ECLI:NL:RBLIM:2021:1113

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
8897540 AZ VERZ 20-142
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst tussen Hose & Reel Products B.V. en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hose & Reel Products B.V. en een werknemer. De werknemer, die sinds 2012 in dienst was, had zich ziek gemeld en er was een arbeidsconflict ontstaan. Hose & Reel verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer verzocht op zijn beurt om vernietiging van het relatie- en non-concurrentiebeding en om betaling van een billijke vergoeding, vakantietoeslag en loon vanaf 1 oktober 2020.

De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, maar dat beide partijen elkaar verwijten konden maken. De rechter concludeerde dat er geen ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer was vastgesteld, maar dat de werknemer ook niet op het werk was verschenen terwijl hij arbeidsgeschikt was. De kantonrechter heeft de transitievergoeding toegewezen, maar de overige verzoeken van de werknemer, waaronder de billijke vergoeding en vakantietoeslag, zijn afgewezen. Het relatie- en non-concurrentiebeding werd gedeeltelijk vernietigd, waarbij de termijn van vijf jaar werd verkort naar één jaar. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8897540 AZ VERZ 20-142
Beschikking van de kantonrechter van 27 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOSE & REEL PRODUCTS B.V.,
gevestigd in (6365 CM) Schinnen, gemeente Beekdaelen, aan de Breinderveldweg 27,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. M.H.D. Vergouwen
tegen
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek],
wonend in [woonplaats] een de [adres] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde mr. R.J.M. Borgers.
Partijen worden hierna Hose & Reel en [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 27 november 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het op 4 januari 2021 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens inhoudend tegenverzoeken
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 13 januari 2021
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hose & Reel exploiteert een onderneming zie zich richt op het ontwerpen, importeren, samenstellen en exporteren van licht- en zwaar industriële (handgemaakte) slanghaspels voor onder meer de olie- en gasindustrie en de mining industrie. Zij opereert wereldwijd. Directeur en enig aandeelhouder van Hose & Reel is de heer [naam directeur] (verder te noemen: [naam directeur] ).
2.2.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] is sinds 2012 meermaals krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest van Hose &Reel, laatstelijk met ingang van 1 oktober 2017 (nadat hij eerder dat jaar zijn dienstverband bij Hose &Reel tegen 1 juli had opgezegd en in de tussenliggende drie maanden bij een bedrijf in de tegelbranche heeft gewerkt), aanvankelijk voor bepaalde tijd te weten voor zes maanden in de functie van Technisch directeur (full-time) en tegen een loon van laatstelijk € 2.461,48 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst (bijlage 2 bij het verweerschrift) is stilzwijgend verlengd en is vanaf enig moment voor onbepaalde tijd verlengd.
2.3.
Art. 12.2 sub a en b van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:

Gezien vorenstaande is het Werknemer:
a.
a) niet toegestaan om gedurende het dienstverband en gedurende een periode van vijf jaar na beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden voor de beëindiging, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever in enigerlei vorm een zaak/onderneming die gelijke, gelijksoortige of aanverwante werkzaamheden of diensten verricht als Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen), of die activiteiten ontplooit die gelijk zijn aan die van Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen) of op het terrein liggen van die van Werkgever, te vestigen, te drijven, of mede te drijven of te doen drijven, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben. Onder “een zaak gelijk, gelijksoortig voor zover concurrerend, aanverwant aan of direct concurrerend met
de activiteiten van Werkgever en aan haar gelieerde ondernemingen” zoals hierboven genoemd vallen ook (rechts)personen met wie Werkgever op de datum van beëindiging van het dienstverband met Werkgever een contractuele relatie heeft en/of in de daaraan voorafgaande twee jaar één of meer contracten heeft gesloten.
b) een periode van vijf jaar na de beëindiging van het dienstverband ongeacht de reden voor de beëindiging, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever; niet
toegestaan om met cliënten, opdrachtgevers en/of relaties van Werkgever relaties te zoeken, aan te gaan of te onderhouden, ongeacht van wie het initiatief tot het aangaan van de relaties of het onderhouden daarvan uitgaat. Daarbij geldt dat onder het zoeken, aangaan of onderhouden van relaties met cliënten, opdrachtgevers en/of relaties van Werkgever; als bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval (doch niet uitsluitend) verstaan:
i. het solliciteren naar een functie of het sluiten van een arbeidsovereenkomst;
ii. het sluiten van een overeenkomst van opdracht, koopovereenkomst of enige andere overeenkomst;
iii. het tegen betaling of om niet verlenen van diensten of het leveren van zaken of het verrichten van werkzaamheden;
iv. het werven of het doen van een poging daartoe, zoals het uitbrengen van een offerte, het voeren van onderhandelingen of een (verkoop)gesprek of het zenden van een diensten- of productaanbod, prijzen, mailings, brochures e.d.; of
v. het op sociale media contact zoeken:
1. door een uitnodiging om toe te treden tot het netwerk van de Werknemer op het sociale medium of een uitnodiging daartoe te aanvaarden; of
2. via het sociale medium een bericht te sturen.
2.4.
[naam directeur] en [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] zijn vele jaren bevriend geweest maar vanaf enig moment is de (arbeids)verhouding tussen [naam directeur] en [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] verslechterd. Op 6 november 2019 heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] zich ziek gemeld. Na een ‘time-out’van twee weken heeft opnieuw een consult bij de bedrijfsarts (de casemanager van de Arbodienst) plaatsgevonden, die op 22 november 2019 het navolgende advies aan partijen heeft gegeven (bijlage 5 bij het verzoekschrift):

