Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 22 januari 2021 met producties 1 en 2;
- de bij e-mail van 25 januari 2021 door [eiseres] in het geding gebrachte productie 3;
- de bij e-mail van 2 februari 2021 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 1 t/m 16;
- de bij e-mail van 3 februari 2021 door [eiseres] in het gebrachte productie 4;
- de bij e-mail van 3 februari 2021 door [gedaagde] in het geding gebrachte producties 17 en 18;
- de mondelinge behandeling op 4 februari 2021.
2.De feiten
[naam paard 4] en [naam paard 2] uiterlijk op 31 december 2020 op te halen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan en bij e-mail van 25 december 2020 gereageerd met de mededeling dat hij geen
eigenaar is van de bedoelde paarden.
3.Het geschil
[naam paard 4] en [naam paard 2] , in haar manege heeft gestald en dat [gedaagde] achterstallig is geraakt met de betaling van de stallingskosten betreffende deze paarden over een periode van een aantal maanden. [gedaagde] heeft weliswaar op 25 mei 2020 de op dat moment achterstallige stallingskosten betaald, doch daarna bleef volgens [eiseres] de betaling van de daarna
opeisbare geworden stallingskosten uit.
[gedaagde] tot stalling van de paarden bij e-mail van 8 november 2020 tegen
8 december 2020 opgezegd. [eiseres] stelt dat als gevolg van de opzegging van de stallingsovereenkomsten er geen titel meer is op grond waarvan de paarden rechtmatig bij haar gestald zijn.
eigenaar te zijn van de bedoelde paarden en geen stallingsovereenkomsten met [eiseres] gesloten te hebben. Ten slotte stelt hij dat hij niet aan het gevorderde kan voldoen, omdat door een derde executoriaal beslag op de bedoelde paarden is gelegd.
4.De beoordeling
ophalen van de paarden uitsluitend grondt op de stelling dat zij met [gedaagde] stallingsovereenkomsten is aangegaan. Voor zover [eiseres] toch bedoeld heeft om aan die vordering ook ten grondslag te leggen dat [gedaagde] de eigenaar van de paarden is en hij uit dien hoofde gehouden is de paarden op te halen, dient deze vordering eveneens te worden afgewezen. In dit kort geding is niet in voldoende mate vast is komen te staan dat [gedaagde]
eigenaar van die paarden is.
€ 309,00;