3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten bewezen. De rechtbank zal de relevante bewijsmiddelen kort weergeven en daarna nog enkele overwegingen aan dat bewijs wijden. De bewijsmiddelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Bewijs dat betrekking heeft op ieder afzonderlijk feit, speelt ook een rol bij de andere feiten.
[adres 1]
De op het adres [adres 1] te Maastricht woonachtige aangeefster [naam 1] heeft op zaterdag 25 juli 2020 tussen 15.00 en 16.00 uur bezoek gehad van een vrouw die zich voordeed als iemand van Thuiszorgorganisatie Envida.De vrouw zei dat zij in verband met corona wilde controleren hoe de woning gepoetst werd. De vrouw zei dat ze haar legitimatiebewijs niet bij zich had. De vrouw sprak heel veel en stopte niet. De vrouw heeft even in de badkamer gekeken en wilde hierna in de keuken gaan zitten met aangeefster. In de keuken heeft de vrouw rondgekeken maar geen kastje aangeraakt. Toen de telefoon ging, zei de vrouw dat aangeefster de telefoon niet moest opnemen, maar dat deed aangeefster wel, omdat ze zag dat de onderbuurvrouw belde. Die vertelde aangeefster dat zij een man aan de deur had gehad die de kraan kwam controleren die zij niet binnen had gelaten. De vrouw in de woning van aangeefster vroeg vervolgens waar de onderbuurvrouw zich mee bemoeide en verliet het appartement zonder iets te zeggen. De vrouw was volgens aangeefster niet op plekken geweest waar zij waardevolle spullen bewaarde.
Aangeefster miste aanvankelijk niets, maar kwam later tot de ontdekking dat juwelen en geld waren weggenomen. Zij miste een gouden ketting met gouden tientje, een gouden schakelarmband, een ring bestaande uit twee trouwringen en een witte parel, een gouden ring met bloedkoraal, een gouden Lourdes medaille met kettinkje en drie briefjes van € 50,-.
Een oplettende burger, de getuige [naam 2] , heeft die dag nabij het appartementencomplex aan [adres 1] gezien dat twee mannen en een vrouw zich verdacht gedroegen rondom de flat. Hij zag hoe een man en een vrouw, die een witte jas droeg, naar de hoofdingang van de flat liepen, de jas over de klink van deze deur deden en daarna uit het zicht verdwenen door de flat in te lopen. Een andere man bleef buiten achter en sprak tegen een voorwerp dat op een walkietalkie leek. [naam 2] heeft argwaan gekregen en heeft foto’s gemaakt en de politie verwittigd. [naam 2] en zijn vrouw zagen dat de twee mannen en de vrouw wegliepen in de richting van een personenauto en noteerden het kenteken. Zij zagen dat de vrouw sieraden vasthield in haar hand en dat de mannen en de vrouw met hoge snelheid wegreden in de richting van het centrum van Maastricht.
[naam 2] omschreef de twee mannen als mannen van Oost-Europese afkomst. Op het moment dat [naam 2] de auto voorbij zag rijden, zaten er vier personen in de auto. De bestuurder was de man die eerder op de uitkijk had gestaan. Naast de bestuurder zat de vrouw die de witte jas aanhad. Toen de auto voorbij reed zag de echtgenote van [naam 2] dat de vrouw op de bijrijdersplaats een ketting over de bovenkant van haar hand had hangen en dit een beetje omhoog hield. Het was alsof ze aan de andere inzittenden in de auto deze ketting liet zien.
[adres 2]
Aangever [naam 3] verklaarde dat op 25 juli 2020, tussen 18.15 en 18.30 uur, een onbekende vrouw bij hem in zijn appartement aan de [adres 2] in Maastricht kwam, die zei dat ze van Envida was. De vrouw ging op de bank in de woonkamer zitten. De vrouw van [naam 3] , [naam 4] , kwam er ook bij zitten. De vrouw zei dat ze vragen moest stellen in verband met corona. De vrouw zei dat ze met zijn tweeën waren en niet alleen de straat op mochten; haar collega was papieren aan het halen. Het viel aangever op dat deze vrouw steeds nerveuzer werd en telkens in de richting van de voordeur keek. Aangever hoorde toen dat de vrouw van buitenaf geroepen werd waarop zij zei dat het haar collega was die zou komen. De vrouw stond meteen op om weg te gaan. Voor de deur stond een wat dikkere man die de vrouw had geroepen. Aangever en zijn vrouw lieten de onbekende vrouw geen moment uit het oog, waardoor geen goederen uit de woning konden worden weggenomen. Zij omschreven haar verder als getint, ongeveer 1.60 meter lang en met zwart halflang haar.