Geachte werkgever en werknemer,
Vandaag heeft de casemanager contact gehad met de werkgever en de werknemer. Het betreft een arbeidsconflict hierbij zijn de Steccr richtlijnen opgevolgd met een time out van 2 weken. Dan is het de bedoeling om of het gesprek aan te gaan met derden en als dit niet lukt een VSO (vaststellingsovereenkomst). Betrokkene heeft kenbaar gemaakt interesse te hebben in een VSO. De werkgever heeft volgende week een afspraak om de VSO in orde te gaan maken.
Gezien deze ontwikkelingen zal ArboPro per direct het dossier sluiten gezien zij in deze fase geen partij meer kunnen zijn.
2.5.
Op 9 december 2019 heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] per email aan [naam directeur] het navolgende te kennen gegeven:
“(…)
Fysieke klachten zijn nog niet verdwenen, derhalve meld ik mij bij deze nog altijd ziek. (…)”.
[naam directeur] heeft daar per email een paar minuten later als volgt op geantwoord:
“(…) We denken dat de feiten toch anders liggen dit is ook geconstateerd door de arbodienst. De zaak ligt bij onze advocaat die zal verder met je in contact treden. Ook zullen we de arbodienst inlichten (…)
2.6.
Op 13 januari 2020 heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] het navolgende bericht aan [naam directeur] verzonden:

Beste [naam directeur]
Ik heb je vorige week een uitvoerige mail gestuurd en daarin aangegeven dat ik graag een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst tegemoet zie, data voorstellen voor een gesprek met de beide juristen en dat ik zal trachten mij voor te bereiden op het geven van mogelijke antwoorden op jouw vragen. Uiteraard met inachtneming van mijn ziektebeeld.
Ik heb nog geen reactie van je ontvangen hetgeen mij bevreemdt omdat je zelf eerder ook aangaf
op korte termijn met mij in gesprek te willen gaan. Wanneer kan ik een reactie van je verwachten?”
Drie dagen later heeft [naam directeur] daar als volgt op gereageerd:
“(…) Ik heb je in mijn eerdere e-mail aangegeven waarom wij verder nog geen actie hebben ondernomen. Allereerst is jouw medische situatie op dit moment voor ons niet duidelijk. Arbopro gaf op 22 november 2019 aan, dat er geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid en dat de aangewezen weg was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen met een vaststellingsovereenkomst. Wij hebben daartoe ook contact opgenomen met een advocaat, maar jij meldde je vervolgens weer ziek. Pogingen van onze kant om contact te leggen met Arbopro met betrekking tot deze ziekmelding, hebben aanvankelijk tot niets geleid. Inmiddels heb ik begrepen dat jij op 28 januari aanstaande een afspraak hebt bij Arbopro.
Los van de medische situatie, zijn wij, zoals ik je ook aangaf, inmiddels verwikkeld in een flink aantal moeilijke kwesties en problemen waarmee we dagelijks geconfronteerd worden. Dit heeft de Organisatie behoorlijk wat schade toegebracht, waarvan de directie niet op de hoogte was. We zitten met een hoop vragen die ik, zoals ik je heb aangegeven, graag persoonlijk met je wil bespreken. Hoe dan ook, is het praten over (de voorwaarden van) een vaststellingsovereenkomst, op dit moment, naar mijn mening prematuur. We willen eerst alles helder in beeld hebben en wat zaken weer op de rit hebben staan alvorens wij medewerking verlenen aan een vaststellingsovereenkomst.
2.7.
Bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] op 3 februari 2020 op spreekuur gezien en daarover als volgt aan Hose &Reel teruggekoppeld:

