ECLI:NL:RBLIM:2021:1378

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/03/288058 / JE RK 21-188
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met autisme en ADHD

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 februari 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die kampt met autisme en ADHD. De minderjarige was thuis niet meer te handhaven door extreme woedeaanvallen, wat leidde tot een situatie waarin zij zichzelf en anderen in gevaar bracht. De kinderrechter heeft eerder op 3 februari 2021 een spoedmachtiging verleend voor een periode van twee weken, in afwachting van een zitting met de belanghebbenden. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 zijn de minderjarige, de ouders en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) gehoord. De ouders hebben aangegeven dat zij zich inzetten voor de minderjarige, maar ook dat zij uitgeput zijn door de situatie. De GI heeft benadrukt dat de minderjarige hulp nodig heeft en dat er onderzocht moet worden wat haar agressieve gedrag veroorzaakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien het zorgwekkende gedrag van de minderjarige en de noodzaak om haar opvoeding en verzorging veilig te stellen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden, tot 3 mei 2021, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Zaakgegevens: C/03/288058 / JE RK 21-188
Datum uitspraak: 10 februari 2021

beschikking machtiging tot uithuisplaatsing in de zaak van:

de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen: de moeder,

[de vader], hierna te noemen: de vader,
gezamenlijk te noemen: de ouders,
samenwonend te [woonplaats] .
Wederom gezien de stukken, waaronder de door de kinderrechter van deze rechtbank gegeven beschikking van 3 februari 2021.

Het verdere procesverloop

Bij voornoemde beschikking is naar aanleiding van het mondelinge verzoek van de GI van
3 februari 2021 (daarna op schrift gesteld op 4 februari 2021), zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, ten aanzien van [minderjarige] een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs verleend voor de duur van twee weken, onder aanhouding van iedere verdere beslissing in afwachting van het verhoor van de belanghebbenden.
Op 10 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI.

Het gesprek met [minderjarige]

heeft in het gesprek met de kinderrechter onder meer verteld dat ze nu in een tehuis verblijft en dat het redelijk met haar gaat. Thuis ging het in de laatste dagen, voordat ze uit huis werd geplaatst, niet goed. [minderjarige] had woedeaanvallen en had zichzelf niet meer onder controle. Zij kan ook hartstikke druk zijn en dan heeft zij heel veel energie, die ze kwijt moet. Ook op de groep moet men haar soms vasthouden als ze boos is. [minderjarige] heeft veel spijt van hetgeen zij heeft gedaan en zou graag weer naar huis willen terugkeren.

De standpunten ter zitting

De GI heeft het verzoek gehandhaafd en heeft onder meer het volgende aangevoerd. Gezien wordt dat de ouders zich heel erg voor [minderjarige] inzetten, maar ook dat de ouders doodmoe zijn. Tijdens het incident vóór de uithuisplaatsing heeft [minderjarige] veel in huis aangericht. Zij heeft in feite als een tornado door het huis geraasd en was niet (door de ouders of anderen) af te stoppen. [minderjarige] heeft hulp nodig. Zij heeft baat bij de structuur op de groep. Over twee à drie weken gaat [minderjarige] naar een behandelgroep voor kinderen met autisme. Onderzocht moet worden waar de boze buien van [minderjarige] en haar agressie vandaan komen. Daarnaast dienen de ouders handvatten te krijgen, zodat zij weten hoe zij met het gedrag van [minderjarige] moeten omgaan. Daarna zal bezien worden of [minderjarige] na drie maanden weer thuis bij de ouders zou kunnen wonen.
De vader heeft onder meer aangegeven dat hij instemt met het verzoek en dat de spiraal moet worden doorbroken. Bij Koraal, dat nu al drie jaar betrokken is, zijn de ouders niets opgeschoten. Er wordt heel veel gesproken, maar handelingen blijven achterwege. Verder hebben de ouders bij de psychiater aangegeven dat [minderjarige] in hun ogen op een andere manier behandeld zou moeten worden. [minderjarige] heeft autisme, maar daarnaast ook ADHD, waarvoor ze medicatie zou moeten krijgen. De ouders denken dat met name ADHD de oorzaak van haar gedrag is.
De moeder heeft onder meer naar voren gebracht dat zij, in de tijd dat [minderjarige] nu uit huis is geplaatst, niet heeft stilgezeten. De ouders hebben via internet gezocht naar een psychiater en naar ambulante hulpverlening. Die informatie is ook naar de GI doorgestuurd. De moeder vindt het goed dat [minderjarige] na de zitting teruggaat naar de groep, maar zij hoopt dat [minderjarige] over twee weken kan terugkeren naar huis. In de tussentijd kan dan alles geregeld en in gang gezet worden.

De verdere beoordeling

Bij beschikking van 3 februari 2021 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van twee weken, derhalve tot 17 februari 2021, en is de beslissing voor het overige aangehouden. In die beschikking is de vader (terecht) als belanghebbende aangemerkt, omdat de vader al 12 jaar lang een gezin vormt met de moeder (aldus sinds de geboorte van [minderjarige] ) en daarom door het verzoek van de GI rechtstreeks in zijn rechten en plichten wordt geraakt.
Thans is, na het verhoor van de belanghebbenden, de verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek aan de orde. Op grond van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige verlenen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter is van oordeel dat de gronden voor een uithuisplaatsing van [minderjarige] onverkort aanwezig zijn. De aanleiding voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] is zeer heftig geweest; zij heeft de woonkamer letterlijk kort en klein geslagen en kon daarin door niemand worden tegengehouden. [minderjarige] kampt kennelijk met autisme en ADHD en laat zeer zorgelijk gedrag zien in de vorm van woedeaanvallen, ook op de groep waar ze nu verblijft. Gelet daarop dient goed onderzocht te worden wat het (agressieve) gedrag van [minderjarige] veroorzaakt, hoe dit gedrag beteugeld kan worden en hoe de ouders hiermee dienen om te gaan. In dit verband gaat de kinderrechter ervan uit dat de ouders, die zeer betrokken zijn bij [minderjarige] , goed met de GI (blijven) samenwerken. In ieder geval is het de komende tijd de bedoeling om de situatie rondom [minderjarige] , alsmede bij de ouders, zo te maken dat [minderjarige] weer veilig bij de ouders kan opgroeien en zich leeftijdsadequaat kan ontwikkelen. Conclusie is dan ook dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende, verzochte termijn (van drie maanden) verlenen, aldus tot 3 mei 2021.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs, met ingang van 17 februari 2021 tot 3 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.P.H. Welie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021 en op schrift gesteld op 18 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch