3.2.[eisers] stelt dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, omdat zij, althans [wethouder] , twee toezeggingen niet is nagekomen, waardoor het vertrouwensbeginsel is geschonden. [eisers] stelt dat [wethouder] de toezegging heeft gedaan dat het handhavingstraject “on hold” zou worden gezet en dat de gemeente medewerking zou verlenen aan het wijzigen van de bestemming van het perceel naar “wonen”. [eisers] heeft die stellingen als volgt feitelijk onderbouwd.
3.2.1.[eisers] stelt dat de gemeente, hoewel zij al geruime tijd wist dat hij permanent woonachtig was in de woning, pas bij brief van 16 januari 2014 het voornemen om te handhaven aan hem kenbaar heeft gemaakt. [eisers] heeft vervolgens een gesprek aangevraagd met [wethouder] , in welk gesprek hij verzocht heeft om medewerking bij het wijzigen van de bestemming van het perceel naar “wonen.” [wethouder] stond daar positief tegenover, maar wilde dat eerst nog bespreken in de collegevergadering, hetgeen gebeurd is op 4 februari 2014.
3.2.2.Nadat [wethouder] de kwestie met het college had besproken, deelde hij (de advocaat van) [eisers] kort nadien telefonisch mede dat ook het college positief stond ten opzichte van de door [eisers] gewenste bestemmingsplanwijziging. Dat betekende volgens [eisers] ook dat het handhavingstraject “on hold” zou worden gezet. [wethouder] heeft volgens [eisers] ook medegedeeld dat de rayonplanologe van de provincie (hierna: “ [rayonplanologe] ”) positief stond tegenover de bestemmingsplanwijziging. De advocaat van [eisers] heeft de inhoud van het telefoongesprek bij e-mail van 12 februari 2014 aan [wethouder] schriftelijk teruggekoppeld. [wethouder] heeft zijn mededelingen bevestigd in de e-mail van 5 maart 2014, aldus [eisers] stelt dat hij mocht vertrouwen op de toezeggingen van [wethouder] , zeker gelet op het feit dat de (oud)burgemeester en [rayonplanologe] , aan wie de e-mail in cc was gezonden, niet op de inhoud van die e-mail hebben gereageerd, noch anderszins hebben laten blijken het daarmee niet eens te zijn. Daarnaast wijst [eisers] op de e-mail van [wethouder] aan [gedeputeerde] van 21 april 2014. [eisers] mocht daaruit, zo stelt hij, opmaken dat alle betrokken partijen geïnformeerd waren en hun medewerking wilden verlenen aan de bestemmingsplanwijziging
3.2.3.[eisers] stelt dat de toezegging van de gemeente vervolgens niet is nagekomen. Het handhavingstraject is, niet lang nadat [wethouder] als wethouder was vertrokken, weer in gang gezet en een dwangsombesluit is genomen. Daarnaast onthield het nieuwe college volgens [eisers] haar medewerking aan de bestemmingsplanwijziging. Ondanks meerdere ondubbelzinnige toezeggingen van [wethouder] , is [eisers] stelselmatig tegengewerkt door het nieuwe college. Overleg met het nieuwe college, of met ambtenaren werd afgehouden.
3.2.4.Indien de gemeente de door [eisers] gestelde toezeggingen zou zijn nagekomen, inhoudende dat zij direct medewerking had verleend aan de verzochte bestemmingsplanwijziging en het handhavingstraject daadwerkelijk “on hold” had gezet, dan was hij niet geconfronteerd met hoge juridische kosten. In verband met de handhavingsprocedure heeft [eisers] in de periode tussen april 2014 en oktober 2016 onnodig een bedrag van € 17.354,48 aan zijn advocaat betaald. In verband met de bestemmingsplanwijziging heeft [eisers] in de periode tussen april 2014 en juni 2017 een bedrag van € 10.098,34 aan zijn advocaat betaald, € 1,337,05 aan adviseur [adviseur] en € 1.366,00 voor de behandeling van het plan tot bestemmingswijziging door de Limburgse kwaliteitscommissie.
3.2.5.[eisers] stelt voorts dat hij, naast de hiervoor bedoelde materiële schade, ook immateriële schade heeft geleden. [eisers] voert aan dat de procedure tot wijziging van het bestemmingsplan buitensporig lang geduurd. [eisers] vordert, naar analogie met de jurisprudentie over overschrijding van een redelijke beslistermijn, een vergoeding van
€ 4.000,00. Datzelfde geldt volgens [eisers] ten aanzien van de handhavingsprocedure. Deze procedure is nodeloos geweest en heeft bij [eisers] geleid tot frustratie, spanning en ergernis aan zijn zijde. In een vroeg stadium was immers al duidelijk dat het strijdige gebruik gelegaliseerd zou kunnen worden. [eisers] vordert in dit kader eveneens een bedrag van € 4.000,00 ter zake van immateriële schadevergoeding.
3.2.6.Ten slotte vordert [eisers] een bedrag van € 3.000,00 ter zake van immateriële schadevergoeding, omdat hij in de periode tussen 18 juli 2014 en 12 november 2014 maar liefst twintig controles van toezichthouders en/of opsporingsambtenaren van de gemeente heeft moeten ondergaan. [eisers] voelde zich niet meer thuis in zijn eigen woning, mede omdat van die woning vele foto’s werden gemaakt. Ook stonden toezichthouders meerdere keren onaangekondigd aan de deur.