Geachte werkgever,
Bovengenoemde werknemer was op mijn spreekuur. hierover kan ik U het volgende mededelen:
- werknemer is arbeidsongeschikt sinds 06-11-2019
- situatie dient te worden gekwalificeerd als arbeidsconflict
- richtlijnen ( m.n. STECR richtlijnen ) zijn hierover helder
- kwestie dient opgelost te worden op een andere weg dan de weg van verzuim
- time Out periode werd eerder ingelast
- beide partijen ( i.e. werkgever / werknemer) hebben juridische bijstand
- term VSO is gevallen, heeft echter nog niet geresulteerd in concreet voorstel
- betrokkenen dienen er binnen 2 weken na heden uit te zijn
- einde verzuimstatus 17-02-2020
- bij aangaan VSO geen blokkerend advies vanuit arts ArboPro
- komen partijen er onverhoopt niet uit, dan valt te overwegen
- inschakelen meer geïnstitutionaliseerde derde partij ( gang naar rechter)
- inschakelen UWV t.b.v. een deskundigen oordeel
- probleemanalyse opgesteld gelet op de duur van verzuim (…)”
2.8.
Op 19 februari 2020 heeft [naam directeur] het navolgende bericht aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] verzonden:
“(…) Zoals ook eerder aangegeven loopt er momenteel een intern onderzoek naar je manier van handelen binnen onze organisatie. Aangezien we veel (financiële) schade hebben geleden willen we dit onderzoek eerst afronden alvorens we met jou rond de tafel gaan zitten. Het onderzoek heeft niet alleen betrekking op onze klanten en leveranciers maar ook op het hele IT gebeuren aangezien we van jou bijvoorbeeld een lege laptop en telefoon hebben terug gekregen waarop belangrijke zakelijke gegevens stonden. Vragen die we daarover aan jou stellen, worden niet beantwoord. Voor de goede orde: er is geen sprake van arbeidsongeschiktheid, zoals de arbo arts ook heeft geconcludeerd, dus er is geen reden om geen antwoord te geven op vragen die
betrekking hebben op jouw werkzaamheden en (de voortgang van) de onderneming.
Er zijn tot op heden geen afspraken gemaakt en die willen we ook niet maken totdat we duidelijk hebben welke schade we geleden hebben en wat jouw rol daarin is. Je blijft maar aandringen op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, maar het moge duidelijk zijn dat wij daartoe geenszins verplicht zijn. We verwachten over een aantal weken alles duidelijk te hebben en zullen ons dan beraden over de te ondernemen stappen. We zullen je daarover dan informeren. Tot die tijd ben je vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden, onder doorbetaling van loon. Wij vragen je wel om vragen die wij hebben te beantwoorden, om de schade zoveel mogelijk te beperken. Indien jij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen, dan staat het je uiteraard vrij deze op te zeggen.
2.9.
Op 18 mei 2020 heeft Hose &Reel een concept vaststellingsovereenkomst aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] doen toekomen (bijlage 8 bij het verzoekschrift). Partijen hebben sindsdien (in ieder geval tot aan het onderhavige ontbindingsverzoek) veelvuldig over de tekst/inhoud van die concept- overeenkomst overleg gevoerd doch dit heeft niet geresulteerd in het sluiten van een overeenkomst.
2.10.
Bij e-mail van 23 juni 2020 heeft de gemachtigde van Hose &Reel [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] opgeroepen om weer op het werk te verschijnen, doch dat heeft laatstgenoemde nagelaten.
2.11.
In een email van 12 augustus 2020 (bijlage 24 bij verzoekschrift) heeft de gemachtigde van Hose &Reel onder meer verzocht om zich op 18 augustus 2020 te melden op de werklocatie om overleg te plegen aangaande werkhervatting.
De gemachtigde van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] heeft twee dagen later op dat aspect als volgt op gereageerd (bijlage 25 bij verzoekschrift):