Een buurvrouw, de getuige [naam 5] , heeft verklaard dat zij op 25 juli 2020, omstreeks 18.20 uur, buiten op de galerij een onbekende man en vrouw zag wegrennen. Deze mensen zeiden dat zij verkeerd waren. Even later zag ze een andere man met getinte huidskleur en donkere haren die keek naar de man en vrouw die weggerend waren. Deze man en vrouw gebaarden naar de man met getinte huidskleur dat hij naar hen moest komen. Getuige zag dat de getinte man nerveus deed en stopte bij de woning van buurman [naam 3] . Zij hoorde dat de getinte man een vrouwennaam riep en zei dat ze naar buiten moest komen omdat ze geen tijd meer hadden. Hierop verlieten alle vier de personen de galerij. Beide mannen hadden een witte bloes aan.
[adres 3]
Aangeefster [naam 6] , woonachtig in een appartement op het adres [adres 3] in Maastricht heeft verklaard dat zij op 25 juli 2020, omstreeks 19.15 uur, in haar appartement was. Een haar onbekende vrouw belde aan en vertelde via de intercom dat zij een medewerkster was van de thuiszorgorganisatie en dat zij moest komen kijken. Omdat [naam 6] normaal ook thuishulp had, vond zij dit niet vreemd en zij liet de vrouw binnen. Nadat de onbekende vrouw de woning had verlaten, bemerkte [naam 6] dat alle laden van de kasten in haar woning open stonden en dat er in totaal € 2.000,- uit haar woning was ontvreemd. De vrouw is de hele tijd bij haar gebleven dus er moeten nog andere mensen in het appartement zijn geweest. [naam 6] vermoedde dat de vrouw de voordeur open heeft gelaten, want [naam 6] liep voorop de woonkamer in. De vrouw sloot de tussendeur tussen de gang en woonkamer, naar zij zei omdat zij anders verkouden zou worden of corona zou krijgen. De vrouw zei alleen de keuken te willen zien: ze wilde zien of deze schoon was en of de poetshulp het werk goed had gedaan. Ze keek in de koelkast en stelde in de keuken vragen aan [naam 6] . De vrouw ging nadat zij een telefoontje gehad had, snel weg; ze was weg voordat [naam 6] het in de gaten had. [naam 6] verklaarde verder nog dat de vrouw een donkere broek droeg, een grote zwarte brede tas bij zich had en een wrat had bij haar linkeroog, bij haar oogleden, en dat het weggenomen geld bestond uit biljetten van € 50,-.
Aanhouding van de auto met daarin de verdachte
Omstreeks 20.35 uur die dag werden de verdachte en drie anderen na een korte achtervolging in Nijmegen aangehouden in de auto met het kenteken dat door de getuige [naam 2] was doorgegeven en door een ANPR-camera was gesignaleerd.De mannelijke inzittenden werden door de politie aan de hand van hun (witte boven)kleding en schoeisel herkend als de mannen op de foto’s die de getuige [naam 2] had gemaakt.Een van hen, [medeverdachte 1] , had een dik postuur, wat overeenkwam met hetgeen aangever [naam 3] en de getuige [naam 5] beschreven hebben.
In de auto werden vier walkie talkies aangetroffen.Bij medeverdachte [medeverdachte 2] werd onder meer een Lourdesmedaille aangetroffen, alsmede verborgen in een pantysok in haar beha een bedrag van € 2.250,- in biljetten van € 50,- .Aangeefster [naam 1] herkende de Lourdesmedaille als een van de bij haar gestolen voorwerpen. Zij had dat bewaard in een juwelenkistje op haar slaapkamer.
De specifieke (lichamelijke) kenmerken die aangeefster [naam 6] beschreef, komen overeen met wat de politie heeft waargenomen bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij droeg een donkerkleurige broek en heeft een moedervlek onder haar oog. In de auto werd een zwarte tas aangetroffen die past bij de beschrijving van aangeefster [naam 6] . Haar uiterlijk en lengte komt ook overeen met wat aangevers [naam 6] en [naam 3] hierover hebben verklaard.
