Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
HOSE & REEL PRODUCTS B.V.,
1.De procedure
- het op 27 november 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het op 4 januari 2021 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens inhoudend tegenverzoeken
- de mondelinge behandeling ter zitting van 13 januari 2021
2.De feiten
Gezien vorenstaande is het Werknemer:
a) niet toegestaan om gedurende het dienstverband en gedurende een periode van vijf jaar na beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden voor de beëindiging, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever in enigerlei vorm een zaak/onderneming die gelijke, gelijksoortige of aanverwante werkzaamheden of diensten verricht als Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen), of die activiteiten ontplooit die gelijk zijn aan die van Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen) of op het terrein liggen van die van Werkgever, te vestigen, te drijven, of mede te drijven of te doen drijven, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben. Onder “een zaak gelijk, gelijksoortig voor zover concurrerend, aanverwant aan of direct concurrerend met
Geachte werkgever en werknemer,
Fysieke klachten zijn nog niet verdwenen, derhalve meld ik mij bij deze nog altijd ziek. (…)”.
Beste [naam directeur]
Geachte werkgever,
3.De verzoeken en het geschil
4.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen als bedoeld in afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW is niet vast komen te staan.
a) niet toegestaan om gedurende het dienstverband en gedurende een periode vanéénjaar na beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden voor de beëindiging, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever in enigerlei vorm een zaak/onderneming die gelijke, gelijksoortige of aanverwante werkzaamheden of diensten verricht als Werkgever (en aan haar gelieerde ondernemingen), te vestigen, te drijven, of mede te drijven of te doen drijven, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben.”