ECLI:NL:RBLIM:2021:1554

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
03/700298-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling door overtreding bijzondere voorwaarden met betrekking tot verdovende middelen

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die onder bijzondere voorwaarden was vrijgelaten na een eerdere veroordeling. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie tot volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 24 maanden, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De veroordeelde had meerdere keren positief getest op drugsgebruik en had zich niet gehouden aan de regels van de reclassering. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 zijn zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord, evenals deskundigen die de urinecontroles hadden uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde tussen 6 en 15 januari 2021 verdovende middelen had gebruikt, ondanks eerdere waarschuwingen. De rechtbank besloot tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, waarbij 16 maanden gevangenisstraf alsnog ten uitvoer werd gelegd, maar de overige voorwaarden werden gehandhaafd. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde vele kansen had gekregen om zijn gedrag te verbeteren, maar deze niet had benut.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700298-17 (vtvv)
Datum uitspraak : 24 februari 2021
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank de gehele tenuitvoerlegging zal gelasten van de straf voor zover deze voorwaardelijk werd opgelegd bij het onherroepelijke arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 1 juli 2019 met parketnummer 20/000289-18.
Bij dit arrest is
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost te Roermond,
hierna te noemen: de veroordeelde,
veroordeeld tot - voor zover hier relevant -:
een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met de bepaling dat een gedeelte van deze straf, groot 24 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het niet naleven van de algemene dan wel de bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden hielden onder meer in dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren zou houden aan de regels van de reclassering, zich zou laten behandelen bij FPA Stevig van Dichterbij te Oostrum en geen alcohol en/of drugs zou gebruiken.
De veroordeelde wordt bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de openbare terechtzitting van 10 februari 2021.
Ter terechtzitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.
De opgeroepen deskundigen, de heer Th.P.H. Mertens en mevrouw I.H.M. van Mil, werkzaam als reclasseringswerkers bij GGZ Reclassering Limburg te Roermond en de heer E.C.H.J. Michielsen, werkzaam als klinisch chemicus bij Diagnostiek voor U te Eindhoven, zijn ter terechtzitting verschenen, beëdigd en hebben hun standpunt naar voren gebracht.

2.De beoordeling

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden vele malen en op vele manieren heeft overtreden. Hij is ondanks meerdere mondelinge en schriftelijke waarschuwingen, niet tijdig teruggekeerd van verloven, stelt zich niet meewerkend en gemotiveerd op, heeft meerdere malen geen urinecontroles ondergaan en heeft gefraudeerd met urinecontroles door deze te manipuleren. Tevens waren enkele uitslagen van de urinecontroles positief, hetgeen duidt op drugsgebruik. Daarom vordert de officier van justitie de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van 24 maanden.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de veroordeelde een laatste kans moet worden geboden. Deze laatste kans heeft hij van de reclassering op 4 januari 2021 gekregen vóórdat er onterecht werd gesteld dat hij opnieuw drugs had gebruikt. Omdat drugs langer in het lichaam (onder meer door opslag in vetweefsel) kan blijven, kan een gebruik van enkele dagen, soms zelfs van weken daarvoor, nog in een urinecontrole naar voren komen. Aan de uitslag van de urinecontrole van 18 januari 2021 kan dan ook niet onomstotelijk worden ontleend dat de veroordeelde opnieuw heeft gebruikt en daarmee zijn laatste kans heeft verspeeld.
2.3
Deskundigenberichten
De reclasseringsmedewerkers
De medewerkers van de reclassering zijn van mening dat het in deze zaak niet alleen gaat om de laatste overtreding, namelijk de positieve uitslagen van de urinecontroles van 15 en 18 januari 2021, maar eveneens om alle andere overtredingen die de veroordeelde heeft begaan en waarschuwingen die hij heeft gekregen naar aanleiding van deze overtredingen. Veroordeelde zoekt continu de grenzen op wat betreft regels en voorwaarden en trekt veelvuldig zijn eigen plan. Pas in een laat stadium verschaft hij openheid van zaken, namelijk als de waarheid al bekend is en hij niet meer anders kan. Hij legt zaken buiten zichzelf en is niet gemotiveerd om aan zijn doelen te werken. Hij heeft vele kansen gekregen maar kiest ervoor de voorwaarden te blijven overtreden. Er kan daarom geen adequate uitvoering worden gegeven aan het toezicht. De reclassering blijft bij haar standpunt dat de veroordeelde, blijkens de uitslagen van de urinecontroles drugs heeft gebruikt tussen 6 en 15 januari 2021.
De klinisch chemicus
De deskundige stelt dat, gezien de uitslagen van de urinecontroles op 4 en 6 januari 2021 een vele malen lagere uitslag te verwachten viel dan de uitslag die de veroordeelde op 15 en 18 januari 2021 liet zien. De uitslag die er nu ligt, is alleen verklaarbaar door ‘bijgebruik’ van verdovende middelen in de periode van na 6 januari en vóór 15 januari 2021.
2.4
Het oordeel van de rechtbank
Rapportage reclassering
Uit het advies van de reclassering opgemaakt op 20 januari 2021 blijkt dat de veroordeelde op 22 juli 2019 zijn eerste officiële waarschuwing heeft gekregen voor het gebruik van cannabis. In de zes maanden die volgen, is hij meerdere malen te laat teruggekeerd van verlof, heeft hij alcohol genuttigd, heeft hij geen urinecontroles uitgevoerd en waren andere uitslagen positief, is hij de meldplicht niet nagekomen, is hij tegen het advies in toch op verlof gegaan en heeft hij gefraudeerd met urinecontroles. Nadat de veroordeelde op 4 januari 2021 had toegegeven dat hij had gefraudeerd, werd hem een allerlaatste waarschuwing gegeven en hem te kennen gegeven dat dit zijn laatste kans was. Op 18 januari 2021 was de uitslag van de urinecontrole wederom positief, waarna de reclassering het toezicht heeft geretourneerd.
Ter terechtzitting heeft de klinisch chemicus uitgelegd hoe de urinecontroles in zijn werk gaan, hoe het lichaam verdovende middelen afbreekt en hoe verdovende middelen uiteindelijk aan te tonen zijn in de urine. De deskundige heeft verklaard dat bij urinecontroles niet alleen wordt gekeken naar het cannabinoïdengehalte in de urine, omdat anders onvoldoende rekening kan worden gehouden met de concentratie van de urine. Urine kan immers al naar gelang het moment van de dag en de mate van vochtinname waterig of geconcentreerd zijn. Om die reden wordt bij urinecontroles de ratio bepaald tussen het creatininegehalte en het cannabisgehalte in de urine (de cannabinoïden/creatinine-ratio). Daarmee wordt tegemoetgekomen aan het gegeven dat de urinetesten op verschillende tijdstippen op een dag kunnen worden afgenomen waarbij verschillende concentraties van de urine kunnen optreden. De cannabinoïden/creatinine-ratio geeft een betrouwbaar beeld op elk moment van de dag en bij elke urineconcentratie.
Voorts heeft de deskundige verklaard dat een gemiddelde persoon ongeveer 36 uur nodig heeft om de helft van alle cannabis uit te scheiden. Dat brengt mee dat de cannabinoïden/creatinine-ratio na 36 uur eveneens zal zijn gehalveerd. De resultaten van de urinetesten van de veroordeelde van 4 januari 2021 en 6 januari 2021 laten zien dat het afscheidingsproces van cannabis bij de veroordeelde niet afwijkt van het gemiddelde. Bij een voortzetting van dit afscheidingsproces zou de cannabinoïden/creatinine-ratio op
18 januari 2021 vrijwel nul moeten zijn. De test van 18 januari 2021 laat evenwel een cannabinoïden/creatinine-ratio van 5.53 zien. Deze cannabinoïden/creatinine-ratio is volgens de deskundige alleen verklaarbaar als de veroordeelde na 6 januari 2021 en vóór
15 januari 2021 nog heeft gebruikt en is niet te verklaren uit een eventuele restwaarde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank sluit zich aan bij de bevindingen en de conclusie van de deskundige dat het niet anders kan zijn dan dat de veroordeelde tussen 6 en 15 januari 2021 verdovende middelen heeft gebruikt. Dat bij de veroordeelde sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden (zoals het afwijkend afscheiden van cannabis uit vetweefsel), waardoor het resultaat van de urinecontrole van 18 januari 2021 anders zou moeten worden geïnterpreteerd, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dit betekent dat de veroordeelde, ook na de laatste waarschuwing, één van de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. De rechtbank betrekt in haar beslissing ook alle andere overtredingen waarvan melding is gemaakt in het rapport van de reclassering.
Zodoende komt de rechtbank tot de conclusie dat de veroordeelde vele malen de bijzondere voorwaarden heeft overtreden en dat in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelast kan worden.
Gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging?
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook de houding van de veroordeelde ter terechtzitting. Hij legt steeds de schuld van alle overtredingen buiten zichzelf, neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en bagatelliseert deze.
Aan de andere kant slaat de rechtbank ook acht op het feit dat de veroordeelde, nadat hij
16 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf had uitgezeten, is opgenomen bij FPA Stevig van Dichterbij. Gedurende de acht maanden die hij daar heeft verbleven ging het goed, althans er zijn geen berichten bekend waaruit het tegendeel blijkt.
Vervolgens heeft de veroordeelde geleidelijk meer vrijheden gekregen, waar hij, naar later blijkt, niet goed mee om wist te gaan. De rechtbank zou in beginsel het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, van 24 maanden, geheel ten uitvoer kunnen leggen. Dit zou inhouden dat de veroordeelde daarna weer zonder begeleiding op straat zou komen te staan, hetgeen de rechtbank niet wenselijk acht. Hier is de veroordeelde zelf, maar ook de maatschappij, niet bij gebaat. Bovendien zal de rechtbank bij haar oordeel meenemen dat de veroordeelde bij Stevig klinisch opgenomen is geweest.
Om deze beide redenen – enige grip houden op de veroordeelde en meewegen dat hij gedurende 8 maanden bij Stevig was opgenomen – zal de rechtbank daarom niet overgaan tot de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, maar tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging. Wel dient de veroordeelde ervan doordrongen te zijn dat deze overtredingen niet gebagatelliseerd kunnen worden en dat hem vele kansen zijn geboden die hij niet heeft aangegrepen om zijn leven te beteren.
De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf, groot 16 maanden, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, onder instandhouding van de voorwaarden voor het overige.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • gelast, onder instandhouding van de voorwaarden voor het overige, dat een gedeelte van de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
  • wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2021.