ECLI:NL:RBLIM:2021:1673

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
03/700434-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag, bewezen bedreiging en hennepteelt met vuurwapen in Sittard

Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op leden van het Arrestatieteam (AOT) en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er gericht op de politieambtenaren was geschoten. Wel achtte de rechtbank bewezen dat de verdachte de leden van het AOT heeft bedreigd met een vuurwapen, opzettelijk hennep heeft geteeld en verwerkt, en een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de bedreiging, aangezien zij gewapend rondliepen in de loods waar de hennepkwekerij was gevestigd. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de rechtsgang. De benadeelde partij, Enexis B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/700434-17
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.R. Bordewijk, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 februari 2021. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander heeft geprobeerd twee leden van het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam (hierna: AOT) van de politie opzettelijk van het leven te beroven, subsidiair heeft bedreigd met een vuurwapen;
Feit 2:samen met een ander opzettelijk hoeveelheden van 1846 hennepplanten, 2252 hennepstekken en 51,7 kilogram (natte) hennep, heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 3: samen met een ander wapens en munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad;
03/866125-18: samen met een ander stroom van Enexis heeft weggenomen door middel van braak.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging doodslag op leden van het AOT wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is de persoon geweest die het pistool in handen had en gericht heeft geschoten. Uit onderzoek naar het videobewakingssysteem en uit chatverkeer tussen de verdachte en [naam] is gebleken dat bekend was dat de politie op het dak zat. Op het moment dat de verdachte een persoon achter het ventilatierooster zag staan, heeft hij gericht geschoten. Er is niet geschoten met het doel om af te schrikken of angst aan te jagen, want op dat moment was al lang duidelijk dat geen sprake was van inbrekers. De verdachte heeft weloverwogen de aanwezige politie onder vuur genomen. Er is sprake van een deugdelijke poging. Het NFI heeft immers geconcludeerd dat de kogels uit het pistool passen door de openingen van het rooster bij trefhoeken tussen de 90 en 60 graden. Bij het proefschieten zijn bij 20 van de 24 schoten kogelfragmenten door het rooster gedrongen, die een persoon hadden kunnen raken die zich direct achter het rooster bevond.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober tot en met 23 november 2017 hennep hebben geteeld als tenlastegelegd onder feit 2. In de loods is een zeer professioneel ingerichte hennepplantage aangetroffen. De verdachte heeft verklaard sinds anderhalve maand in de loods te verblijven. Over zijn werkzaamheden heeft de verdachte verklaard dat hij de hennepplanten verzorgde, water gaf en knipte.
De officier van justitie acht het medeplegen van het bezit van wapens en munitie zoals omschreven onder feit 3 van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. In de loods is een pistool aangetroffen dat valt onder Categorie III van de Wet Wapens en Munitie. In het magazijn zaten twee scherpe patronen die eveneens vallen onder Categorie III. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte het kleine wapen droeg. Bovendien heeft sporenonderzoek uitgewezen dat DNA van de verdachte op meerdere locaties op het pistool is aangetroffen.
Het medeplegen van diefstal van elektriciteit acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. Een medewerker van Essent heeft een illegale stroomaansluiting aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat voor het telen van hennep in de regel elektriciteit illegaal wordt afgenomen. Bij de verdachte is in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet, nu hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] wekenlang actief bezig is geweest met het telen van hennep. Zij hebben hiermee de aanmerkelijke kans aanvaard dat er – om ontdekking van de plantage te voorkomen – illegaal stroom zou worden afgenomen waarbij de hoofdaansluiting zou worden gemanipuleerd. Blijkens de aangifte van Enexis heeft deze kans zich ook gerealiseerd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging concludeert tot vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Er is niet in de richting van het rooster geschoten, immers zijn geen sporen op het rooster aangetroffen. Bovendien is uit géén van de zich in het dossier bevindende verklaringen te halen dat wel in de richting van het rooster en/of personen achter het rooster zou zijn geschoten. Indien de rechtbank wel zou kunnen vaststellen dat iemand daadwerkelijk op de politie heeft geschoten, dan ontkent de verdachte ten stelligste dat hij dit is geweest of heeft medegepleegd. Er is evenmin sprake geweest van schieten ter bedreiging, dan wel medeplegen van dit schieten door de verdachte. Ook daarvan moet hij worden vrijgesproken.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het onder feit 2 tenlastegelegde.
