ECLI:NL:RBLIM:2021:1180

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
C/03/283318 / FA RK 20-3682
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar kinderen van [woonplaats] naar [plaats]. De moeder stelde dat zij in [plaats] is geboren en daar familie heeft, en dat haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], ook baat zouden hebben bij deze verhuizing. De vader van de kinderen verzette zich tegen de verhuizing, omdat dit de continuïteit van de zorgregeling zou ondermijnen en het contact met de kinderen zou verminderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhuizing van de moeder met de kinderen zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de huidige zorgregeling, die al niet goed werd nageleefd. De moeder bood geen alternatieven aan om het wegvallen van het contactmoment op de woensdagmiddag te compenseren. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de vader en de kinderen bij het behouden van de huidige zorgregeling zwaarder wogen dan de wens van de moeder om te verhuizen. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af, met de overweging dat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en dat hun belang op regelmatig contact met de vader voorop staat.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
Datum uitspraak: 11 februari 2021
Zaaknummer: C/03/283318 / FA RK 20-3682
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder],
verzoekster, hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.W.M. Hendriks, kantoorhoudend in Maastricht,
en
[de vader],
wederpartij, hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.M.E. van den Heuvel, kantoorhoudend in Landgraaf.
In zijn hoedanigheid als bedoeld in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, locatie Maastricht,
verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 1 oktober 2020, binnengekomen bij de griffie op 2 oktober 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van de vader, tevens bevattend een zelfstandig verzoek, van 12 oktober 2020, binnengekomen bij de griffie op 13 oktober 2020;
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021 en waarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

2.1.
Uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] (roepnaam: [minderjarige 1] ), geboren op
[geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (roepnaam: [minderjarige 2] ), geboren op
[geboortedatum 2] in [geboorteplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2.2.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
2.3.
Bij beschikking van 29 november 2018 van deze rechtbank zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en is – voor zover thans van belang – een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald in die zin dat de kinderen om de week van vrijdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur en iedere woensdag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijven.
2.4.
Bij beschikking van 16 januari 2020 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is de voornoemde beschikking van deze rechtbank uitsluitend voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen gedurende de weekenden vernietigd en is door het hof een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald in die zin dat de kinderen om de week een weekend bij de vader verblijven van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij vaststaat dat de ouders in het kader van de uitvoering van (de volledige) regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen het halen en brengen van de kinderen bij helfte verdelen.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De moeder verzoekt aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te mogen verhuizen van [woonplaats] naar [plaats] .
3.1.1.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt de moeder dat zij in [plaats] is geboren en dat haar familie daar tot op heden woonachtig is. Op dit moment wonen twee oudere kinderen van de moeder, namelijk [naam 1] en [naam 2] , bij hun vader in [plaats] , evenals de kinderen van haar huidige partner. Zowel [naam 1] en [naam 2] als de oudste zoon van haar partner hebben te kennen gegeven dat zij graag bij de moeder en haar partner willen wonen zodra zij naar [plaats] zijn verhuisd. De kinderen hebben momenteel nauwelijks contact met de familie van de moeder. Indien de moeder in [plaats] mag wonen, gaat voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom een nieuwe familiaire wereld open. Daar komt nog bij dat ook de huidige schoonouders van de moeder in [plaats] wonen. Aangezien de schoonouders niet meer goed ter been zijn en de schoonmoeder bekend is met gezondheidsklachten zou de moeder in [plaats] als mantelzorger voor hen kunnen fungeren. De moeder voelt zich bovendien niet langer veilig in [woonplaats] , aangezien de grootvader vaderszijde tot tweemaal toe heeft gedreigd de woning van de moeder in brand te zullen steken.
3.1.2.
Volgens de moeder weigert de vader zijn toestemming te geven voor de verhuizing van de moeder naar [plaats] . Hij vindt de huidige (zeer korte) afstand tussen de ouders wel prettig en praktisch en geeft aan dat de voorgenomen verhuizing van de moeder zal betekenen dat het contactmoment tussen de vader en de kinderen op de woensdag zal wegvallen. Hoewel de kinderen volgens de beschikking van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 16 januari 2020 iedere veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en iedere woensdag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zouden moeten verblijven, wordt deze contactregeling in de praktijk vaker niet dan wel nageleefd. Zo wil de vader niet dat [minderjarige 2] in het weekend blijft slapen, aangezien zij moeilijk in haar eigen bed slaapt. Indien de contactregeling de afgelopen jaren naar behoren zou zijn verlopen, zou de moeder niet eens overwegen om te verhuizen. De moeder heeft er ter zitting mee ingestemd dat de vader het halen en brengen van de kinderen voortaan voor zijn rekening neemt zolang de kinderen in [woonplaats] wonen. Ten aanzien van het vervoer van en naar [plaats] heeft de moeder aangeboden het halen en brengen van de kinderen te verzorgen, zodat de vader de kinderen slechts op het station van [woonplaats] hoeft op te halen en weer af te zetten. Voor zover de vader stelt dat de kinderen geworteld zijn in [woonplaats] voert de moeder aan dat de kinderen geen buitenschoolse activiteiten hebben en op enkele vriendjes in hun straat na op dit moment weinig vriendjes hebben in de buurt. Hoewel de moeder de wens van de vader begrijpt om betrokken te kunnen zijn bij de school van de kinderen acht zij het niet meer dan normaal dat de vader niet bij alle activiteiten aanwezig kan zijn.
De moeder is indien nodig bereid haar medewerking te verlenen aan een raadsonderzoek.
3.2.
De vader voert verweer tegen het verzoek van de moeder en concludeert tot afwijzing daarvan.
3.2.1.
Ter onderbouwing stelt de vader dat het belang van het recht van de vader en de kinderen op een structureel en regelmatig contact uitdrukkelijk dient te prevaleren boven de wens van de moeder om te verhuizen. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 16 januari 2020 bepaald dat de kinderen iedere veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur en iedere woensdag van 12.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijven, waarbij nadrukkelijk is bepaald dat de ouders het halen en brengen bij helfte verdelen. De vader heeft momenteel iedere woensdag vrij zodat hij omgang met de kinderen kan hebben en vindt het fijn dat hij de kinderen, behoudens het weekend, volgens deze regeling ook op de woensdagmiddag bij zich heeft. De kinderen vinden het ook fijn om op de woensdag bij de vader te zijn en deze wekelijkse omgangsmomenten maken dat zij de vader in beginsel niet lang hoeven te missen. De vader erkent dat niet structureel uitvoering is gegeven aan de voornoemde zorgregeling, maar dit is hoofdzakelijk te wijten aan de opstelling van de moeder. Hoewel de moeder heeft ingestemd met de verdeling van het halen en brengen van de kinderen weigert zij consequent in navolging van de door het hof gegeven beschikking de helft van het halen en brengen voor haar rekening te nemen. De vader heeft meermaals getracht de dialoog aan te gaan met de moeder betreffende het halen en het brengen en heeft zelfs laten weten dat hij bereid is het halen en brengen geheel voor zijn rekening te nemen om de kinderen te kunnen zien, maar de moeder weigert tot op heden hieromtrent te overleggen met de vader. Hoewel de moeder te kennen heeft gegeven dat zij bij een eventuele verhuizing het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening zal nemen, heeft de vader er gelet op het voorgaande geen vertrouwen in dat zij deze toezegging ook zal nakomen. Hij is daarom enorm bevreesd dat de verhuizing naar [plaats] ertoe zal leiden dat hij de kinderen geheel niet meer zal zien, aangezien hij zelf de financiële middelen mist om naar [plaats] te kunnen reizen.
3.2.2.
De door de moeder naar voren gebrachte belangen voor de door haar gewenste verhuizing rechtvaardigen bovendien geenszins de beperking die deze verhuizing in ieder geval voor de contacten tussen de vader en de kinderen op de woensdag zal betekenen. De kinderen waar de moeder naar refereert, te weten [naam 1] en [naam 2] , wonen reeds geruime tijd bij hun vader in [plaats] en zijn hier vrijwillig naartoe verhuisd. Het feit dat [naam 1] en [naam 2] zouden hebben aangegeven bij de moeder te willen gaan wonen, maakt niet dat de moeder daarmee een zwaarwegender belang heeft om te mogen verhuizen dan de vader heeft bij een verblijf van zijn kinderen in [woonplaats] . Hoewel het een nobel voornemen van de moeder is dat zij als mantelzorger wenst op te treden voor haar huidige schoonouders is dit eveneens geen belang dat rechtvaardigt dat de vader zijn kinderen meer zal moeten missen. De vader wenst bovendien betrokken te blijven bij de school van de kinderen en aanwezig te zijn bij de door de school georganiseerde activiteiten, hetgeen door een verhuizing flink wordt bemoeilijkt. Daar komt nog bij dat de kinderen zijn geboren en getogen in [woonplaats] en hier ook geworteld en geaard zijn. Zij gaan in [woonplaats] naar school en hebben hier hun directe familieleden wonen. Zij hebben goed contact met een aantal familieleden van de vader. De nieuwe partner van de vader is daarbij onlangs bevallen van het halfbroertje van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het belang van de kinderen om op te groeien in hun vertrouwde omgeving dient zwaarwegender te worden geacht dan de wens van de moeder om naar [plaats] te verhuizen.
3.2.3.
De vader betwist ten slotte dat hijzelf of derden in opdracht van hem de moeder bedreigen of dat de veiligheid van de moeder anderszins in het geding is. Hij betwist uitdrukkelijk kennis te dragen van de vermeende dreigementen door opa vaderszijde en benadrukt in dit verband dat hem het gedrag van derden waarop hij geen enkele invloed noch bemoeienis mee heeft niet kan worden aangerekend. Uit de overgelegde politiemelding blijkt bovendien geenszins van de genoemde dreigementen. Wel blijkt uit deze melding dat de nieuwe partner van de moeder vervelende berichten over de vader op sociale media plaatst, waarop de opa vaderszijde kennelijk heeft gereageerd dat hij in het bezit is van een document waaruit blijkt dat de nieuwe partner van de moeder een strafbaar feit heeft gepleegd. De nieuwe partner van de moeder is als reactie hierop naar het adres van de vader gegaan om verhaal te halen. Het ontgaat de vader volledig op welke wijze dit gedrag geplaatst kan worden tegen de achtergrond dat de vader de agressor zou zijn en de moeder enorm bang zou zijn.
De vader is indien nodig bereid zijn volledige medewerking te verlenen aan een raadsonderzoek.

4.Het advies van de raad

Op basis van hetgeen de raad ter mondelinge behandeling heeft gehoord, trekt de raad de voorzichtige conclusie dat de argumenten van de moeder voor de verhuizing van de kinderen naar [plaats] niet van voldoende gewicht zijn. De moeder lijkt andere personen in het leven van de kinderen voorrang te willen geven boven de vader. De raad adviseert een onderzoek te gelasten om de onderhavige zaak beter te kunnen onderzoeken en tot een goed onderbouwd advies te kunnen komen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of aan de moeder vervangende toestemming dient te worden verleend voor de voorgenomen verhuizing van de moeder met de kinderen van [woonplaats] naar [plaats] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) kunnen ouders geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank voorleggen. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen van [woonplaats] naar [plaats] toestemming van de vader behoeft. Nu de ouders het hierover niet eens kunnen worden, dient de rechtbank hierover een beslissing te nemen. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
5.3.
Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij zijn beslissing over een verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waarbij de belangen van het kind voorop staan en steeds een overweging van de eerste orde dienen te zijn. Daaruit mag overigens niet worden afgeleid, dat de belangen van het kind altijd zwaarder behoren te wegen dan andere belangen. Deze belangen betreffen onder meer:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
  • de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen.
5.4.
Vooropgesteld zij dat het uitgangspunt is dat een ouder bij wie de kinderen hoofdverblijf hebben in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de kinderen elders een nieuw gezinsleven en toekomst op te bouwen. Wel dienen de belangen van de ouder die wenst te verhuizen van voldoende gewicht te zijn om de voorgenomen verhuizing te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de voorgenomen verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats] ertoe leidt dat de continuïteit van de huidige zorgregeling onder druk komt te staan. Bij een recente beschikking van 16 januari 2020 heeft het gerechtshof
’s-Hertogenbosch een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald in die zin dat de kinderen iedere woensdag van 12.00 uur tot 17.00 uur en om de week een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven. De vader heeft onweersproken gesteld dat de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats] ertoe zal leiden dat het contactmoment op de woensdagmiddag niet langer plaats zal vinden, als gevolg waarvan de frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen in hun vertrouwde omgeving zal worden aangetast. Hoewel de moeder heeft aangevoerd dat zij het halen en brengen van de kinderen van en naar [plaats] zal verzorgen door samen met hen met de trein te reizen, is een dergelijke reis op de woensdagmiddag van anderhalf uur heen en anderhalf uur terug een belasting die voor kinderen van de leeftijd van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet haalbaar is. Dat is door de moeder ook niet betwist. De voorgenomen verhuizing van de moeder is op dat punt in ieder geval in onvoldoende mate doordacht en voorbereid. De moeder heeft bovendien geen enkel alternatief geboden om het wegvallen van het contactmoment op de woensdagmiddag voor de vader en de kinderen te verzachten of te compenseren. Dat tot op heden niet naar behoren uitvoering is gegeven aan de door het hof bepaalde contactregeling tussen de vader en de kinderen kan de vader door de moeder niet worden tegengeworpen, aangezien de moeder dit grotendeels zelf in de hand heeft gewerkt. De vader heeft immers onweersproken gesteld dat de moeder consequent weigert conform de vastgelegde afspraken zorg te dragen voor de helft van het halen en brengen van de kinderen en tot voorafgaand aan de zitting eveneens niet bereid was de vader toestemming te geven de kinderen zowel te halen als te brengen. De perikelen rondom het halen en brengen van de kinderen zullen in de toekomst bovendien niet langer een probleem vormen, nu de ouders ter zitting hebben afgesproken dat de vader in het kader van de uitvoering van de contactregeling het halen en brengen van de kinderen voortaan voor zijn rekening zal nemen, waarbij het de vader vrij staat invulling te geven aan het halen en brengen op de door hem gewenste wijze. De onweersproken stelling dat de moeder geen zorg heeft willen dragen voor haar deel van het halen en brengen van de kinderen op het moment dat de vader op loopafstand van haar eigen huis woont, biedt daarnaast weinig vertrouwen dat de moeder bij een verhuizing naar [plaats] de door haar gedane toezegging om het halen en brengen van de kinderen voor haar rekening te nemen wel zal nakomen. De vader heeft in dit verband te kennen gegeven niet over de financiële middelen te beschikken om het halen en brengen van de kinderen van en naar [plaats] te bekostigen. Als gevolg van het voorgaande bestaat het gegronde risico dat de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg – nog los van het contactmoment op de woensdagmiddag – verder in het gedrang zullen komen indien de moeder met de kinderen naar [plaats] verhuist. Daar komt nog bij dat de vader geen dusdanige invulling kan geven aan zijn betrokkenheid bij de school van de kinderen als hij graag zou willen zodra de coronacrisis voorbij is, waardoor hij eveneens op grotere afstand van de kinderen komt te staan.
5.5.
De vader heeft verder onweersproken gesteld dat de moeder ondanks zijn pogingen daartoe weigert het gesprek aan te gaan omtrent de perikelen rondom de huidige zorgregeling. Aangaande de communicatie tussen de ouders stelt de rechtbank daarmee vast dat deze dusdanig gebrekkig is dat deze eveneens aan een verhuizing van de moeder in de weg staat. Door de verhuizing worden de ouders immers genoodzaakt om meer met elkaar te gaan communiceren, nu de verhuizing gevolgen zal hebben voor de wisselmomenten en de frequentie van de contacten met de vader en de kinderen en het verschil in afstand tussen de voorgenomen woonplaats van de moeder en de woonplaats van de vader zodanig wordt vergroot dat de huidige communicatie daarin een belemmerende factor kan zijn.
5.6.
Daar komt nog bij dat de rechtbank in de door de moeder aangedragen argumenten onvoldoende noodzaak ziet voor de voorgenomen verhuizing. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd omtrent de door haar ervaren gevoelens van onveiligheid in de relatie tot de vader is door de vader gemotiveerd bestreden, nu hij onweersproken heeft gesteld dat nergens uit is gebleken dat de door de moeder gestelde dreigementen hebben plaatsgevonden en – mocht dit niettemin het geval zijn – hij daar invloed of bemoeienis noch enige rol van betekenis in heeft gehad. De noodzaak om als mantelzorger te fungeren voor haar schoonouders is door de moeder niet nader onderbouwd. Hoewel wens van de moeder om in dezelfde stad als haar andere kinderen en haar familie te wonen begrijpelijk is, weegt dit – mede met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen – niet op tegen het belang van de kinderen op regelmatig contact met de vader en hun belang verder op te groeien in de omgeving waarin zij zijn geworteld. De kinderen zijn immers geboren in [woonplaats] en hebben hier hun hele leven gewoond. Zij gaan in [woonplaats] naar school en hebben in deze stad hun sociale contacten en meerdere familieleden wonen met wie zij een goede band hebben.
5.7.
Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat het belang van de vader en de kinderen bij niet verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de moeder om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 11 februari 2021.
SJ
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.