Bewijsoverwegingen
Uit de verklaringen van mevrouw [naam 1] en de getuige [naam 2] kan worden opgemaakt dat een groep van vier personen betrokken was bij het bestelen van [naam 1] . Een vrouw, medeverdachte [medeverdachte 2] , wist zich bij [naam 1] binnen te praten, waarbij één van de mannen met haar het appartementengebouw inliep en een andere man buiten de wacht hield. Een vierde mededader bevond zich kennelijk in/bij de auto. Nadat er geld en sieraden waren buitgemaakt, vertrok het viertal per auto. Deze werkwijze is typerend voor wat wordt genoemd ‘mobiel banditisme’. De daders van dit soort feiten opereren in een groep van op elkaar ingespeelde en nauw samenwerkende personen. Ten aanzien van de diefstal bij [naam 1] werden de twee mannelijke verdachten gefotografeerd en herkend door de politie. De twee vrouwen, [medeverdachte 2] en deze verdachte, verkeerden in hun gezelschap, zij zijn gezamenlijk met een deel van de buit aangetroffen. Het uiterlijk van [medeverdachte 2] kwam bovendien overeen met hetgeen aangevers [naam 6] en [naam 3] gezien hadden. De kleding van de mannen werd weer beschreven door de getuige [naam 5] . Dat leidt de rechtbank tot de vaststelling dat de drie ten laste gelegde feiten door dezelfde groep zijn gepleegd. Het nauwe gezamenlijk optrekken maakt dat niet hoeft te worden vastgesteld wie welke rol op zich nam: allen hebben een gelijkwaardige rol in het geheel en er is sprake van medeplegen.
De groep verdachten is kort na het bezoek aan aangeefster [naam 6] , dat rond 19.15 uur plaatsvond, vertrokken. Om 20.35 uur zijn zij in Nijmegen door een ANPR camera geregistreerd. De afstand van de woning van [naam 6] naar de plek van de ANPR is onder gunstige omstandigheden met een gemiddelde snelheid van iets boven de 100 km/u, zonder tussenstop, te overbruggen. Het is daardoor niet waarschijnlijk dat in de samenstelling van de groep tussen het vertrek uit Maastricht en de aanhouding in Nijmegen een wijziging heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte de tweede vrouw is geweest die de bewuste middag in Maastricht voortdurend in gezelschap van de anderen verkeerde en dus nauw samenwerkte met de andere drie.
De verklaring van de verdachte en twee medeverdachten dat zij uit Veldhoven naar Nijmegen waren gekomen, klopt niet. Dan had het namelijk voor de hand gelegen dat er nog een tweede ANPR-signalering was geweest, daar waar er tussen Maastricht en Nijmegen geen ANPR-registraties plaatsvinden.Ook op andere belangrijke punten, zoals tijdstip van vertrek uit Enschede en aankomst in Veldhoven en de herkomst van het geld dat de verdachte [medeverdachte 2] in haar beha droeg, zijn de verklaringen van de verdachten wisselend en uiteenlopend, niet verifieerbaar en niet geloofwaardig.
Dat, zoals de verdachten hebben verklaard, in de auto nog een vijfde persoon, een vrouw met de naam ‘ [naam 8] ’ of ‘ [naam 7] ’ zou hebben gezeten die was meegereden vanaf Veldhoven en die, toen zij werd afgezet bij of althans in de buurt van station Nijmegen haar tas in de auto zou hebben laten staan, is ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt of geworden.
De rechtbank concludeert dat het de verdachten zijn geweest die rechtstreeks uit Maastricht kwamen en zich tussen de diefstal bij [naam 1] en hun aanhouding bezig gehouden hebben met vergelijkbare feiten in Maastricht, zoals naar voren komt uit de verklaringen van de andere twee aangevers.
Door de verdediging is erop gewezen dat de sieraden die door aangeefster [naam 1] zijn genoemd, niet bij de verdachten zijn aangetroffen. De Lourdesmedaille, die niet uniek is in zijn soort, zou verdachte al langer bij zich hebben gedragen. De rechtbank stelt vast dat de diefstal van sieraden van [naam 1] tussen 15.00 en 16.00 uur heeft plaatsgevonden, de poging tot diefstal uit de woning van [naam 3] tussen 18.15 en 18.30 en de diefstal van geld uit de woning van [naam 6] rond 19.15 uur. De verdachten hebben tussen het bezoek aan de woning van [naam 1] en dat aan de woning van [naam 3] voldoende tijd gehad om zich van de bij [naam 1] ontvreemde sieraden te ontdoen, bijvoorbeeld door deze te gelde te maken. Van de Lourdesmedaille neemt de rechtbank in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden aan dat dit het kleinood is dat bij [naam 1] is ontvreemd.