“(…) U geeft aan dat mijn dient zijn werkzaamheden had kunnen en moeten hervatten vanaf 21juli jl. en dat u daartoe geen initiatieven heeft gezien. Dat laatste klopt want mijn cliënt is door uw cliënt verplicht vrijgesteld van werk in afwachting van nader onderzoek en berichtgeving van uw cliënt. En dat reeds sedert februari. Mijn cliënt heeft hieraan gedwongen gehoor te geven om daarmee verdere escalatie te voorkomen. Omdat mijn cliënt nog steeds in afwachting is van de resultaten van het onderzoek door uw cliënt, kan en zal er geen sprake zijn van enige werkhervatting van mijn cliënt. Dit is dus afhankelijk van de reactie van uw cliënt. het kan niet zo zijn, dat uw cliënt nu van mijn cliënt enige werkhervatting verwacht, dat mijn cliënt hiertoe het initiatief neemt, terwijl nota bene uw cliënt er de oorzaak van is, dat mijn cliënt is vrijgesteld van werk. En dat uw cliënt nog steeds met het onderzoek bezig is.
Ik vraag me sowieso af welk onderzoek en waarom dit zo lang moet duren zonder mijn cliënt tussentijds op de hoogte te brengen van de voortgang ervan. Sedert februari is, zoals gezegd, windstilte aan de kant van uw cliënt hierover. Mijn cliënt zal zich dan ook niet melden aanstaande 18 februari om 9 uur, terwijl mijn cliënt daarentegen onverkort recht heeft op zijn rechten ingevolge de arbeidsovereenkomst.(…)”
Daarbij is met 18 februari kennelijk 18 augustus bedoeld.
2.12.
Bij e-mail van 14 augustus heeft de gemachtigde van Hose &Reel [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] nogmaals te kennen gegeven dat laatstgenoemde op 18 augustus 2020 op het werk dient te verschijnen, waarna de gemachtigde van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] op 18 augustus 2020 per email heeft aangegeven dat [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] zich die ochtend ziek heeft moeten melden.
2.13.
Op 9 september 2020 heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] nogmaals en bezoek aan de bedrijfsarts gebracht. De terugkoppeling daarvan van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] aan Hose &Reel luidt als volgt:
“- surmenagebeeld met ( wederom ) een sterk werk gerelateerd karakter
- partijen (i.e. werknemer en werkgever) zijn eerder in gesprek geweest inzake vertrek middels
vso
- hier niet uitgekomen, mede stuk gelopen op concurrentie / relatie beding paragraaf
- tijdje taak vrijgesteld en nu sinds medio augustus weer arbeidsongeschikt
- STECR richtlijn arbeidsconflicten van toepassing
- kwestie dient op een andere weg dan de weg van verzuim opgelost te worden
- suggestie kan zijn inzet mediator / mediation
- hierbij de kanttekening dat van beide zijden juridisch adviseurs reeds betrokken zijn
- mediation zal naar verwachting weinig toevoegen
- einde verzuimstatus 01-10-2020
komen betrokkenen er niet uit, dan dossier eventueel escaleren naar andere ter zake bevoegde
partij - rechter dus.”
2.14.
Op 23 september 2020 heeft de gemachtigde van Hose &Reel [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] opgeroepen om op 1 oktober 2020 weer op het werk te verschijnen.
2.15.
Op 1 oktober 2020 heeft de gemachtigde van Hose &Reel per aangetekende brief aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] te kennen gegeven dat hij - nu hij niet op het werk was verschenen - geen loon zou ontvangen, vergezeld gaande van een oproeping om dan de dag erna op het werk te verschijnen, bij gebreke waarvan zulks aanleiding geeft voor verdere maatregelen.
2.16.
Niet lang daarna heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] zich wederom ziek gemeld en is hij wederom door bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] (op 7 oktober 2020) gezien. In zijn terugkoppeling van dat consult (bijlage 37 bij het verzoekschrift) maakt de bedrijfsarts melding van verminderde kniebelastbaarheid, doch handhaaft hij zijn standpunt aangaande “einde verzuimstatus”
per 1 oktober 2020, hetgeen - zo begrijpt de kantonrechter uit alle overige stellingen en stukken - aldus uitgelegd dient te worden dat de bedrijfsarts van oordeel is dat [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] arbeidsgeschikt is. Dit is ter zitting ook door partijen bevestigd.
2.17.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] is niet meer op het werk verschenen en ontvangt sinds 1 oktober 2020 geen loon meer.

