ECLI:NL:RBLIM:2021:1527

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/03/287789 / HA RK 21-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek niet ontvankelijk verklaard na beëindiging procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 12 februari 2021 een beslissing genomen over een verzoek tot wraking van mr. K.J.H. Hoofs, kantonrechter in de rechtbank Limburg. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een civiele procedure tussen de stichting Woningstichting Servatius en hemzelf, waarbij de mondelinge behandeling op 15 januari 2021 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting kwamen de partijen tot een overeenkomst tot beëindiging van de huurovereenkomst, wat leidde tot het verzoek van partijen om de procedure door te halen.

Het verzoek tot wraking werd op 19 januari 2021 ingediend, na de beëindiging van de procedure op 15 januari 2021. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de zaak. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 4, tweede lid, onder d, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking ongegrond of niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is gedaan.

De wrakingskamer concludeerde dat de procedure was geëindigd door de overeenkomst tussen de partijen, waardoor het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt. De beslissing van de wrakingskamer was dat de verzoeker niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot wraking van de rechter, en deze beslissing werd openbaar gemaakt op 12 februari 2021. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/287789 / HA RK 21-20
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
Op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. K.J.H. Hoofs, kantonrechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht (hierna: de rechter).

1.De procedure

1.1.
Op 15 januari 2021 heeft ten overstaan van de rechter de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de zaak met nummer 8604938 CV EXPL 20-298 tussen de stichting Woningstichting Servatius (hierna: Servatius) als eiseres en verzoeker en zijn beschermingsbewindvoerder [naam beschermingsbewindvoerder] als gedaagde partij. Het verslag van deze mondelinge behandeling is neergelegd in een proces verbaal, dat ambtshalve aan dit wrakingsdossier is toegevoegd.
1.2.
Verzoeker heeft op 19 januari 2021 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend in de voornoemde zaak. Dit verzoek is niet ondertekend door zijn beschermingsbewindvoerder. Verzoeker heeft zijn burgerservicenummer in het verzoek geschreven, maar is vergeten zijn naam en adres te vermelden. De griffier heeft aan de hand van het burgerservicenummer de naam en het adres van verzoeker alsmede de zaak waar het om ging kunnen achterhalen.
1.3.
Gelet op hetgeen hieronder wordt overwogen, heeft de voorzitter van de wrakingskamer beslist dat de rechter in dit geval niet om een reactie gevraagd hoefde te worden.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol rechtbank Limburg kan de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan. De wrakingskamer ziet aanleiding deze bepaling in dit geval analoog toe te passen, waartoe als volgt wordt overwogen.
2.2.
Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Het middel wraking is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, nog langer bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan echter niet meer worden bereikt als de rechter in de zaak reeds een einduitspraak heeft gedaan of de behandeling van een zaak op een andere wijze is geëindigd.
2.3.
Uit het proces verbaal van de zitting van 15 januari 2021 blijkt dat de partijen een regeling zijn overeengekomen tot beëindiging van de huurovereenkomst. Zij doen tevens afstand van het recht de gemaakte overeenkomst te ontbinden of te doen ontbinden. Het proces-verbaal eindigt met het verzoek van partijen de procedure door te halen. De gehele regeling is in het proces-verbaal vastgelegd en is door partijen ondertekend.
2.4.
De wrakingskamer stelt vast dat met deze overeenkomst de procedure tussen Servatius enerzijds en verzoeker en zijn beschermingsbewindvoerder anderzijds is geëindigd.
2.5.
Het verzoek tot wraking is gedaan op 19 januari 2021 en is daarom na de beëindiging van de zaak op 15 januari 2021 ingediend.
2.6.
Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter en wordt daarom met de analoge toepassing van artikel 4, tweede lid, onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. W.E. Elzinga en mr. M.B. Bax, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier.
De beslissing is openbaar gemaakt op 12 februari 2021.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.