ECLI:NL:RBLIM:2021:1513

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/03/281884 / HA ZA 20-436
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring in civiele procedure met mondelinge behandeling

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 17 februari 2021 een vonnis gewezen in een incident tot vrijwaring. De eiser in het incident, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, heeft verzocht om VGZ Zorgkantoor B.V. en de Sociale Verzekeringsbank in vrijwaring op te roepen. De eiseressen in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Braun, hebben in hun conclusie van antwoord aangegeven geen verweer te voeren tegen deze oproeping. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, gezien de niet weersproken gronden die deze vordering ondersteunen. De kosten van het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Daarnaast heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bevolen om verdere inlichtingen over de zaak te verkrijgen en partijen de gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen. De rechtbank heeft benadrukt dat zij uit het niet verschijnen van een partij ter zitting gevolgtrekkingen kan maken die zij geraden acht. De zitting is gepland voor 31 maart 2021, waarbij de gedaagde in de hoofdzaak persoonlijk aanwezig moet zijn en de eisers vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de zaak weer op de rol zal komen voor het opgeven van verhinderdagen in de maanden augustus tot en met december 2021, waarna de datum en tijd van de mondelinge behandeling zullen worden vastgesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/281884 / HA ZA 20-436
Vonnis in incident van 17 februari 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident sub 2],
beide kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. E.C.M. Braun,
tegen
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident], h.o.d.n.
[handelsnaam] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ),
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.P. van Mulken te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eisers in hoofdzaak, verweerders in incident] en [gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 6
  • de incidentele conclusie tevens inhoudende conclusie van antwoord met producties 1 t/m 15,
  • de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident] vordert dat hem wordt toegestaan VGZ Zorgkantoor B.V. (KvK-nummer 09167532) gevestigd te Arnhem en de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd te (3503 RA) Utrecht, Postbus 8038 (kantoor PGB) in vrijwaring op te roepen.
2.2.
[eisers in hoofdzaak, verweerders in incident] stellen in hun conclusie van antwoord dat zij geen verweer voeren en instemmen met de door [gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident] gevorderde oproeping in vrijwaring.
2.3.
De rechtbank is, mede gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
2.4.
[eisers in hoofdzaak, verweerders in incident] hebben in hun incidenteel antwoord vermeld geen verweer te voeren. Gelet daarop worden de kosten van dit incident gecompenseerd als hierna is bepaald.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.3.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
3.4.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat VGZ Zorgkantoor B.V. (KvK-nummer 09167532) gevestigd te Arnhem en de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd te (3503 RA) Utrecht, Postbus 8038 (kantoor PGB) door [gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident] worden gedagvaard tegen de terechtzitting van 31 maart 2021,
4.2.
compenseert de kosten van dit incident aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
4.4.
bepaalt dat [gedaagde in hoofdzaak, eiser in incident] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident sub 1] en [eiseres in hoofdzaak, verweerster in incident sub 2] dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is hen te vertegenwoordigen,
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 maart 2021 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus tot en met december 2021, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
4.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
4.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.8.
wijst partijen er op, dat voor de zitting drie uur zal worden uitgetrokken en dat zo mogelijk op dat tijdstip ook de zaak/zaken in de vrijwaring mondeling zullen worden behandeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JvdH