In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 februari 2021 een vonnis gewezen in het incident van een civiele procedure. De zaak betreft een verzoek om inzage in documenten op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen en een naamloze vennootschap, hebben om inzage gevraagd in stukken die door de deskundige zijn verzameld. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 23 december 2020 bepaald dat het geding was geschorst totdat het hoger beroep van de gedaagden was geëindigd. Dit hoger beroep is inmiddels door het hof 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de rechtbank nu kan voortgaan met de beoordeling van het inzageverzoek.
De rechtbank heeft in het vonnis van 17 februari 2021 de deskundige de opdracht gegeven om zijn werkzaamheden voort te zetten en heeft daarbij enkele aanwijzingen gegeven over de communicatie tussen de deskundige en de partijen. De rechtbank benadrukt dat de deskundige zelfstandig zijn onderzoek moet uitvoeren en dat partijen niet eenzijdig informatie aan de deskundige mogen verstrekken zonder dat de andere partij daarvan op de hoogte is. Dit is in lijn met de beginselen van hoor en wederhoor die in civiele procedures gelden.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat indien partijen zich niet aan de regels houden, er sancties kunnen volgen. Dit kan betekenen dat de rechtbank op enig moment zal moeten oordelen over de vraag of een partij ontoelaatbare handelingen heeft verricht in het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft verder besloten om iedere verdere beslissing aan te houden, zodat de deskundige zijn werk kan voortzetten zonder verdere hinder.