De verdachte dient van het tenlastegelegde onder feit 3 te worden vrijgesproken. Uit het dossier is niet duidelijk geworden wie welk wapen heeft gehad.
Hetzelfde geldt voor de diefstal van stoom. De verdachte was pas kort hier en hij komt niet uit Nederland. Hij wist niet dat stroom werd gestolen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1, primair, vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aan poging doodslag schuldig heeft gemaakt. Daarom zal de rechtbank de verdachte van het onder feit 1 primair tenlastegelegd vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor de beoordeling van het tenlastegelegde feit moet de rechtbank vaststellen of gericht geschoten is op de twee op het dak aanwezige leden van het AOT.
Op 23 november 2017 is op de locatie [adres] door forensisch onderzoekers sporenonderzoek verricht naar het schietincident wat daar had plaatsgevonden op dezelfde dag. Op de vloer van de bedrijfshal was reeds door mensen van de ondersteunings- en aanhoudingseenheid de vindplaats van één huls, bodemstempel “Browning GeCo 7.65” (spoor PD1-01) gemarkeerd. Voor de wand van een met hout en gipsplaten gemaakte ruimte in de bedrijfsloods is op aanwijzing van de explosievenhond Chica achter een doos een vuurwapen, FN, kaliber 7.65 (spoor PD1-05) aangetroffen. De slede van het pistool stond in de achterste stand en in de uitwerpopening was een huls zichtbaar. De huls die zich in de uitwerpopening bevond, is voorzien van bodemstempel “Browning GeCo 7.65” (spoor PD1-0502). Vanaf de zijkant van het plafond van de met hout en gipsplaten gemaakte ruimte zagen de onderzoekers tussen de zwarte ventilatiebuizen, op een afstand van ongeveer twee meter vanaf de wand één gedeformeerd projectiel (spoor PD1-06) liggen. Het betreft een volmantelprojectiel dat niet tot de standaarduitrusting van de politie behoort.
Deze goederen zijn als sporendragers veilig gesteld.
De sporendragers zijn voorzien van SIN-nummers en voorgelegd aan het NFI ter beantwoording van de vraag in welke richting geschoten is met het pistool (AAKW4951NL).
Het NFI heeft hierover in haar rapport van 18 januari 2019 het volgende gerapporteerd.
Met de vindplaats van de huls (PD1-01) kan geen uitspraak worden gedaan over de richting waarin is geschoten. Er kan enkel een uitspraak worden gedaan over de globale positie van de schutter in de loods, onder de aanname dat de huls is veiliggesteld op de plaats waar deze is blijven liggen na het schot. Met de vindplaats van de kogel (PD1-06) kan alleen een globale uitspraak worden gedaan over de richting waarin is geschoten. Het feit dat de kogel boven op een bouwsel in de loods is gevonden, past het beste bij een schot in de hoogte. De kogel was vervormd en kan op meerdere voorwerpen of constructies in de loods zijn gericocheerd alvorens op dit bouwsel tot stilstand te komen. De schootsrichting had eventueel bepaald kunnen worden aan de hand van één of meer schotsbeschadigingen, uit het proces-verbaal blijkt echter niet dat deze zijn gevonden.
Met de beschikbare gegevens kan, op technische gronden, alleen worden vastgesteld dat één schot vermoedelijk in de hoogte is gelost in de loods en globaal in de richting van het bouwsel waarop de kogel is aangetroffen. De hoek of de richting van dit schot kan niet nader worden vastgesteld. Ook over de richting van de één of twee andere schoten die vermoedelijk zijn gelost, valt niets te zeggen. Aan de hand van het technisch bewijs in het dossier kunnen hierover geen conclusies worden getrokken.
De verklaringen in het dossier bieden evenmin aanknopingspunten als het gaat om de richting van het schot dan wel de schoten. Aangever BSB332 heeft verklaard dat hij op 23 november 2017 omstreeks 05.10 uur samen met een collega aanwezig was op het dak van het pand gelegen aan de [adres] te Sittard. Aangever heeft door een rooster in de loods gezien dat meerdere personen schuin naar boven hun kant op keken. Hij zag dat één van twee personen met één hand in zijn richting wees en hoorde direct daarna één korte felle knal. Aangever verplaatste zich direct naar achteren en hoorde meteen daarna nog twee korte knallen. Hij herkende de drie knallen als schoten afkomstig van een vuurwapen. Aangever heeft niet kunnen zien of de persoon die wees een vuurwapen in zijn hand had en hij heeft ook niet gezien of die persoon geschoten heeft. Kortom, uit de aangifte blijkt niet dat in de richting van de AOT-leden is geschoten.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op die bewuste datum rond 05.30 uur aanwezig was in de loods aan de [adres] te Sittard om zijn vriendin op te halen. Hij hoorde plotseling een knal. Hij zag dat een man in de loods stond, naar boven keek en richtte. Hij hoorde weer een knal, maar hij weet niet wie er schoot.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat één van de Albanezen in de lucht schoot met een pistool. [medeverdachte 5] heeft het pistool afgepakt en toen ging er per ongeluk nog een schot af.
Al met al kan uit het technisch bewijs noch uit de verklaringen worden vastgesteld in welke richting is geschoten. Hieruit kan hooguit worden opgemaakt dat naar boven is geschoten. De vraag of gericht op de politieambtenaren is geschoten, kan dus niet worden beantwoord. Reeds om die reden kan van een poging doodslag niet worden gesproken. Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank niet toekomt aan bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Op dit onderdeel van de tenlastelegging moet vrijspraak volgen.
Feit 1, subsidiair
De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op 23 november 2017 in de loods op de [adres] te Sittard aanwezig was. Er waren zeven vrouwen en drie mannen. Die mannen spraken een andere taal, niet zijnde Bulgaars of Turks. [medeverdachte 2] heeft een signalement gegeven van de drie mannen en van de wapens die zij bij zich droegen. Als haar een foto van de verdachte wordt getoond, verklaart zij dat dit de langere man met het kleine donkere wapen is. [2]
Op 27 februari 2019 verklaart [medeverdachte 2] als getuige bij de rechter-commissaris nog eens dat drie mannen in de ruimtes rondliepen die een wapen hadden. Twee mannen hadden de wapens op hun rug en een andere man had een shotgun in zijn handen. Als aan de getuige de foto op pagina 390 van het dossier van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt getoond, verklaart zij dat dit de kleine man met het grote wapen is. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij op 23 november 2017 in de loods op de [adres] in Sittard was om hennep te knippen. In de loods waren drie mannen. [medeverdachte 3] omschrijft een kleine man die een jachtgeweer droeg en een grote man die een pistool droeg. Vanaf foto’s herkent zij de verdachte als degene die het pistool droeg en medeverdachte [medeverdachte 1] als degene die het geweer droeg. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij weet dat eerder in die hennepplantage gelegen aan de [adres] te Sittard is ingebroken en dat er daarna bewakers zijn ingezet. De eigenaar van de plantage heeft Albanezen binnen gehaald en wapens gegeven. [5]
In de loods is een monitor aangetroffen die live-beelden van de directe omgeving van het pand [adres] projecteerde. [6]
Onder de verdachte is een telefoon in beslag genomen, die voor onderzoek is overgedragen aan het bureau digitale expertise. Uit chatverkeer tussen de verdachte en [naam] blijkt dat zij op 23 november 2017 vanaf 01.21 alert zijn. Ze horen iets boven op het terras en vragen zich af of de politie zal invallen. Ze houden tot 05.22 uur contact over de bewegingen die zij rondom het pand waarnemen. Uit de chats valt af te leiden dat zij er rekening mee hielden dat de politie in de buurt en op het dak was. [7]
Bewijsoverweging
De verdachte ontkent in alle toonaarden dat hij meer dan een tuinman is geweest in de hennepkwekerij. Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt echter dat de verdachte en twee andere Albenese mannen gewapend hebben rondgelopen in de loods. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] blijkt dat de eigenaar van de plantage Albanese bewakers heeft aangesteld en de rechtbank kan niet anders concluderen dan dat dit de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn. Het gegeven dat zij de beschikking hadden over een monitor die live-beelden van de directe omgeving projecteerde, bevestigt dat het pand kennelijk onder bewaking stond. Bovendien blijkt uit het chatverkeer met een derde Albanees, naar alle waarschijnlijkheid de derde bewaker, dat de verdachte alert is op de omgeving van het pand en op een eventueel binnenvallen van de politie.
Kennelijk hebben drie beveiligers in de loods samengewerkt. Ze wisten van elkaar wat hun taak was en op het moment dat is waargenomen dat personen op het dak aanwezig waren, zijn in ieder geval twee schoten gelost. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking die er tussen de verdachten en de derde onbekende bewaker was, acht de rechtbank het niet relevant wie van de drie de desbetreffende schoten heeft gelost. Het schieten past binnen de bewakingswerkzaamheden, wat nog eens bevestigd wordt doordat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte gewapend door de hal rondliepen. Gelet op het verloop van de avond was er voldoende ruimte zich van de bewakingswerkzaamheden te distantiëren. Dit is niet gebeurd. De verdachte en zijn medeverdachte zijn dan ook gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk voor het feit dat geschoten is.
