Op 12 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg een beslissing genomen in een zaak waarin verzoekster een klacht indiende op grond van artikel 10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het beroep van verzoekster afgewezen, waardoor er geen schadevergoeding werd toegekend. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 24 november 2020 was ingediend tegen een beslissing van de klachtencommissie van 20 oktober 2020. Verzoekster, geboren in 1955 en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Y.W.A.M. van der Koelen, had klachten ingediend over de verplichte zorg die haar werd verleend door de Vincent van Gogh kliniek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet aanwezig was tijdens de zitting op 17 december 2020, maar later op 4 januari 2021 alsnog werd gehoord. De rechtbank concludeerde dat de klachtencommissie verzoekster niet-ontvankelijk had verklaard voor zover haar klacht betrekking had op de opname in een accommodatie, en dat de klacht over de beperking van de bewegingsvrijheid op formele gronden gegrond was verklaard, maar het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de beperking van de bewegingsvrijheid van verzoekster gerechtvaardigd was, gezien haar gedrag en de noodzaak van verplichte zorg. De rechtbank heeft de klacht van verzoekster ongegrond verklaard en het beroep afgewezen.