3.De verzoeken en het geschil

het verzoek
3.1.
Hose &Reel verzoekt :
ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn, zonder daarbij rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn;
een verklaring voor recht, inhoudend dat zij de transitievergoeding niet aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] verschuldigd is;
de veroordeling van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] in de proceskosten.
3.2.
Volgens Hose &Reel is sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair bestaande in ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] ex art. 7:669 lid 3 (niet lid 2, zoals Hose &Reel schrijft) sub e BW en subsidiair in een verstoorde arbeidsverhouding ex art. 7:669 lid 3 sub g BW.
Volgens Hose &Reel heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] er langere tijd ‘met de pet naar gegooid’, heeft hij een aantal bedrijfseigendommen aan derden weggegeven en heeft hij een bedrijfsauto verwaarloosd en met schade ingeleverd. Door toedoen van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] zijn diverse klanten benadeeld en zijn twee grote projecten vertraagd met de nodige kosten van dien.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] is niet op het werk verschenen sinds begin 2020 terwijl hij diverse keren daartoe is opgeroepen.
3.3.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] erkent dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en verzet zich dan ook niet tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Wel stelt hij zich op het standpunt dat het bestaan van die verstoorde arbeidsverhouding volledig voor rekening en verantwoording komt van (want: veroorzaakt door) Hose &Reel, althans [naam directeur] in diens hoedanigheid van bestuurder.
het tegenverzoek
3.4.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] verzoekt de veroordeling van Hose &Reel tot betaling van:
de transitievergoeding
een billijke vergoeding ad € 32.000,00 bruto
de vakantietoeslag met rente
het loon vanaf 1 oktober 2020 tot aan datum einde dienstverband
de proceskosten.
Daarnaast verzoekt [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] - kort gezegd - vernietiging van het relatie en non-concurrentiebeding (art. 12 onder a en b) van de arbeidsovereenkomst.
3.5.
Volgens [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van de zijde van Hose &Reel. [naam directeur] heeft [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] reeds in de periode voorafgaand aan de ziekmelding in november 2019 voortdurend slecht functioneren verweten en onevenredig grote druk op hem uitgeoefend. Zelfs in de periode in 2017 toen hij elders werkte, bleef [naam directeur] hem bestoken met inhoudelijke vragen. Dat laatste bleef hij ook doen in de week nadat de moeder van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] is overleden (25 september 2019).

