ECLI:NL:RBLIM:2021:1146

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
03.192924.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige in Valkenburg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 februari 2021, staat de verdachte terecht voor ontucht met een minderjarige. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 juli 2020 in een hotel in Valkenburg, waar de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, de kamer van een 13-jarig meisje binnenging terwijl zij sliep. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij bij zijn eigen zoon in bed lag, maar heeft het meisje betast aan haar borsten, buik en schaamstreek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is, waaronder DNA-materiaal, dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De rechtbank acht de verdachte strafbaar, ondanks zijn geestelijke toestand en de invloed van middelen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een mildere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering en behandeling voor verslavingszorg. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.192924.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
9 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geb.plaats en datum] 1973,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 januari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met een 13-jarige meisje, terwijl zij lag te slapen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op 25 juli 2020 in een hotel in Valkenburg de kamer van een 13-jarige meisje is binnengegaan, bij haar in bed is gekropen terwijl zij lag te slapen en haar heeft betast aan borsten, buik en schaamstreek.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Er is een aangifte van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] . Op 25 juli 2020 was zij 13 jaar. Zij verbleef met haar familie in een hotel in Valkenburg en sliep op een kamer met haar broertje. Zij werd wakker en merkte in de nacht van 25 juli 2020 dat er een vreemde man bij haar in bed lag, die haar betastte aan borsten, buik en in haar onderbroek aan haar vagina. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich nog herinnert dat hij in het hotel in Valkenburg, waar hij verbleef met zijn zoon, een kamer in is gegaan en in een bed is gekropen, in de veronderstelling dat dat bij zijn slapende zoon was. De verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en drugs. Vervolgens heeft de verdachte die persoon in dat bed vastgepakt bij de borst, omdat hij zijn zoon wilde knuffelen. De verdachte herinnert zich alleen nog dat hij vrouwelijke borsten voelde en daarvan schrok, maar heeft geen herinnering aan wat hij verder met het meisje heeft gedaan. Gelet op het DNA materiaal van de verdachte dat op de kleding (waaronder de onderbroek) van het meisje is aangetroffen, [3] dat erop duidt dat hij het meisje ook in de schaamstreek heeft betast, neemt de verdachte aan dat hij alle ontuchtige handelingen heeft begaan waarover het meisje verklaard heeft.
De rechtbank is van oordeel dat er gelet op de verklaringen en het DNA-bewijs voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 25 juli 2020 in de gemeente Valkenburg aan de Geul met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het aanraken, betasten van de borsten, de buik en de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, van wie hij weet dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeert, buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog C. Clarijs heeft over de geestvermogens van de verdachte op 7 oktober 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf moeten bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte in elk geval niet meer terug naar de gevangenis te sturen. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf zou daarom de duur van het voorarrest niet te boven mogen gaan (95 dagen). Daarnaast kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd en de verdachte is bereid zich aan bijzondere voorwaarden te houden, zij het dat de reclassering onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verdachte een behandeling zou moeten volgen op het gebied van voorkoming van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 25 juli 2020 een ernstig seksueel delict gepleegd. De verdachte verkeerde flink onder invloed van drank en drugs, maar dat is geen excuus. Het slachtoffer van 13 jaar heeft door het gedrag van de verdachte een zeer nare ervaring gehad. Als zij niet heel doortastend en slim had gehandeld, waren er mogelijk nog ergere dingen gebeurd. Slachtoffers zijn immers vaak zo bang dat zij bevriezen en niet kunnen handelen om zich te onttrekken aan hun belager. De ernst van het feit rechtvaardigt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De vraag is hoe lang die straf zou moeten zijn. De verdachte is zelf ook enorm geschrokken van wat hij heeft gedaan. Hij heeft spijt betuigd, schaamt zich verschrikkelijk en heeft een verzoenend gebaar gemaakt richting het slachtoffer door haar schade te vergoeden. Hij is vaker veroordeeld voor feiten in relatie tot zijn overmatige alcoholgebruik. De gedragsdeskundige heeft beschreven dat de drang tot drinken zo ernstig was dat verdachte hier geen weerstand aan kon bieden, ondanks dat hij wist dat dit nadelige gevolgen voor hem zou kunnen hebben. Om die reden zou het feit de verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie echter niet over. Het is standaardrechtspraak om een verdachte die onder invloed van middelen een strafbaar feit pleegt, volledig verantwoordelijk te houden voor dat feit, omdat hij zichzelf in een toestand heeft gebracht waarin hij vervolgens over de schreef gaat (culpa in causa). In deze zaak is dat wat de rechtbank betreft niet anders, zeker nu de verdachte er naar eigen zeggen sinds 25 juli 2020 zonder problemen in geslaagd is van het ene op het andere moment helemaal te stoppen met drank en drugs. Dit gegeven weerspreekt de inschatting van de gedragsdeskundige, dat zijn verslaving dermate ernstig is dat hij hieraan geen weerstand kon bieden.
Uiteraard acht de rechtbank het wel te prijzen dat de verdachte acuut is gestopt met het gebruik van alcohol en verdovende middelen. De rechtbank houdt rekening met dit positieve gegeven en de overige de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werkt en draagt de zorg voor zijn minderjarige zoon. De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een extra vrijheidsbeneming geen toegevoegde waarde heeft: de verdachte is er van doordrongen dat het bij deze gebeurtenis moet blijven. Wel vindt de rechtbank dat hij nog een straf moet ondergaan, maar dan in de vorm van een taakstraf. De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren passend en beperkt de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot 95 dagen, de duur van het voorarrest.
Verder zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen en bijzondere voorwaarden daaraan verbinden. De verdachte moet gedurende een proeftijd van twee jaren meewerken aan (verdere) begeleiding door de reclassering en meewerken aan een ambulante behandeling bij een instelling voor verslavingszorg in het kader van het drank- en drugsmisbruik, ook als dat betekent dat hij eventueel kortdurend in een kliniek moet verblijven. De verdachte moet zich ook laten controleren op het middelengebruik. De rechtbank ziet ervan af de verdachte te verplichten een ambulante behandeling te volgen gericht op grensoverschrijdend gedrag op seksueel gebied. In het rapport van de psycholoog wordt dat niet expliciet geadviseerd, het recidiverisico wordt als gering beoordeeld en de incidenten van meer dan 20 jaar geleden vormen daarvoor wat de rechtbank betreft onvoldoende grond.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich bij reclasseringsinstelling GGZ ERW Novadic-Kentron Tilburg (telefoonnummer: 013-583 7500) en blijft zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde laat zich gedurende de proeftijd van 2 jaren behandelen door verslavingszorg Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als daarvoor aanleiding is, bijvoorbeeld bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek ter controle op alcohol- en of drugsgebruik;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
De voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2021.
Buiten staat
Mr. M.M. Beije en mr. drs. E.C.M. Hurkens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 juli 2020 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, en/of met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het aanraken en/of betasten van de borst(en) en/of de buik en/of de vagina van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het Eindproces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Registratienummer PL2300-2020116978, gesloten d.d. 15 september 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 128.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6.
3.Het rapport van het NFI d.d. 4 augustus 2020, p. 101.