het schieten ernstig bedreigd hebben gevoeld en dat zij vreesden voor hun leven. De rechtbank acht daarom de subsidiair tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op 23 november 2017 omstreeks 04.00 uur heeft verbalisant [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld op het adres [adres] in Sittard naar aanleiding van de actie van het Team Ondermijning Limburg vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Bij deze actie is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op het genoemde adres. In een bedrijfsloods zijn een aantal ruimtes ingericht als hennepkwekerij of als kweekruimte voor stekken. In de bedrijfshal stond nabij de achtermuur een caravan. Vóór deze caravan stonden vier dozen die gevuld waren met henneptoppen. Deze voelden vochtig aan en waren kennelijk net geoogst.
In kweekruimte 1 stonden 676 hennepplanten en in kweekruimte 2 stonden 1170 hennepplanten. In kweekruimte 4 stonden 962 nieuwe hennepplanten/stekken. In kweekruimtes 5 en 6 stonden respectievelijk 672 en 618 hennepplanten.
Ruimte 3 was kennelijk ingericht als knipruimte. Rond een geïmproviseerde tafel gemaakt van lege plantenpotten stonden zes houten stoelen. Op de tafel lag een grote hoeveelheid hennepplanten. Op de tafel stonden plantenpotten met daarin kennelijk vers geknipte henneptoppen. Op de grond stond een kartonnen doos eveneens gedeeltelijk gevuld met henneptoppen. Rondom de tafel lag op de grond overal afval van hennepplanten.
Op 23 november 2017 heeft verbalisant [verbalisant 2] de henneptoppen gewogen, die zich bevonden in de vier dozen die bij de caravan waren aangetroffen. Hij heeft eerst het lege gewicht van de dozen vastgesteld en vervolgens de henneptoppen gewogen op een goed werkende maar niet geijkte weegschaal die in het pand werd aangetroffen. Hierbij bleek dat in elke doos 10 kilogram henneptoppen zaten.
Vervolgens heeft hij alle geknipte henneptoppen die in de knipruimte zijn aangetroffen bij elkaar in een doos gedaan en gewogen. De inhoud van deze doos woog 11,7 kilogram.
Het totaalgewicht van de aangetroffen natte henneptoppen bedraagt dus 51,7 kilogram.
De verdachte heeft verklaard dat met hem is afgesproken dat hij hennepplanten zou verzorgen voor een periode van tien weken. Op een karton in de loods hing een schema dat hij moest volgen. Ze waren met drie mannen van Albanese nationaliteit om de hennepplanten te verzorgen. De verdachte moest er ook voor zorgen dat er planten naar de dames gebracht werden om te knippen. Als de emmers vol waren moest hij de geknipte planten wegbrengen om klaar te maken.
Bewijsoverweging
Het lijkt erop dat in de tenlastelegging voor het totale aantal hennepplanten enkel is uitgegaan van kweekruimtes 1 en 2. Immers 676 plus 1170 is 1846 planten. Het totale aantal hennepstekken is een optelsom van kweekruimtes 4, 5 en 6, immers 962 en 672 en 618 is 2252 planten. De rechtbank stelt echter vast dat enkel bij kweekruimte 4 omschreven is, dat het nieuwe hennepplanten/stekken zijn. De overige twee ruimtes bevatten hennepplanten met een gemiddelde hoogte van 25 cm. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank sprake van 962 hennepstekken en 3136 hennepplanten.
Mede gelet op de verklaring van de verdachte over de periode dat hij in de hennepkwekerij heeft verbleven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober tot en met 23 november 2017 opzettelijk hennep heeft geteeld en verwerkt.
Feit 3
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende, met dien verstande dat de verdachte enkel het pistool en de twee kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte een pistool had. Hun verklaringen zijn uitgewerkt onder feit 1 subsidiair.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben vanuit hun expertise een onderzoek ingesteld naar de op 23 november 2017 op de [adres] te Sittard inbeslaggenomen wapens en munitie. Het voor onderzoek aangeboden semi-automatisch pistool (AAKW4951NL) is van het merk FN, model 1910, kaliber 7.65 mm Browning. Verbalisant [verbalisant 4] heeft proefondervindelijk vastgesteld dat het wapen naar behoren functioneerde. Het betreft een vuurwapen van Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Daarnaast zijn twee kogelpatronen onderzocht (AAKW5985NL). Deze hebben kaliber 7.65 mm Browning, Geco. Deze munitie is geschikt om met het onder SIN-nummer AAKW4951NL beschreven semi-automatisch pistool te worden verschoten. Het betreft munitie van Categorie III van de Wet wapens en munitie.
Bewijsoverweging
De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] duidelijk naar voren komt dat de verdachte een eigen wapen had. Er zijn geen aanwijzingen die erop duiden dat de verdachte en zijn mede-bewakers konden putten uit een wapenvoorraad, dat zij soms van wapen wisselden of dat zij over meerdere wapens beschikten. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat enkel worden gekomen tot de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het wapen dat expliciet door de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is benoemd. De verdachte dient van het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen van medeverdachte [medeverdachte 1] te worden vrijgesproken. Voor het voorhanden hebben van dit wapen ziet de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijsmateriaal in het dossier.
03/866125-18, vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aan diefstal van elektriciteit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de rechtbank de verdachte van het tenlastegelegde onder het voormalige parketnummer 03/866125-18 vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [naam aangever] heeft namens Enexis Netbeheer B.V. aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit, gepleegd op 23 november 2017 aan de [adres] in Sittard. Het totaalbedrag van de schade bedraagt € 28.595,60.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij op 23 november 2017 heeft de fraude-inspecteur van Enexis, [naam fraude-inspecteur] , geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De afdekkap van de hoofdzekering was verwijderd en boven de zekeringen was een illegale aftakking van de stroom gemaakt die niet via de stroommeter liep.
Op 23 november 2017 is forensisch onderzoek verricht, mede gericht op de stroomvoorziening van de hennepplantage. In het kader van dit onderzoek zijn onder andere kabels, tape en kabelbinders bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van huidepitheel. De veiliggestelde sporen zijn voorzien van SIN-nummers en aangeboden aan het The Maastricht Forensic Institute voor vergelijkend DNA-onderzoek. In de rapportage van het TMFI van 12 april 2018 is het volgende geconstateerd.
Op de mantel bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3291 is een resultaat verkregen dat niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op de bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3292NL is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, waarbij onbekende man B niet als donor is uitgesloten. Op de mantel bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3293NL is een resultaat verkregen dat niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op de draden voorzien van SIN-nummer AAKZ3294NL is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, waarbij onbekende mannen A en B niet als donoren zijn uitgesloten.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten om enige betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van stroom, anders dan zijn aanwezigheid in de loods. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.