ECLI:NL:RBLIM:2021:1514

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/03/286580 / HA ZA 20-642
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een provisionele vordering wegens onvoldoende zwaarwegend belang

Op 17 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak met zaaknummer C/03/286580 / HA ZA 20-642. In deze zaak vorderde de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.G.W. Hendriks, dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.J.W. Delsing, zou worden verplicht om een schriftelijke koopovereenkomst te ondertekenen en medewerking te verlenen aan de notariële levering van een perceel grond. De eiser stelde dat hij zijn eenmanszaak per 15 januari 2021 wilde staken en dat hij daarom de onroerende zaak had verkocht. Hij voerde aan dat er een overeenkomst was gesloten die door de gedaagde nagekomen diende te worden.

De rechtbank heeft de vordering van de eiser afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het door de eiser aangevoerde belang om zijn onderneming te staken onvoldoende zwaarwegend was om de incidentele vordering toe te wijzen. De rechtbank weegt hierbij de mogelijke gevolgen van een afwijzing in de bodemprocedure mee, evenals het feit dat niet voldoende vaststaat dat de gestelde koopovereenkomst daadwerkelijk is gesloten. De eiser werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagde tot op heden zijn begroot op € 563,00.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op de rol staat voor conclusie van antwoord op 24 februari 2021, en dat iedere verdere beslissing in afwachting daarvan wordt aangehouden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/286580 / HA ZA 20-642
Vonnis in incident van 17 februari 2021
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. E.G.W. Hendriks,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. R.R.J.W. Delsing.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een provisionele vordering ex art. 223 Rv
met producties 1 t/m 5,
  • de conclusie van antwoord ex artikel 223 Rv,
  • het schrijven van de griffier d.d. 28 januari 2021,
  • het B16-formulier van mr. Delsing op de rol van 10 februari 2021, waarbij hij heeft
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] vordert dat de rechter als voorlopige voorziening voor de duur van het geding:
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal gebieden binnen een termijn van 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de schriftelijke overeenkomst van partijen, waarbij [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] koopt het perceel grond met opstal en verdere aanhorigheden plaatselijk bekend [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] een en ander conform de voorwaarden zoals aan hen in concept is voorgelegd (productie 2 dagvaarding) waarbij de feitelijke juridische levering ten overstaan van Notariskantoor [notariskantoor] in [vestigingsplaats] uiterlijk op 15 januari 2021 zal plaatsvinden, althans op een nader in goede justitie te stellen nadere datum, gestand te doen door deze te ondertekenen, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in gebreke blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal gebieden zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de notariële levering aan hem, ten overstaan van Notariskantoor [notariskantoor] in [vestigingsplaats] uiterlijk op 15 januari 2021, althans op een nader in goede justitie te bepalen nadere datum, van het perceel grond met opstal en verdere aanhorigheden plaatselijk bekend [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in gebreke blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
bepaalt dat als [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] nalaat mee te werken aan de totstandkoming van de schriftelijke koopovereenkomst tussen partijen en/of de notariële levering aan hem, het ten deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van zijn handtekening onder de koopovereenkomst alsmede het te wijzen vonnis in de plaats treedt van zijn handtekening onder de leveringsakte;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen in de kosten van dit incident.
2.1.1.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij met [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] een overeenkomst heeft gesloten die [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] diende na te komen, nu partijen overeenstemming hadden bereikt omtrent de essentialia en nadere specifieke details. [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] mocht erop vertrouwen dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] de overeenkomst na zou komen. Het spoedeisend belang is volgens [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] erin gelegen dat hij zijn eenmanszaak per 15 januari 2021 wenst te staken, dit is ook de reden waarom hij de onroerende zaak heeft verkocht.
2.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] voert verweer.

3.De beoordeling

in het incident

3.1.
De rechtbank ziet in de stelling van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] dat hij zijn onderneming per 15 januari 2021 wil staken onvoldoende zwaarwegend belang om de incidentele vordering toe te wijzen. De rechtbank weegt hierbij onder meer mee de gevolgen indien in de bodem de vordering wordt afgewezen, terwijl bij toewijzing van de bodemvordering mogelijke door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] geleden schade omdat niet tijdig is afgenomen, kan worden gevorderd. Verder weegt mee dat op dit moment, zonder nader onderzoek, onvoldoende vaststaat dat de gestelde koopovereenkomst is gesloten.
3.2.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in de hoofdzaak
3.3.
Nu de zaak al is verwezen naar de rol van 24 februari 2021 voor het nemen van de conclusie van antwoord wordt iedere verder beslissing in afwachting daarvan aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
4.3.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.5.
stelt vast dat de zaak op de rol staat van
24 februari 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH