ECLI:NL:RBLIM:2021:1304

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
03/193462-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van babbeltrucs in Maastricht met meerdere verdachten

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere diefstallen door middel van babbeltrucs. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. K.R. Koopman, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstallen in woningen, waarbij zij zich voordeden als medewerkers van een thuiszorgorganisatie. De rechtbank behandelde de zaak op 2 februari 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar haar gemachtigde wel. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van mobiel banditisme, waarbij de verdachten gebruik maakten van een bekende werkwijze om oudere slachtoffers te benaderen en hen te beroven van geld en sieraden.

De rechtbank achtte de feiten bewezen, waarbij de verdachte betrokken was bij diefstallen op 25 juli 2020 in Maastricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar medeverdachten een valse hoedanigheid aannamen om de woningen van de slachtoffers binnen te komen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de groep en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en verplichtte haar tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die vaak kwetsbare ouderen zijn. De rechtbank vond het noodzakelijk om een langdurige gevangenisstraf op te leggen om de verdachte te beschermen tegen recidive en om de samenleving te beschermen tegen dit soort criminaliteit. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade die het slachtoffer had geleden door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/193462-20
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
16 februari 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 4] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.R. Koopman, advocaat kantoorhoudende te Zeist.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2021. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte samen met anderen geld en/of sieraden uit woningen gestolen heeft door middel van babbeltrucs en een keer geprobeerd heeft dat te doen. Als niet bewezen kan worden dat de verdachte gestolen heeft, dan is er sprake geweest van heling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich samen met drie anderen schuldig heeft gemaakt aan mobiel banditisme. De verdachten volgden een bekende werkwijze: één van hen deed zich voor als medewerkster van een thuiszorgorganisatie, ging een woning van een ouder slachtoffer binnen, er werden geld en/of sieraden weggenomen, waarbij andere verdachten de wacht hielden en men er vervolgens gezamenlijk per auto vandoor ging om weer een nieuw slachtoffer te zoeken. Op 25 juli 2020 is het de verdachten in Maastricht twee keer gelukt slachtoffers te bestelen. Een derde keer mislukte, maar levert wel een strafbare poging op.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht de feiten bewezen. De rechtbank zal de relevante bewijsmiddelen kort weergeven en daarna nog enkele overwegingen aan dat bewijs wijden. De bewijsmiddelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Bewijs dat betrekking heeft op ieder afzonderlijk feit, speelt ook een rol bij de andere feiten.
[adres 1]
De op het adres [adres 1] te Maastricht woonachtige aangeefster [naam 1] heeft op zaterdag 25 juli 2020 tussen 15.00 en 16.00 uur bezoek gehad van een vrouw die zich voordeed als iemand van Thuiszorgorganisatie Envida. [2] De vrouw zei dat zij in verband met corona wilde controleren hoe de woning gepoetst werd. De vrouw zei dat ze haar legitimatiebewijs niet bij zich had. De vrouw sprak heel veel en stopte niet. De vrouw heeft even in de badkamer gekeken en wilde hierna in de keuken gaan zitten met aangeefster. In de keuken heeft de vrouw rondgekeken maar geen kastje aangeraakt. Toen de telefoon ging, zei de vrouw dat aangeefster de telefoon niet moest opnemen, maar dat deed aangeefster wel, omdat ze zag dat de onderbuurvrouw belde. Die vertelde aangeefster dat zij een man aan de deur had gehad die de kraan kwam controleren die zij niet binnen had gelaten. De vrouw in de woning van aangeefster vroeg vervolgens waar de onderbuurvrouw zich mee bemoeide en verliet het appartement zonder iets te zeggen. De vrouw was volgens aangeefster niet op plekken geweest waar zij waardevolle spullen bewaarde. [3]
Aangeefster miste aanvankelijk niets, maar kwam later tot de ontdekking dat juwelen en geld waren weggenomen. Zij miste een gouden ketting met gouden tientje, een gouden schakelarmband, een ring bestaande uit twee trouwringen en een witte parel, een gouden ring met bloedkoraal, een gouden Lourdes medaille met kettinkje en drie briefjes van € 50,-. [4]
Een oplettende burger, de getuige [naam 2] , heeft die dag nabij het appartementencomplex aan [adres 1] gezien dat twee mannen en een vrouw zich verdacht gedroegen rondom de flat. Hij zag hoe een man en een vrouw, die een witte jas droeg, naar de hoofdingang van de flat liepen, de jas over de klink van deze deur deden en daarna uit het zicht verdwenen door de flat in te lopen. Een andere man bleef buiten achter en sprak tegen een voorwerp dat op een walkietalkie leek. [naam 2] heeft argwaan gekregen en heeft foto’s gemaakt en de politie verwittigd. [naam 2] en zijn vrouw zagen dat de twee mannen en de vrouw wegliepen in de richting van een personenauto en noteerden het kenteken. Zij zagen dat de vrouw sieraden vasthield in haar hand en dat de mannen en de vrouw met hoge snelheid wegreden in de richting van het centrum van Maastricht. [5]
[naam 2] omschreef de twee mannen als mannen van Oost-Europese afkomst. Op het moment dat [naam 2] de auto voorbij zag rijden, zaten er vier personen in de auto. De bestuurder was de man die eerder op de uitkijk had gestaan. Naast de bestuurder zat de vrouw die de witte jas aanhad. Toen de auto voorbij reed zag de echtgenote van [naam 2] dat de vrouw op de bijrijdersplaats een ketting over de bovenkant van haar hand had hangen en dit een beetje omhoog hield. Het was alsof ze aan de andere inzittenden in de auto deze ketting liet zien. [6]
[adres 2]
Aangever [naam 3] verklaarde dat op 25 juli 2020, tussen 18.15 en 18.30 uur, een onbekende vrouw bij hem in zijn appartement aan de [adres 2] in Maastricht kwam, die zei dat ze van Envida was. De vrouw ging op de bank in de woonkamer zitten. De vrouw van [naam 3] , [naam 4] , kwam er ook bij zitten. De vrouw zei dat ze vragen moest stellen in verband met corona. De vrouw zei dat ze met zijn tweeën waren en niet alleen de straat op mochten; haar collega was papieren aan het halen. Het viel aangever op dat deze vrouw steeds nerveuzer werd en telkens in de richting van de voordeur keek. Aangever hoorde toen dat de vrouw van buitenaf geroepen werd waarop zij zei dat het haar collega was die zou komen. De vrouw stond meteen op om weg te gaan. Voor de deur stond een wat dikkere man die de vrouw had geroepen. Aangever en zijn vrouw lieten de onbekende vrouw geen moment uit het oog, waardoor geen goederen uit de woning konden worden weggenomen. Zij omschreven haar verder als getint, ongeveer 1.60 meter lang en met zwart halflang haar. [7]
Een buurvrouw, de getuige [naam 5] , heeft verklaard dat zij op 25 juli 2020, omstreeks 18.20 uur, buiten op de galerij een onbekende man en vrouw zag wegrennen. Deze mensen zeiden dat zij verkeerd waren. Even later zag ze een andere man met getinte huidskleur en donkere haren die keek naar de man en vrouw die weggerend waren. Deze man en vrouw gebaarden naar de man met getinte huidskleur dat hij naar hen moest komen. Getuige zag dat de getinte man nerveus deed en stopte bij de woning van buurman [naam 3] . Zij hoorde dat de getinte man een vrouwennaam riep en zei dat ze naar buiten moest komen omdat ze geen tijd meer hadden. Hierop verlieten alle vier de personen de galerij. Beide mannen hadden een witte bloes aan. [8]
[adres 3]
Aangeefster [naam 6] , woonachtig in een appartement op het adres [adres 3] in Maastricht heeft verklaard dat zij op 25 juli 2020, omstreeks 19.15 uur, in haar appartement was. Een haar onbekende vrouw belde aan en vertelde via de intercom dat zij een medewerkster was van de thuiszorgorganisatie en dat zij moest komen kijken. Omdat [naam 6] normaal ook thuishulp had, vond zij dit niet vreemd en zij liet de vrouw binnen. Nadat de onbekende vrouw de woning had verlaten, bemerkte [naam 6] dat alle laden van de kasten in haar woning open stonden en dat er in totaal € 2.000,- uit haar woning was ontvreemd. De vrouw is de hele tijd bij haar gebleven dus er moeten nog andere mensen in het appartement zijn geweest. [naam 6] vermoedde dat de vrouw de voordeur open heeft gelaten, want [naam 6] liep voorop de woonkamer in. De vrouw sloot de tussendeur tussen de gang en woonkamer, naar zij zei omdat zij anders verkouden zou worden of corona zou krijgen. De vrouw zei alleen de keuken te willen zien: ze wilde zien of deze schoon was en of de poetshulp het werk goed had gedaan. Ze keek in de koelkast en stelde in de keuken vragen aan [naam 6] . De vrouw ging nadat zij een telefoontje gehad had, snel weg; ze was weg voordat [naam 6] het in de gaten had. [naam 6] verklaarde verder nog dat de vrouw een donkere broek droeg, een grote zwarte brede tas bij zich had en een wrat had bij haar linkeroog, bij haar oogleden, en dat het weggenomen geld bestond uit biljetten van € 50,-. [9]
Aanhouding van de auto met daarin de verdachte
Omstreeks 20.35 uur die dag werden de verdachte en drie anderen na een korte achtervolging in Nijmegen aangehouden in de auto met het kenteken dat door de getuige [naam 2] was doorgegeven en door een ANPR-camera was gesignaleerd. [10] De mannelijke inzittenden werden door de politie aan de hand van hun (witte boven)kleding en schoeisel herkend als de mannen op de foto’s die de getuige [naam 2] had gemaakt. [11] Een van hen, [medeverdachte 1] , had een dik postuur, wat overeenkwam met hetgeen aangever [naam 3] en de getuige [naam 5] beschreven hebben. [12]
In de auto werden vier walkie talkies aangetroffen. [13] Bij medeverdachte [medeverdachte 2] werd onder meer een Lourdesmedaille aangetroffen, alsmede verborgen in een pantysok in haar beha een bedrag van € 2.250,- in biljetten van € 50,- . [14] Aangeefster [naam 1] herkende de Lourdesmedaille als een van de bij haar gestolen voorwerpen. Zij had dat bewaard in een juwelenkistje op haar slaapkamer. [15]
De specifieke (lichamelijke) kenmerken die aangeefster [naam 6] beschreef, komen overeen met wat de politie heeft waargenomen bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij droeg een donkerkleurige broek en heeft een moedervlek onder haar oog. In de auto werd een zwarte tas aangetroffen die past bij de beschrijving van aangeefster [naam 6] . Haar uiterlijk en lengte komt ook overeen met wat aangevers [naam 6] en [naam 3] hierover hebben verklaard. [16]
Bewijsoverwegingen
Uit de verklaringen van mevrouw [naam 1] en de getuige [naam 2] kan worden opgemaakt dat een groep van vier personen betrokken was bij het bestelen van [naam 1] . Een vrouw, medeverdachte [medeverdachte 2] , wist zich bij [naam 1] binnen te praten, waarbij één van de mannen met haar het appartementengebouw inliep en een andere man buiten de wacht hield. Een vierde mededader bevond zich kennelijk in/bij de auto. Nadat er geld en sieraden waren buitgemaakt, vertrok het viertal per auto. Deze werkwijze is typerend voor wat wordt genoemd ‘mobiel banditisme’. De daders van dit soort feiten opereren in een groep van op elkaar ingespeelde en nauw samenwerkende personen. Ten aanzien van de diefstal bij [naam 1] werden de twee mannelijke verdachten gefotografeerd en herkend door de politie. De twee vrouwen, [medeverdachte 2] en deze verdachte, verkeerden in hun gezelschap, zij zijn gezamenlijk met een deel van de buit aangetroffen. Het uiterlijk van [medeverdachte 2] kwam bovendien overeen met hetgeen aangevers [naam 6] en [naam 3] gezien hadden. De kleding van de mannen werd weer beschreven door de getuige [naam 5] . Dat leidt de rechtbank tot de vaststelling dat de drie ten laste gelegde feiten door dezelfde groep zijn gepleegd. Het nauwe gezamenlijk optrekken maakt dat niet hoeft te worden vastgesteld wie welke rol op zich nam: allen hebben een gelijkwaardige rol in het geheel en er is sprake van medeplegen.
De groep verdachten is kort na het bezoek aan aangeefster [naam 6] , dat rond 19.15 uur plaatsvond, vertrokken. Om 20.35 uur zijn zij in Nijmegen door een ANPR camera geregistreerd. De afstand van de woning van [naam 6] naar de plek van de ANPR is onder gunstige omstandigheden met een gemiddelde snelheid van iets boven de 100 km/u, zonder tussenstop, te overbruggen. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat in de samenstelling van de groep tussen het vertrek uit Maastricht en de aanhouding in Nijmegen een wijziging heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte de tweede vrouw is geweest die de bewuste middag in Maastricht voortdurend in gezelschap van de anderen verkeerde en dus nauw samenwerkte met de andere drie.
De verklaring van de verdachte en twee medeverdachten dat zij uit Veldhoven naar Nijmegen waren gekomen, klopt niet. Dan had het namelijk voor de hand gelegen dat er nog een tweede ANPR-signalering was geweest, daar waar er tussen Maastricht en Nijmegen geen ANPR-registraties plaatsvinden. [17] Ook op andere belangrijke punten, zoals tijdstip van vertrek uit Enschede en aankomst in Veldhoven en de herkomst van het geld dat de verdachte [medeverdachte 2] in haar beha droeg, zijn de verklaringen van de verdachten wisselend en uiteenlopend, niet verifieerbaar en niet geloofwaardig.
Dat, zoals de verdachten hebben verklaard, in de auto nog een vijfde persoon, een vrouw met de naam ‘ [naam 8] ’ of ‘ [naam 7] ’ zou hebben gezeten die was meegereden vanaf Veldhoven en die, toen zij werd afgezet bij of althans in de buurt van station Nijmegen haar tas in de auto zou hebben laten staan, is ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt of geworden.
De rechtbank concludeert dat het de verdachten zijn geweest die rechtstreeks uit Maastricht kwamen en zich tussen de diefstal bij [naam 1] en hun aanhouding bezig gehouden hebben met vergelijkbare feiten in Maastricht, zoals naar voren komt uit de verklaringen van de andere twee aangevers.
Door de verdediging is erop gewezen dat de sieraden die door aangeefster [naam 1] zijn genoemd, niet bij de verdachten zijn aangetroffen. De Lourdesmedaille, die niet uniek is in zijn soort, zou verdachte al langer bij zich hebben gedragen. De rechtbank stelt vast dat de diefstal van sieraden van [naam 1] tussen 15.00 en 16.00 uur heeft plaatsgevonden, de poging tot diefstal uit de woning van [naam 3] tussen 18.15 en 18.30 en de diefstal van geld uit de woning van [naam 6] rond 19.15 uur. De verdachten hebben tussen het bezoek aan de woning van [naam 1] en dat aan de woning van [naam 3] voldoende tijd gehad om zich van de bij [naam 1] ontvreemde sieraden te ontdoen, bijvoorbeeld door deze te gelde te maken. Van de Lourdesmedaille neemt de rechtbank in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden aan dat dit het kleinood is dat bij [naam 1] is ontvreemd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, [adres 1] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten van de rechthebbende bevond(en), diverse sieraden en € 150,-, toebehorende aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen en welke goederen/welk bedrag aan geld verdachte en haar mededaders onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid, doordat zij, verdachte of één van haar mededaders tegen voornoemde [naam 1] heeft gezegd dat:
- zij voor Envida werkte en
- zij in verband met corona de woning wilde controleren en wilde controleren hoe de woning gepoetst werd;
Feit 2 primair
op 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, [adres 3] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten van de rechthebbende bevonden, € 2.000,-, toebehorende aan [naam 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen en welk bedrag aan geld verdachte en haar mededaders onder hun bereik hebben gebracht door het aannemen van een valse hoedanigheid doordat zij, verdachte, en/of (één van) haar mededaders tegen voornoemde [naam 6] heeft gezegd:
- dat zij van de thuiszorg was en bij deze [naam 6] moest komen kijken en
- dat ze alleen kwam om naar de keuken te kijken, ze wilde zien of deze schoon was en of de poetshulp het werk goed had gedaan;
Feit 3
op 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om in een woning, [adres 2] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten
weten van de rechthebbende bevonden, goederen, toebehorende aan [naam 3] en/of [naam 4] , weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, heeft aangebeld bij voornoemde woning en vervolgens heeft gezegd
- dat zij van Envida was
en
- dat zij van de thuiszorg was en zij wat vragen moest stellen in verband met corona
en
- dat zij met zijn tweeën waren, zij niet alleen de straat op mocht en haar collega papieren aan het halen was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid
Feit 2 primair
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid
Feit 3
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden wordt opgelegd, met aftrek van het voorarrest
.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank de bewijsverweren van de raadsvrouw niet volgt, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht bij de strafmaat de inhoud van het reclasseringsrapport mee te wegen. De straf die de officier van justitie vordert, is volgens de raadsvrouw te hoog, mede gelet op een andere strafzaak die de raadsvrouw vergelijkbaar vindt met de onderhavige zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De samenleving wordt al geruime tijd geplaagd door criminelen die in kleine groepjes of alleen jacht maken op oudere, kwetsbare slachtoffers, die gemanipuleerd worden en zo vrouwen en/of mannen binnenlaten die zich voordoen als thuiszorgmedewerk(st)ers, om vervolgens beroofd te worden van hun waardevolle, vaak dierbare bezittingen. Het hoeft niet zoveel betoog dat dit een buitengewoon misselijkmakend fenomeen is en dat de ouderen en kwetsbaren in de samenleving bescherming nodig hebben door justitieel optreden.
Het is bovendien een grensoverschrijdend fenomeen. De criminelen die zich ermee bezig houden, plegen zogezegd aan de lopende band strafbare feiten, en door zich steeds te verplaatsen, aliassen te gebruiken en te wisselen van samenstelling maken zij vervolging en executie van straffen lastig. De enige manier om hen een halt toe te roepen bestaat uit een langdurige verwijdering uit de maatschappij.
Ook in deze zaken gaat het om (hoog)bejaarde slachtoffers, die voor de daders in goed vertrouwen hun deuren hebben geopend. Welke impact de brutale diefstal op de slachtoffers moet hebben gehad, blijkt uit de door de schoonzoon van slachtoffer [naam 1] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Bij het bepalen van de straf voor mobiel banditisme moet uitgangspunt zijn dat voorkomen wordt dat zij door kunnen gaan met hun praktijken
Dat de verdachte deel uitmaakte van deze groep beroepscriminelen, blijkt uit haar lange strafblad en uit de feiten in de onderhavige zaak. De verdachte staat ook in het buitenland geregistreerd als iemand die vergelijkbare feiten pleegt. Er staat nog een vergelijkbare zaak open en eerdere strafopleggingen hebben haar er niet van kunnen weerhouden door te gaan met het plegen van strafbare feiten. Uit haar houding tegenover de reclassering kan ook worden opgemaakt dat geen heil te verwachten valt van het opleggen van (voorwaardelijke) straf en van bijzondere voorwaarden.
Kijkend naar vergelijkbare zaken en alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat de officier van justitie een gepaste straf heeft gevorderd. De rechtbank zal die straf dan ook aan de verdachte opleggen: 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Het slachtoffer [naam 6] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert ter zake van feit 2 een schadevergoeding. Dit betreft het gestolen bedrag van € 2.000,-. Daarnaast maakt zij aanspraak op € 1.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld).
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door mevrouw [naam 6] gevorderde materiele schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder feit 2. Dit bedrag van € 2.000,- is gestolen door de verdachten en nog niet teruggegeven aan het slachtoffer. De verdachte is met haar mededaders civielrechtelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal de verdachte hoofdelijk verplichten deze schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De immateriële schade is civielrechtelijk gebaseerd op artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek (aantasting van de persoon op andere wijze). De rechtbank kan de vordering op dit punt niet toewijzen, omdat er geen sprake is geweest van lichamelijk letsel of aantasting van de eer/goede naam en toekennen van smartengeld slechts in heel uitzonderlijke gevallen mogelijk is bij diefstal. Naar objectieve maatstaven is niet komen vast te staan dat er sprake is van geestelijk letsel. Gelet op het juridisch kader zijn de psychische klachten van de benadeelde partij, hoe invoelbaar haar gevoelens van aangetast vertrouwen en andere klachten ook zijn, ontoereikend om te kunnen spreken van een aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ als gevolg van het bewezen verklaarde vermogensdelict. Evenmin doet zich hier de situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan voortvloeit dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Dat wordt niet anders om reden dat de vordering door de verdediging niet is betwist. Dat betekent dat er in deze zaak voor toewijzen van smartengeld geen wettelijke grondslag is aan te wijzen. De rechtbank zal de benadeelde op dit punt daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De gevangenneming

De verdachte is in deze zaak op 26 juli 2020 in verzekering gesteld. De raadkamer gevangenhouding heeft op 6 augustus 2020 wegens het ontbreken van ernstige bezwaren de vordering tot gevangenhouding afgewezen en de voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring en veroordeelt de verdachte voor deze feiten, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden. De rechtbank overweegt dat het ernstige feiten betreft met een grote maatschappelijke impact, en dat de kans op recidive aanzienlijk is. Zij acht het daarom niet passend de verdachte nog langer op vrije voeten te laten.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [naam 6] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien hoofdelijk om aan de benadeelde partij [naam 6] te betalen een bedrag van € 2.000,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 25 juli 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een van de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam 6] van een bedrag van € 2.000,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 25 juli 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door een van de mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;

De gevangenneming

- beveelt de gevangenneming van de verdachte. Dit bevel is apart geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2021.
Buiten staat:
mr. drs. E.C.M. Hurkens en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 1] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), diverse sieraden en/of €150,-, in elk geval enig goed en/of enig bedrag aan geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en welk(e) goed(eren)/bedrag aan geld verdachte en/of haar mededader(s) onder haar bereik hebben/heeft gebracht doordat zij, verdachte en/of (één van) haar mededader(s) tegen voornoemde [naam 1] heeft/hebben gezegd dat;
- zij voor Envida werkt(e) en/of
- dat zij in verband met corona de woning wilde controleren en/of wilde controleren hoe de woning gepoetst werd,
in elk geval door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten diverse sieraden en/of €150,- heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren)/geld betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 3] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), €2000,-, in elk geval enig bedrag aan geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 6] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en welk bedrag aan geld verdachte en/of haar mededader(s) onder haar bereik hebben/heeft gebracht doordat zij, verdachte, en/of (één van) haar mededader(s) tegen voornoemde [naam 6] heeft gezegd:
- dat zij van de thuiszorg was en bij deze [naam 6] moest komen kijken en/of
- dat ze alleen kwam om naar de keuken te kijken, ze wilde zien of deze schoon was en of de poetshulp het werk goed had gedaan, in elk geval door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht,
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juli 2020 te Maastricht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bedrag aan geld, te weten €2000,- heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit bedrag aan geld wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen bedrag aan geld betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
zij op of omstreeks 25 juli 2020 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar verdachte en/of haar mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en) enig(e) goed(eren), in elk geval alles wat van haar/hun gading was, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 3] en/of [naam 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- heeft/hebben aangebeld bij voornoemde woning en (vervolgens) heeft gezegd dat zij van Envida was en/of
- dat zij van de thuiszorg was en zij wat vragen moest stellen in verband met corona en/of
- zij met zijn tweeën waren, zij niet alleen de straat op mocht en haar collega papieren aan het halen was,
in elk geval door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoek [onderzoeksnaam] / LB3R020132, gesloten d.d. 30 augustus 2020 en doorgenummerd van pagina 1 t/m pagina 686.
2.Het proces-verbaal aangifte, p. 154.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 158.
4.Het proces-verbaal aangifte, p. 154.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 159.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 176.
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 328 en 329.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 336.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 287 en 288 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 290.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 178 en 179.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 194 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 274 en 277.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 238.
13.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 130.
14.De kennisgevingen van inbeslagneming, p. 53 t/m 56 en p. 135.
15.Het proces-verbaal van verhoor van aangifte, p. 155.
16.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 76 en de afbeelding op p. 235, het proces-verbaal van bevindingen, p. 234 en 235.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 267.