4.De beoordeling

4.1.
Dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden staat tussen partijen niet ter discussie, zodat de kantonrechter aan dat verzoek tegemoet zal komen.
4.2.
Partijen verwijten elkaar over en weer ernstig verwijtbaar handelen. Van de ene kant verdient de wijze van benadering door [naam directeur] , zoals dat blijkt uit de in het geding gebrachte stukken, op een aantal momenten - zacht uitgedrukt - zeker niet de schoonheidsprijs, zoals het emailbericht dat hij op 20 juni 2017 naar de vrouw van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] stuurde. De dwingende en verwijtende toonzetting waarmee [naam directeur] keer op keer zijn berichtgeving aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] gepaard laat gaan, zelfs in de week na het overlijden van de moeder van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] getuigt niet van goed werkgeverschap. Wellicht dat [naam directeur] meende zich een dergelijke houding jegens zijn technisch directeur te kunnen permitteren vanwege het gegeven dat zij reeds lange tijd persoonlijk bevriend waren en een wat minder formele communicatie gebruikelijk was, maar emphatisch oogt het niet. Ook het gegeven dat [naam directeur] in februari 2020 aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] te kennen gaf dat een onderzoek naar zijn handelen is gestart en dat hij in afwachting daarvan is vrijgesteld van werk, zonder daar ooit verder op terug te komen, ook niet nadat daar van de zijde van [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] expliciet om gevraagd werd (of een dergelijk onderzoek is gestart en wat er de uitkomst van is, blijft tot op heden onduidelijk), spreekt niet in het voordeel van Hose &Reel.
Daar staat evenwel tegenover dat [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] , in weerwil van het feit dat door de bedrijfsarts keer op keer is geoordeeld dat hij arbeidsgeschikt is, steevast heeft geweigerd om - daartoe gesommeerd - op het werk te verschijnen, zich daarbij uitsluitend erop beroepend dat hij in februari 2020 was vrijgesteld van werk. Het gegeven dat hij door zijn werkgever werd opgeroepen, betekende immers per definitie dat die vrijstelling niet meer aan de orde was. Dat een onderzoek niet althans niet kenbaar had plaatsgevonden, doet daar - in tegenstelling tot hetgeen [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] daarover aanvoert - in het geheel niets aan af. [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] heeft verder ook niet meer (zie hiervoor onder 2.7) - zoals ook door de bedrijfsarts op 3 februari 2020 geadviseerd - via het UWV een deskundigenoordeel verzocht, dan wel de kwestie zelf voorgelegd aan de rechter.
4.3.
Concluderend komt de kantonrechter tot het oordeel dat partijen over en weer het nodige te verwijten valt, doch
ernstigverwijtbaar handelen als bedoeld in afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW is niet vast komen te staan.
4.4.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden met inachtneming van art. 7:671b lid 8 BW derhalve per 1 maart 2021.
4.5.
De transitievergoeding is toewijsbaar. Wat betreft de omvang van de transitievergoeding heeft te gelden dat partijen die omvang niet noemen en dat uit de stellingen van partijen, met name bezien het bepaalde in art. 7:673 lid 4 sub b BW, niet kan worden afgeleid wat de omvang transitievergoeding in het onderhavige geval is. In het dictum zal derhalve volstaan (moeten) worden met een toewijzing van die vergoeding zonder specificering van de omvang daarvan.
4.6.
Een billijke vergoeding komt op grond van voorgaande overwegingen niet in beeld.
4.7.
De verzochte vakantietoeslag met rente is evenmin toewijsbaar. Hose &Reel noemt drie schadeposten die zij op grond van art. 7:632 BW in haar optiek mocht verrekenen met de vakantiebijslag en [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] heeft slechts ten aanzien van één van die posten specifiek verweer gevoerd. Daarmee zijn die overige twee schadeposten onweersproken gebleven en staan die in deze procedure tussen partijen vast.
4.8.
Ook het verzochte loon vanaf 1 oktober 2020 kan op grond van bovenstaande overwegingen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Vaststaat immers dat [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] arbeidsgeschikt was (zelfs al lang vóór die datum) en dat hij de bedongen arbeid niet meer heeft verricht. Dat hij die arbeid niet meer heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van Hose &Reel behoort te komen (art. 7:628 lid 1 BW) is niet gebleken.
4.9.
Ten slotte ligt dan nog ter beoordeling voor het verzoek om het relatie en non-concurrentiebeding te vernietigen. Gelet op de gestelde belangen over en weer, ziet de kantonrechter aanleiding om het beding, zoals dat bestaat en geciteerd onder 2.3., gedeeltelijk te vernietigen, door het beding onder 12.2 onder a slechts als volgt te handhaven:

a) niet toegestaan om gedurende het dienstverband en gedurende een periode vanéénjaar na beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden voor de beëindiging, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever in enigerlei vorm een zaak/onderneming die gelijke, gelijksoortige of aanverwante werkzaamheden of diensten verricht als Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen), te vestigen, te drijven, of mede te drijven of te doen drijven, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben.
Het onderdeel b van art. 12.2 zal geheel worden vernietigd.
De beperking in tijd (van vijf naar één jaar) is conform bestendige jurisprudentie en gaat uit van de premisse dat bedrijfsgevoelige informatie doorgaans haar relevantie na verloop van een jaar zal missen. Dat dat in het onderhavige geval anders is, is gesteld noch gebleken.
4.10.
Voor het overige wordt het beding in stand gelaten. Hose &Reel heeft voldoende onderbouwd dat zij er belang bij heeft dat het beding geen geografische beperking heeft (zij opereert wereldwijd), zodat het beding in die zin niet gewijzigd/beperkt zal worden.
4.11.
In de omstandigheid dat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 maart 2021;
5.2.
veroordeelt Hose &Reel om aan [verweerder in het verzoek, verzoeker in het tegenverzoek] de transitievergoeding te betalen;
5.3.
vernietigt het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatie op de wijze zoals omschreven onder 4.9. en 4.10.;
5.4.
compenseert te proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK