ECLI:NL:RBLIM:2021:152

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
C/03/282783 / HA ZA 20-476
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident en hoofdzaak inzake oproeping in vrijwaring en wanprestatie

Op 13 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer C/03/282783 / HA ZA 20-476. In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.T. Kleeven, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.H.A. Augustin. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 september 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een verzoek tot incidentele voorziening. De rechtbank heeft in het incident geoordeeld over de vordering van gedaagde om Eigen Horeca Makelaar BV in vrijwaring op te roepen. De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van deze vordering vereist is dat er een rechtsverhouding bestaat tussen gedaagde en Eigen Horeca Makelaar BV, die meebrengt dat deze laatste verplicht is om de gevolgen van verlies van de hoofdzaak door gedaagde te dragen. De rechtbank concludeert dat er voldoende grondslagen zijn voor een rechtsverhouding, onder andere door de rol van Eigen Horeca Makelaar BV als verkoopmakelaar en de mogelijke wanprestatie die gedaagde heeft gesteld. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. In de hoofdzaak is de zaak verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van eisers, met verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/282783 / HA ZA 20-476
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 13 januari 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. E.H.T. Kleeven te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. B.H.A. Augustin te Maastricht.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 september 2020 met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie en verzoek incidentele voorziening;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Uit het petitum van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie en verzoek incidentele voorziening blijkt ondubbelzinnig dat [gedaagde] op grond van artikel 210 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vordert dat hem wordt toegestaan Eigen Horeca Makelaar BV, gevestigd te [vestigingsplaats] , in vrijwaring op te roepen. [eisers] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal in het incident enkel op deze vordering beslissen. Het door [gedaagde] in de toekomst aangekondigde verzoek als bedoeld in artikel 843a Rv ligt thans niet ter beslissing voor. Terzijde wordt nog opgemerkt dat [gedaagde] aan artikel 22 Rv geen zelfstandig vorderingsrecht kan ontlenen. Het gaat in dat artikel om een discretionaire bevoegdheid van de rechter om partijen te bevelen bepaalde stukken te overleggen.
2.2.
Voor toewijzing van de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat [gedaagde] zich beroept op een rechtsverhouding met Eigen Horeca Makelaar BV die meebrengt dat Eigen Horeca Makelaar BV verplicht is om de gevolgen van verlies van de hoofdzaak door [gedaagde] (mede) te dragen.
2.2.1.
[gedaagde] stelt dat Eigen Horeca Makelaar BV als verkoopmakelaar heeft bemiddeld in de totstandkoming van de overeenkomst tot overgang van onderneming en het opstellen van de overeenkomst van geldlening tussen [gedaagde] en [eisers] doet in de hoofdzaak een beroep op artikel 3.3 van de overeenkomst van geldlening. [gedaagde] stelt dat Eigen Horeca Makelaar BV zich niet goed van zijn taak heeft gekweten omdat – kort samengevat – het bepaalde in artikel 3.3 van de overeenkomst van geldlening niet haalbaar zou zijn en Eigen Horeca Makelaar BV dat wist op het moment dat de overeenkomst van geldlening werd opgesteld.
2.3.
De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat tussen [eisers] en Eigen Horeca Makelaar BV kennelijk een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen op zichzelf niet betekent dat daarom ook een rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Eigen Horeca Makelaar BV is ontstaan. Wel kan niet uitgesloten worden geacht dat een mogelijke wanprestatie in de rechtsverhouding tussen [eisers] en Eigen Horeca Makelaar BV onder omstandigheden onrechtmatig jegens [gedaagde] kan zijn. Dit constitueert een eerste mogelijke grondslag voor een rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Eigen Horeca Makelaar BV op grond waarvan de vordering tot vrijwaring kan worden toegewezen.
2.4.
Daarenboven is uit de stellingen van [gedaagde] gebleken dat hij in het kader van de totstandkoming van de onderhavige transactie ook zelf aan Eigen Horeca Makelaar BV heeft opgedragen om te onderhandelen met de verhuurder van het bedrijfspand en dat hij zich als gevolg daarvan op het standpunt stelt dat Eigen Horeca Makelaar BV jegens hem wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank ziet hierin een tweede mogelijke grondslag voor een rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Eigen Horeca Makelaar BV. Voormelde grondslagen vormen op voorhand een voldoende rechtvaardiging voor het in vrijwaring
oproepen van Eigen Horeca Makelaar BV.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van
24 februari 2021voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eisers] en iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat Eigen Horeca Makelaar BV, gevestigd te [vestigingsplaats] , door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
24 februari 2021;
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van
24 februari 2021voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van [eisers] ;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op
13 januari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: CL