Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
vrijvan het primair, het subsidiair, het meer subsidiair en het meest subsidiair tenlastegelegde feit.
Rechtbank Limburg
Op 17 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en zware mishandeling. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]. De verdachte werd ervan beschuldigd het slachtoffer opzettelijk te hebben beschoten met de intentie om deze te doden of zwaar te verwonden. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 zijn zowel de verdachte als zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken.
De officier van justitie stelde dat de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kon worden, gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer en getuigen. De verdediging daarentegen betoogde dat de verdachte geen opzet had op het schieten en dat zijn handelingen onder noodweer vielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk op het slachtoffer had geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij in een worsteling met een andere persoon het vuurwapen had vastgehad en dat het wapen per ongeluk was afgevuurd, niet onaannemelijk was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bewijs was voor opzet van de verdachte, noch in voorwaardelijke zin, en heeft de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De rechtbank heeft het beroep op noodweer niet verder besproken, aangezien de vrijspraak al was vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.F. Stuurman als griffier.