ECLI:NL:RBLIM:2021:1347

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
03/659369-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een schietincident met betrekking tot poging tot moord en zware mishandeling

Op 17 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en zware mishandeling. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]. De verdachte werd ervan beschuldigd het slachtoffer opzettelijk te hebben beschoten met de intentie om deze te doden of zwaar te verwonden. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 zijn zowel de verdachte als zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken.

De officier van justitie stelde dat de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kon worden, gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer en getuigen. De verdediging daarentegen betoogde dat de verdachte geen opzet had op het schieten en dat zijn handelingen onder noodweer vielen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk op het slachtoffer had geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij in een worsteling met een andere persoon het vuurwapen had vastgehad en dat het wapen per ongeluk was afgevuurd, niet onaannemelijk was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen bewijs was voor opzet van de verdachte, noch in voorwaardelijke zin, en heeft de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De rechtbank heeft het beroep op noodweer niet verder besproken, aangezien de vrijspraak al was vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.F. Stuurman als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659369-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.F.M. Geeratz, advocaat kantoorhoudende te Venlo .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte het slachtoffer heeft beschoten en daarmee heeft geprobeerd het slachtoffer te vermoorden, dan wel heeft geprobeerd het slachtoffer te doden, dan wel het slachtoffer zwaar heeft mishandeld, dan wel heeft geprobeerd het slachtoffer zwaar te mishandelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging moord wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij uitgaat van de verklaring van het slachtoffer, welke wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] en enkele messenger berichten. Op grond van de feiten en omstandigheden staat volgens de officier van justitie vast dat verdachte met een vuurwapen naar de woning van het slachtoffer is gegaan, hij dit ook al van tevoren had aangekondigd en dat hij vervolgens met dit vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. Het slachtoffer is hierbij in zijn borst geraakt. De verklaring van verdachte dat hij de woning is binnengegaan en als eerste is beschoten, acht de officier van justitie niet aannemelijk. Een beroep op noodweer moet volgens haar worden afgewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat hij geen opzet heeft gehad op het afgaan van het schot en dus niet op het schieten op het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de handelingen van verdachte moeten worden gezien als noodweer. Dit moet leiden tot ontslag van rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van objectieve feiten en omstandigheden uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld wat er zich op 20 oktober 2017 in de woning in [gemeente 1] precies heeft afgespeeld.
De rechtbank stelt vast dat in de woning een schietincident heeft plaatsgevonden, waarbij zowel verdachte als het slachtoffer aanwezig waren. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte het vuurwapen vast heeft gehad of met zijn handen in de buurt van het vuurwapen is geweest toen dit afging. Dit volgt uit zijn eigen verklaring en het rapport van het NFI d.d. 20 oktober 2017 over de aanwezigheid van schotresten op de handen van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning binnenliep en dat er vrijwel direct op hem werd geschoten door een persoon, niet zijnde het slachtoffer. Verdachte wilde de woning verlaten, maar werd op zijn hoofd geslagen en kwam in worsteling met de persoon die het vuurwapen vast hield. In die worsteling heeft verdachte dat vuurwapen vastgepakt en van zich af geduwd. Het wapen is daarbij afgegaan en het slachtoffer is hierbij gewond geraakt. De rechtbank acht op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting deze gang van zaken, zoals door verdachte vanaf het begin ook geschetst, niet onaannemelijk. Dat maakt dat geen bewijs geleverd is dat er bij verdachte sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht op het schieten op het slachtoffer.
Vanwege het ontbreken van feiten of omstandigheden die maken dat de verklaring van verdachte als onjuist of als onaannemelijk moeten worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat van deze verklaring uit kan worden gegaan. In het dossier ontbreken bewijsmiddelen op grond waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten of minst genomen de aanmerkelijke kans dat een kogel in de richting van het slachtoffer werd gevuurd bewust heeft aanvaard, zodat niet kan worden geoordeeld dat verdachte met het tenlastegelegde opzet heeft gehandeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van de gehele tenlastelegging, primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair, moet worden vrijgesproken. Bespreking van het van de zijde van de verdediging gedane beroep op noodweer kan derhalve achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan het primair, het subsidiair, het meer subsidiair en het meest subsidiair tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2021.
Buiten staat
mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer] een of meer
kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam heeft geschoten en/of een of
meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een of meer
kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam heeft geschoten en/of een of
meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond
borstkas, kogel onderhuids naast wervelkolom en/of een hoofdwond, heeft
toegebracht door genoemde [slachtoffer] een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in
het lichaam te schieten;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente [gemeente 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen genoemde [slachtoffer] een of meer
kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam heeft geschoten en/of een of
meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;