De leden van het AOT bevonden zich op het dak in een kwetsbare situatie. Het kan niet anders zijn dan dat zij zich door het schieten ernstig bedreigd hebben gevoeld en dat zij vreesden voor hun leven. De rechtbank acht daarom de subsidiair tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op 23 november 2017 omstreeks 04.00 uur heeft verbalisant [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld op het adres [adres] in Sittard naar aanleiding van de actie van het Team Ondermijning Limburg vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Bij deze actie is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op het genoemde adres. In een bedrijfsloods zijn een aantal ruimtes ingericht als hennepkwekerij of als kweekruimte voor stekken. In de bedrijfshal stond nabij de achtermuur een caravan. Vóór deze caravan stonden vier dozen die gevuld waren met henneptoppen. Deze voelden vochtig aan en waren kennelijk net geoogst.
In kweekruimte 1 stonden 676 hennepplanten en in kweekruimte 2 stonden 1170 hennepplanten. In kweekruimte 4 stonden 962 nieuwe hennepplanten/stekken. In kweekruimtes 5 en 6 stonden respectievelijk 672 en 618 hennepplanten.
Ruimte 3 was kennelijk ingericht als knipruimte. Rond een geïmproviseerde tafel gemaakt van lege plantenpotten stonden zes houten stoelen. Op de tafel lag een grote hoeveelheid hennepplanten. Op de tafel stonden plantenpotten met daarin kennelijk vers geknipte henneptoppen. Op de grond stond een kartonnen doos eveneens gedeeltelijk gevuld met henneptoppen. Rondom de tafel lag op de grond overal afval van hennepplanten. [8]
Op 23 november 2017 heeft verbalisant [verbalisant 2] de henneptoppen gewogen, die zich bevonden in de vier dozen die bij de caravan waren aangetroffen. Hij heeft eerst het lege gewicht van de dozen vastgesteld en vervolgens de henneptoppen gewogen op een goed werkende maar niet geijkte weegschaal die in het pand werd aangetroffen. Hierbij bleek dat in elke doos 10 kilogram henneptoppen zaten.
Vervolgens heeft hij alle geknipte henneptoppen die in de knipruimte zijn aangetroffen bij elkaar in een doos gedaan en gewogen. De inhoud van deze doos woog 11,7 kilogram.
Het totaalgewicht van de aangetroffen natte henneptoppen bedraagt dus 51,7 kilogram. [9]
De verdachte heeft verklaard dat met hem is afgesproken dat hij hennepplanten zou verzorgen voor een periode van tien weken. Op een karton in de loods hing een schema dat hij moest volgen. Ze waren met drie mannen van Albanese nationaliteit om de hennepplanten te verzorgen. De verdachte moest er ook voor zorgen dat er planten naar de dames gebracht werden om te knippen. Als de emmers vol waren moest hij de geknipte planten wegbrengen om klaar te maken. [10]
Bewijsoverweging
Het lijkt erop dat in de tenlastelegging voor het totale aantal hennepplanten enkel is uitgegaan van kweekruimtes 1 en 2. Immers 676 plus 1170 is 1846 planten. Het totale aantal hennepstekken is een optelsom van kweekruimtes 4, 5 en 6, immers 962 en 672 en 618 is 2252 planten. De rechtbank stelt echter vast dat enkel bij kweekruimte 4 omschreven is, dat het nieuwe hennepplanten/stekken zijn. De overige twee ruimtes bevatten hennepplanten met een gemiddelde hoogte van 25 cm. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank sprake van 962 hennepstekken en 3136 hennepplanten.
Mede gelet op de verklaring van de verdachte over de periode dat hij in de hennepkwekerij heeft verbleven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober tot en met 23 november 2017 opzettelijk hennep heeft geteeld en verwerkt.
Feit 3
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende, met dien verstande dat de verdachte enkel het pistool en de twee kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte een pistool had. Hun verklaringen zijn uitgewerkt onder feit 1 subsidiair.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben vanuit hun expertise een onderzoek ingesteld naar de op 23 november 2017 op de [adres] te Sittard inbeslaggenomen wapens en munitie. Het voor onderzoek aangeboden semi-automatisch pistool (AAKW4951NL) is van het merk FN, model 1910, kaliber 7.65 mm Browning. Verbalisant [verbalisant 4] heeft proefondervindelijk vastgesteld dat het wapen naar behoren functioneerde. Het betreft een vuurwapen van Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Daarnaast zijn twee kogelpatronen onderzocht (AAKW5985NL). Deze hebben kaliber 7.65 mm Browning, Geco. Deze munitie is geschikt om met het onder SIN-nummer AAKW4951NL beschreven semi-automatisch pistool te worden verschoten. Het betreft munitie van Categorie III van de Wet wapens en munitie. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] duidelijk naar voren komt dat de verdachte een eigen wapen had. Er zijn geen aanwijzingen die erop duiden dat de verdachte en zijn mede-bewakers konden putten uit een wapenvoorraad, dat zij soms van wapen wisselden of dat zij over meerdere wapens beschikten. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat enkel worden gekomen tot de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het wapen dat expliciet door de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is benoemd. De verdachte dient van het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen van medeverdachte [medeverdachte 1] te worden vrijgesproken. Voor het voorhanden hebben van dit wapen ziet de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijsmateriaal in het dossier.
03/866125-18, vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aan diefstal van elektriciteit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de rechtbank de verdachte van het tenlastegelegde onder het voormalige parketnummer 03/866125-18 vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever [naam aangever] heeft namens Enexis Netbeheer B.V. aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit, gepleegd op 23 november 2017 aan de [adres] in Sittard. Het totaalbedrag van de schade bedraagt € 28.595,60.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij op 23 november 2017 heeft de fraude-inspecteur van Enexis, [naam fraude-inspecteur] , geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. De afdekkap van de hoofdzekering was verwijderd en boven de zekeringen was een illegale aftakking van de stroom gemaakt die niet via de stroommeter liep.
Op 23 november 2017 is forensisch onderzoek verricht, mede gericht op de stroomvoorziening van de hennepplantage. In het kader van dit onderzoek zijn onder andere kabels, tape en kabelbinders bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van huidepitheel. De veiliggestelde sporen zijn voorzien van SIN-nummers en aangeboden aan het The Maastricht Forensic Institute voor vergelijkend DNA-onderzoek. In de rapportage van het TMFI van 12 april 2018 is het volgende geconstateerd.
Op de mantel bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3291 is een resultaat verkregen dat niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op de bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3292NL is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, waarbij onbekende man B niet als donor is uitgesloten. Op de mantel bekabeling voorzien van SIN-nummer AAKZ3293NL is een resultaat verkregen dat niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op de draden voorzien van SIN-nummer AAKZ3294NL is een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, waarbij onbekende mannen A en B niet als donoren zijn uitgesloten.
Het dossier biedt geen aanknopingspunten om enige betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van stroom, anders dan zijn aanwezigheid in de loods. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1, subsidiair
op 23 november 2017 te Sittard, tezamen en in vereniging met anderen, # BSB 332 en # AOT Zuid 322, (beiden) lid van het Arrestatieteam van de politie en werkzaam in functie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een vuurwapen een of meer kogels in de nabijheid van die # BSB 332 en # AOT Zuid 322 in de lucht te schieten;
Feit 2
in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 23 november 2017 te Sittard, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en verwerkt (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van 3136 hennepplanten en 962 hennepstekken en
51,7 kilogram (natte) hennep, althans een hoeveelheid hennepplanten en hennepstekken en (natte) hennep, en delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 3
op 23 november 2017 te Sittard, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (semi-automatisch pistool, merk: FN) en munitie van categorie III, te weten 2, althans een hoeveelheid, kogelpatronen (Merk: Browning, Kaliber: 7.65 mm browning) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1, subsidiair
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van de periode die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de straf te matigen, mede in verband met schending van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, het telen en verwerken van hennep en het voorhanden hebben van een wapen. De verdachte is naar Nederland gekomen met het kennelijke doel hier strafbare feiten te plegen. Er is geschoten om leden van het AOT die met hun werk bezig waren, af te schrikken. Het kan niet anders dan dat dit een behoorlijke impact heeft gehad. Dat neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
Bovendien is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte, hetgeen als strafverzwarende omstandigheid kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is gelet op de ernst van de feiten.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 23 november 2017 in verzekering is gesteld.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank stelt vast dat zowel van de zijde van het Openbaar Ministerie als van de zijde van de verdediging van de verdachte of zijn medeverdachten, verzoeken zijn gedaan die hebben geleid tot vertraging van de doorlooptijd van de zaak. Dit neemt niet weg dat inmiddels bijna 3 jaren en drie maanden zijn verstreken en dat moet worden geconstateerd dat de redelijke termijn in ieder geval is overschreden.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in dit geval gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden, met aftrek van het voorarrest.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis B.V. vordert primair een schadevergoeding van € 28.050,91 terzake van feit 03/866125-18. Subsidiair vordert Enexis B.V. een schadevergoeding van
€ 2.837,93 nu de tenlastegelegde periode is aangepast naar 53 dagen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de tenlastegelegde periode, het door Enexis B.V. gevorderde bedrag van € 2.837,93 voldoende onderbouwd. Dit bedrag moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Nu de verdediging heeft betoogd dat de verdachte van diefstal stroom dient te worden vrijgesproken, kan de vordering van de benadeelde partij niet worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat de verdachte van de diefstal van elektriciteit van Enexis B.V. is vrijgesproken.

8.Het beslag

De in beslag genomen jas van het merk Emporio Armani, GSM, simkaart, papieren, documenten, bonnen en de tas van het merk Bonprix (als onder het dictum opgesomd) dienen aan de verdachte te worden teruggegeven.
De in beslag genomen 4 stuks munitie, hagelpatronen, en 1 stuk munitie, Rottweil kaliber 16 dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of met het algemeen belang is.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 1, primair, en onder voormalig parketnummer 03/866125-18 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij Enexis B.V. niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 4 stk munitie, hagelpatronen, 1011253;
  • 1 stk munitie, Rottweil kal. 16, 1011480;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • jas, Emporio Armani, 1011065;
  • GSM, 1011223;
  • simkaart, 1011225;
  • 6 stk papier, 1011251;
  • document, 1011252;
  • document, Hertz contract, 1014271;
  • bon, Hertz, 1014268;
  • tas, Bonprix, 1014280;
  • bon, Lebara, 1014260;
  • bon, Lebara, 1014259.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. C.M. Nollen, en
mr. F.J.W.M. Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 februari 2021.
Buiten staat
Mrs. Nollen en Tas zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 23 november 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om # BSB 332 en/of # AOT Zuid 322, (beiden) lid van het Arrestatieteam van de politie en werkzaam in functie, opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels op en/of in de richting van voornoemde #BSB 332 en/of # AOT Zuid 322 heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht en art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, # BSB 332 en/of # AOT Zuid 322, (beiden) lid van het Arrestatieteam van de politie en werkzaam in functie, heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen een of meer kogels in de nabijheid van die # BSB 322 en/of # AOT Zuid 322 in de lucht te schieten;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij in/of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 23 november 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 1846 hennepplanten en/of 2252 hennepstekken en/of
51,7 kilogram (natte) hennep, althans een hoeveelheid hennepplanten en/of hennepstekken en/of (natte) hennep, en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 3 ahf/ond D Opiumwet en art 11 lid 2 Opiumwet
3. hij op of omstreeks 23 november 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een enkelloops opvouwbaar hagelgeweer en/of een vuurwapen (semi-automatisch pistool, merk: FN) en/of munitie van categorie III, te weten 2, althans een hoeveelheid, kogelpatronen (Merk: Browning, Kaliber: 7.65 mm browning) voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie;
in de zaak met oorspronkelijk parketnummer 03/866125-18 (op 22 aug. 2018 ttzgev. aan 03/700434-17) is ten laste gelegd dat
hij in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 23 november 2017 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enexis B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheid elektrische energie, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2017187418-146, gesloten d.d. 15 mei 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1859.
2.PV verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 nov. 2017, pag. 368 tot en met 371.
3.PV verhoor getuige [medeverdachte 2] bij rechter-commisaris d.d. 27 feb. 2019.
4.PV verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 10 april 2018, pag. 681 tot en met 683.
5.PV verhoor medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 25 nov. 2017, pag. 426.
6.PV bevin d.d. 30 april 2018, pag. 727.
7.PV bevin d.d. 26 jan. 2018, pag. 958 tot en met 961.
8.PV aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 feb. 2018, pag. 826 tot en met 829.
9.PV bevindingen d.d. 29 nov. 2017, pag. 912.
10.PV verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 dec. 2017, pag. 231 en 232.
11.PV Wet wapens en munitie d.d.15 maart 2018, pag. 1797 tot en met 1802.