ECLI:NL:RBLIM:2021:1090

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
03/700091-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens twee woningovervallen met DNA-bewijs en schending redelijke termijn

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee woningovervallen. De eerste overval vond plaats op 30 juni 2005 in Heerlen, waar de verdachte samen met mededaders gewapend de woning binnendrongen en de bewoners onder schot hielden. De slachtoffers werden gedwongen tot afgifte van geld en sieraden. DNA-bewijs, verkregen uit bloedsporen op de plaats delict, leidde naar de verdachte. De tweede overval vond plaats op 4 juli 2005 in Maastricht, waarbij wederom geweld werd gebruikt en aanzienlijke bedragen werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten, waarbij het gebruik van geweld en bedreiging met geweld werd vastgesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de overvallen. De uitspraak benadrukt de ernst van woningovervallen en de impact op de slachtoffers, evenals de rol van DNA-bewijs in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700091-17
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens 1] 1978,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 januari 2021. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de nacht van 30 juni 2005, samen met een ander of anderen, een gewapende woningoverval heeft gepleegd, waarbij sieraden, geld en een horloge buit zijn gemaakt;
Feit 2:in de nacht van 4 juli 2005, samen met een ander of anderen, een gewapende woningoverval heeft gepleegd, waarbij een geldkistje met daarin € 150.000,00, gouden munten, een T-shirt, sieraden en een portemonnee buit zijn gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kunnen beide ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard. Voor het bewijs van de overval in de woning van [benadeelde 1] op 30 juni 2005 (feit 1) baseert de officier van justitie zich op de aangifte van voornoemde [benadeelde 1] en het aantreffen van drie afzonderlijke bloedsporen. Het uit die bloedsporen verkregen DNA-profiel blijkt van de verdachte afkomstig te zijn.
De overval in de woning van [benadeelde 2] (feit 2) acht de officier van justitie bewezen, gelet op de aangifte van [benadeelde 2] en het aantreffen van bloed op een (op het bed in de slaapkamer) aangetroffen sloopbeitel. Het uit dat bloedspoor afkomstige DNA-profiel blijkt afkomstig te zijn van de verdachte. Mocht er een alternatief scenario zijn voor het feit dat het DNA op die sloopbeitel is aangetroffen, dan had het op de weg van de verdachte gelegen om dat scenario te delen. De verdachte heeft echter steeds gezwegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor een bewezenverklaring van de woningoverval op 30 juni 2005 (feit 1) aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de drie aangetroffen bloedsporen, waarvan duidelijk is dat de verdachte deze in de woning heeft achtergelaten kan het niet anders dan dat de verdachte deze bloedsporen daar heeft achtergelaten. Dat betekent dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze woningoverval.
Van de woningoverval op 4 juli 2005 (feit 2) moet de verdachte worden vrijgesproken, nu er volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Uit het dossier volgt dat (ook) deze woningoverval kan worden gelinkt aan een bepaalde groep. Het bloedspoor is aangetroffen op een verplaatsbaar object, namelijk een sloopbeitel. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte het bloed op die sloopbeitel op een eerder moment heeft achtergelaten én dat de verdachte en de sloopbeitel dus niet samen aanwezig zijn geweest in de woning van aangever [benadeelde 2] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Bewijsmiddelen
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van een woningoverval en heeft bij de politie verklaard, dat zij op 30 juni 2005 omstreeks 02.30 uur, samen met haar achtjarige zoon in bed lag op de eerste verdieping van de woning aan de [adres 2] te Hoensbroek (gemeente Heerlen). Haar andere zoontje, drie jaar oud, lag alleen in de andere slaapkamer. [benadeelde 1] hoorde rond dat tijdstip een zeer harde klap. Vervolgens hoorde zij iemand in de Duitse taal roepen: "Polizei, Polizei". Direct daarna kwamen drie, haar onbekende personen naar haar slaapkamer. Zij droegen allemaal een bivakmuts. Toen deze drie personen haar slaapkamer binnenkwamen, hoorde [benadeelde 1] dat iemand anders de zolder opliep. Zij heeft deze persoon niet gezien.
De drie personen kwamen naar het bed en vroegen in de Duitse taal waar haar man was. [benadeelde 1] antwoordde dat haar man niet thuis was. De kleinste van de drie deed hoofdzakelijk het woord. Hij vroeg aan [benadeelde 1] waar haar man was. Zij zei dat hij op stap was. Vervolgens vroeg hij waar de kluis was. [benadeelde 1] zei dat ze geen kluis had. Toen de kleinste persoon tegen [benadeelde 1] sprak, had hij een vuurwapen in zijn hand en zette hij dit tegen de zijkant van haar hoofd. De twee anderen waren ook op de slaapkamer en hadden ook wapens in hun handen. [benadeelde 1] zag vervolgens dat de kleinste van de drie naar de deur liep die op de slaapkamer is. Op het moment dat hij het rolluik van deze deur omhoog trok, hoorde [benadeelde 1] een klap en zag zij dat de kleinste aan de kant sprong. Zij zag dat er iets uit zijn handen viel en dat hij dat opraapte en weer in het wapen duwde. [benadeelde 1] vermoedde toen dat er geschoten was. Terwijl de kleinste vervolgens een klein kastje boven de televisie leeg haalde, hield hij een vuurwapen gericht op [benadeelde 1] . Zij zag dat de derde persoon op de gang stond. Vervolgens vroeg de kleine man aan [benadeelde 1] : "Money". Daarna vroeg hij in gebrekkig Duits: "Geld". Ook vroeg hij naar sierraden. [benadeelde 1] zei dat ze geen geld had. Al die tijd hield hij een wapen gericht op haar en bedreigde hij haar daarmee. Af en toe zette hij het wapen op de zijkant van haar hoofd. Op een bepaald moment moest [benadeelde 1] met de kleinste meelopen naar de badkamer en hierbij werd het wapen tegen haar hoofd gezet. [benadeelde 1] zag dat er al iemand op de badkamer was, die de handdoeken uit de kast had gehaald. De kleinste vroeg haar wederom waar de kluis was en waar de ‘money’ was. [benadeelde 1] antwoordde dat er geen kluis was en dat zij geen geld had. Op de badkamer hadden de personen inmiddels geld gevonden. [benadeelde 1] weet echter niet wie het geld, een bedrag van € 300,00 tot € 500,00 dat op de badrand lag, heeft weggenomen. [benadeelde 1] moest vervolgens terug naar de slaapkamer gaan, waar zij in bed ging liggen en zag dat de kleinste een potje met sieraden omkeerde op bed. Hij heeft een kleine witgouden ketting en nog enkele andere kettingen meegenomen. Zij moest vervolgens haar horloge afdoen en aan de kleinste geven.
Er werd nogmaals naar geld gevraagd en op dat moment hoorde [benadeelde 1] buiten een zwaar geluid, mogelijk afkomstig van een auto. Zij hoorde vervolgens dat er personen de trap naar beneden afrenden. Alleen de kleinste bleef op de slaapkamer staan. Hij vroeg nogmaals naar geld en de kluis, waarop zij antwoordde dat zij geen geld en kluis had. Hij riep via de openstaande deur iets naar buiten, waarna hij terugliep naar [benadeelde 1] en het wapen weer op de zijkant van haar hoofd richtte. Hij zei haar niet de politie te waarschuwen, anders zou hij de kinderen van school halen en zou zij haar kinderen niet meer zien. [benadeelde 1] moest blijven liggen, waarna de kleinste weer naar de deur liep en vervolgens naar beneden sprong dan wel zich naar beneden liet zakken. Direct daarna hoorde [benadeelde 1] dat er een auto wegreed.
[benadeelde 1] heeft verder nog verklaard dat de kleine persoon haar op de zijkant van haar lichaam en een keer op haar rechteroog heeft geslagen. Door de verbalisant die de aangifte opnam, werd waargenomen dat [benadeelde 1] een blauwe plek onder haar rechteroog had.
Aan de voorkant van het nachthemd dat [benadeelde 1] tijdens de overval droeg, zat bloed. [benadeelde 1] heeft niet gezien dat één van de daders aan het bloeden was, maar het bloed moet van één van hun zijn. [2]
In en om de woning aan de [adres 2] te Hoensbroek is forensisch onderzoek verricht. [3] De daders hebben een rolluik voor het raam in de keuken gedeeltelijk vernield, waarna met een steen de - zich achter dit rolluik bevindende - ruit werd ingegooid en de woning naar binnen kon worden geklommen.
Op de linkerzijde van het kozijn van de balkondeur op de eerste verdieping is een bloedveeg aangetroffen. In de badkamer op de eerste etage werden enkele bloeddruppels aangetroffen. Ook ontving verbalisant van het slachtoffer [benadeelde 1] de nachtkleding die zij tijdens de woningoverval had gedragen en waarop zich bloed bevond. Deze bloedsporen werden veiliggesteld en bemonsterd.
In 2005 is er een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd. [4] De DNA-profielen van het onderzochte bloed in de bemonsteringen - een bloedmonster vanaf de badkamervloer, een bloedmonster van het deurkozijn en een bloedmonster vanaf de nachtkleding van het slachtoffer [benadeelde 1] - blijken afkomstig te zijn van één en dezelfde man.
Het DNA-profiel van het bloedmonster vanaf de badkamervloer is vervolgens op 9 januari 2005 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij die vergelijking zijn toen geen overeenkomstige DNA-profielen gevonden.
In 2014 heeft er wederom vergelijkend DNA-onderzoek plaatsgevonden en het bemonsterde bloedspoor vanaf de badkamervloer werd geïdentificeerd op het DNA-profiel van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] . De match is ontstaan doordat een DNA-profiel vanuit België naar Nederland is gestuurd. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard. [5]
In 2019 heeft het NFI, voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en de DNA-profielen van de drie bemonsteringen, de resultaten van het DNA-onderzoek (van 11 augustus 2005) beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1:De bemonsteringen bevatten DNA van [verdachte] ;
Hypothese 2:De bemonsteringen bevatten DNA van een willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante persoon.
De verkregen DNA-profielen zijn elk meer dan
1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De bevindingen van het onderzoek zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als die eerste hypothese waar is, dan wanneer de tweede hypothese waar zou zijn. [6]
Overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank gaat er, gelet op de drie afzonderlijke bloedsporen (aangetroffen op de badkamervloer, op het deurkozijn en op de nachtkleding van het slachtoffer [benadeelde 1] ), van uit dat de betreffende bloedsporen moeten worden aangemerkt als dadersporen. Het DNA-profiel dat in deze bloedsporen werd aangetroffen komt overeen met het DNA-profiel van de verdachte. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte één van de drie overvallers in de woning van [benadeelde 1] is geweest. De verdachte en in ieder geval twee mededaders droegen bivakmutsen en hadden allemaal een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. Uit het vrijwel meteen na binnenkomst in de woning uitvoeren van intimiderend en gewelddadig gedrag blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van gebruik van geweld en het dreigen daarmee jegens [benadeelde 1] . Dit geweld en dreigen met geweld is gepleegd met het oogmerk om geld en goederen weg te kunnen nemen (diefstal) dan wel te doen afgeven (afpersing). Uit de aangifte volgt dat er geld en sieraden uit de woning zijn weggenomen en dat aangeefster haar horloge heeft moeten afgeven.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank oordeelt voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld in / uit zijn woning en heeft bij de politie verklaard, dat hij op 04 juli 2005 omstreeks 04.00 uur in zijn woning aan de [adres 3] te Maastricht lag te slapen. Zijn vrouw [benadeelde 4] en kinderen [benadeelde 3] en [benadeelde 5] sliepen op dat moment ook in de woning. Omstreeks voornoemd tijdstip werd hij wakker vanwege glasgerinkel en hoorde hij iets omvallen. Vervolgens zag [benadeelde 2] een lichtschijnsel, waarna een man met een koevoet en een man met een zilverkleurig revolver zijn slaapkamer opkwamen. De beide mannen droegen bivakmutsen en camouflagepakken. [benadeelde 2] zag en hoorde een derde persoon de trap oprennen naar de tweede verdieping. De twee mannen op zijn slaapkamer waren een lange en een kleinere man. [benadeelde 2] hoorde dat de lange overvaller riep: “Safe, safe”. [benadeelde 2] zag dat de langere overvaller een gebaar met zijn vingers maakte waarmee hij op geld doelde. [benadeelde 2] wees vervolgens naar beneden gewezen en is met de lange overvaller naar de woonkamer op de eerste verdieping gelopen. Tijdens het lopen hield de overvaller het hoofd van [benadeelde 2] omlaag, waardoor hij gedwongen werd om naar de grond te kijken. Een moment later kwam een andere overvaller met de vrouw van [benadeelde 2] de woonkamer binnen. Zij moest op een bank gaan liggen met haar hoofd omlaag. [benadeelde 2] wees de twee overvallers een geldkistje, dat in een kast in de woonkamer stond, aan. Hij zag dat de lange overvaller het kistje uit de kast pakte en op de grond plaatste. Hij moest van de lange overvaller ook op een bank gaan liggen met zijn gezicht naar beneden. Ook moest [benadeelde 2] met zijn hoofd naar beneden naar de tafel lopen, waar een geldtelmachine stond. De lange overvaller wees naar de geldtelmachine en zei iets van: “More money”. [benadeelde 2] is vervolgens met de lange overvaller naar de keuken gelopen. In de keuken onder de oven heeft [benadeelde 2] een plint weggenomen en een geldkistje gepakt. Hij moest dit kistje van de lange overvaller op de grond laten staan en op de bank in de woonkamer gaan liggen. Een moment later hoorde [benadeelde 2] dat er “Politie, politie, politie” of “Police, police, police”, of iets dergelijks werd geroepen. Vervolgens is [benadeelde 2] met de lange overvaller naar de begane grond gelopen en moest hij de deur aan de straatzijde openmaken. [benadeelde 2] liep na het openen van de deur naar buiten en zag daar nog twee overvallers staan. [benadeelde 2] heeft drie vuurwapens gezien: een zilverkleurig revolver, een pistool met geluidsdemper en een groot geweer met een krom magazijn. De overvallers hebben drie geldkistjes meegenomen. Daarin zat ongeveer 150.000 euro. Een kistje lag in de kast in de woonkamer en twee kistjes lagen in de keuken achter de plint van het keukenblok. Verder zijn een verzameling gouden munten en het T-shirt dat zijn vrouw droeg, meegenomen. [7]
[benadeelde 4] heeft bij de politie verklaard dat zij en haar echtgenoot [benadeelde 2] op 4 juli 2005, omstreeks 04:00 uur, lagen te slapen in hun woning aan de [adres 3] te Maastricht. Hun kinderen sliepen ook. [benadeelde 4] werd wakker door glasgerinkel. Terwijl zij onder haar dekbed was gekropen, hoorde zij een mannenstem zeggen: "Geld, Money, Monet". De man trok haar echtgenoot uit bed. [benadeelde 4] keek onder het dekbed vandaan en zag dat deze man een wapen, althans een op een wapengelijkend voorwerp, op haar echtgenoot richtte. Ineens werd het dekbed van haar afgetrokken. De man gaf [benadeelde 4] een klap tegen haar hoofd met de vlakke hand. Hij duwde meer tegen haar hoofd. Ze hebben haar echtgenoot mee naar beneden genomen. [benadeelde 4] lag nog steeds in bed. Een man doorzocht de kasten op de slaapkamer. Hij was geheel in het donker gekleed en droeg een donkere bivakmuts en een kogelvrij vest. Deze man heeft haar vervolgens uit bed getrokken en mee naar beneden, naar de eerste verdieping, genomen. In de woonkamer aangekomen zag zij haar echtgenoot met een jas over zijn hoofd op de grond liggen. [benadeelde 4] werd door de man op de bank geduwd, waarna ook zij iets over haar hoofd gelegd kreeg. Ze hebben toen ook haar T-shirt uitgetrokken en meegenomen. [benadeelde 4] hoorde dat de overvallers lades en deuren van kasten openden. Er werd meerdere keren in de Franse taal om geld gevraagd. Zij hoorde een van de mannen zeggen: "There is more, du bist Boss coffeeshop." Hierop antwoordde haar echtgenoot: "Ik ben niet de baas van de coffeeshop". Vervolgens hoorde ik via een portofoon dat iemand in de Franse taal zei: "Er komt een auto." Iemand in de Frans taal riep ineens “Politie, politie, snel, snel". [benadeelde 4] kon zien dat ze haar echtgenoot meenamen. Zij hoorde dat in de Franse taal tegen haar echtgenoot werd gezegd dat hij onder de deur moest openmaken. [8]
Na inventarisatie bleken bij de woningverval, behalve de genoemde kistjes met geld en de muntenverzameling, ook een portemonnee (met inhoud), een aantal horloges, een ketting en een gouden herenring te zijn ontvreemd. [9]
[benadeelde 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 3 juli 2005, omstreeks 21.30 uur naar bed is gegaan in zijn woning aan de [adres 3] in Maastricht. Op 4 juli 2005, het tijdstip wist hij niet, werd hij wakker van een flinke knal. Er stonden er twee mannen op zijn kamer. [benadeelde 3] zag dat beide mannen een wapen in hun hand hadden. Hij zag dat de grotere van de twee een pistool op hem richtte. De beide mannen droegen donkere kleding, bivakmutsen en kogelvrije vesten. Eén van de mannen zei in de Duitse en Franse taal tegen [benadeelde 3] dat hij niet naar ze mocht kijken en dat als hij tegen zou werken, ze hem kapot zouden schieten. [benadeelde 3] werd door de grotere man uit het bed getrokken, terwijl de andere man alles op de slaapkamer overhoop gooide. De grotere man verliet op een gegeven moment de kamer. De kleine man zei in de Duitse taal tegen [benadeelde 3] : "Niet kijken, niet kijken, ik maak je kapot." [benadeelde 3] moest op zijn buik op de grond gaan liggen en de man bond de handen van [benadeelde 3] bij elkaar op de rug. De man heeft meerdere kabels van telefoonopladers om de polsen van [benadeelde 3] gedraaid. Ook bond de man de benen van [benadeelde 3] bij elkaar. De verbalisant die het getuigenverhoor afnam, relateert dat op de beide polsen en de beide enkels van [benadeelde 3] rode striemen duidelijk zichtbaar zijn. De man legde een kussen op zijn hoofd en vertrok toen hij de ander "Politie, politie” hoorde roepen. [benadeelde 3] herkende de stem van de grote man direct als de stem van een klant van de “ [naam coffeeshop] ”, de coffeeshop van zijn ouders en waar hij zelf werkzaam was. In het café " [naam cafe] " dat naast de coffeeshop is gelegen, had [benadeelde 3] ook meerdere malen met deze man gesproken. Vandaar dat [benadeelde 3] ook direct een gezicht kon plaatsen bij de stem. [10]
Tijdens een later verhoor heeft [benadeelde 3] verklaard dat hij, toen hij de stem van de dader die het eerste op zijn slaapkamer was, voor 98 % zeker wist dat dit diezelfde persoon betrof als de persoon die hem met een zilverkleurig vuurwapen (volgens hem een pistool) had bedreigd. Hij dacht meteen dat het de eerder genoemde persoon betrof, omdat deze op eenzelfde manier Duits tegen hem sprak en met dezelfde soort klank in zijn stem als de persoon van het café. [benadeelde 3] heeft gezien dat deze persoon meerdere malen gebruik maakte van een grijskleurige personenauto van het merk Volkswagen type Polo met Belgisch kenteken (nieuwer model). [11]
Aan [benadeelde 3] werd op 18 januari 2007 een (meervoudige) fotoconfrontatie getoond. Na enkele minuten verklaarde hij dat de man op foto 7 het meest in de richting kwam van de door hem bedoelde Duits sprekende man met VW-Polo, die hij ten tijde van de overval in de woning aan zijn stem heeft herkend. [12] De persoon op voornoemde foto 7 was [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] . [13] Deze foto was verkregen van de Belgische autoriteiten naar aanleiding van een aan deze autoriteiten gericht rechtshulpverzoek van 7 november 2006 strekkende tot het overhandigen van een actuele foto van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] , wonende [adres 4] . [14]
In en om de woning aan de [adres 3] te Maastricht is forensisch onderzoek verricht. [15] De woning bestaat uit 4 woonlagen waarbij de drie bovenste lagen voor bewoning geschikt zijn. Op het terras op de eerste verdieping stond, schuin tegen de achtergevel naar een raam met deels omhoog getrokken rolluik (badkamer), een bouwladder. Het glas van de ruit van de badkamer was vernield. Vanaf het platdak van de eerste verdieping hing een lang wit nylon touw naar beneden tot op de begane grond. In de woning werd op het bed van aangever een blauwe sloopbeitel met daarop een gedroogde op bloed gelijkende substantie aangetroffen en veiliggesteld. [16] Deze substantie werd bemonsterd.
In 2005 is er een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd. [17] Het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering van de blauwe sloopbeitel is op 31 augustus 2005 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomstig DNA-profiel gevonden, dat is verkregen van een bloedspoor vanaf de badkamervloer uit de zaak met NFI-zaaknummer [nummer] (het deskundigenrapport d.d. 11 augustus 2015 in feit 1). Dit betekent dat het bloed in de bemonsteringen van de badkamervloer en de blauwe sloopbeitel afkomstig kunnen zijn van één en dezelfde onbekende man. De kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte bloed bedraagt minder dan één op één miljard.
In 2014 heeft er vergelijkend DNA-onderzoek plaatsgevonden en het bemonsterde bloedspoor vanaf de blauwe sloopbeitel werd geïdentificeerd op het DNA-profiel van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] . De match is ontstaan doordat een DNA-profiel vanuit België naar Nederland is gestuurd. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard. [18]
Overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er, direct na de woningoverval een blauwe sloopbeitel/koevoet (hierna: sloopbeitel) op bed in de slaapkamer van aangever is aangetroffen. De rechtbank constateert ook, gelet op de aangifte van [benadeelde 2] , dat deze sloopbeitel tijdens de overval is vastgehouden door een van de overvallers. De sloopbeitel betreft weliswaar een verplaatsbaar object, maar het is naar het oordeel van de rechtbank wel een daderspoor.
Voorts concludeert de rechtbank op basis van het DNA-onderzoek dat het DNA-hoofdprofiel dat aangetroffen werd in het DNA-bemonstering van de het bloed op die sloopbeitel van de verdachte moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande omstandigheden dermate belastend zijn voor de verdachte, dat van
hemeen concrete en verifieerbare verklaring op dit punt mag worden verwacht en wel over de vraag hoe dat bloed op die sloopbeitel terecht is gekomen. De rechtbank merkt op dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering van de raadsman dat de sloopbeitel (een verplaatsbaar object) mogelijk tijdens een eerdere woningoverval door de verdachte is gebruikt, waarbij toen zijn bloed daarop is gekomen.
Tijdens de verhoren bij de politie heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen, ook toen hij werd geconfronteerd met de sloopbeitel waarop zijn DNA is aangetroffen.
Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn DNA op in de woning aangetroffen sloopbeitel is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze sloopbeitel tijdens de woningoverval heeft vastgehad.
De rechtbank wordt bovendien nog in haar overtuiging gesterkt door het volgende. Het slachtoffer [benadeelde 3] heeft tijdens de overval de stem van één van de overvallers herkend. Tijdens een met het slachtoffer [benadeelde 3] gehouden meervoudige fotoconfrontatie heeft de hij verklaard dat de foto waarop de verdachte staat afgebeeld, het meest in de richting komt van de door hem bedoelde Duits sprekende man met de VW Polo, die hij ten tijde van de overval aan zijn stem herkende.
Dat [benadeelde 3] daarbij verklaart dat de man op de foto een ringbaard heeft en wat langer haar en een iets voller gezicht had, terwijl de door hem bedoelde man destijds gladgeschoren was en kort haar had is voor de rechtbank niet vreemd, nu dit betrekking heeft op kenmerken (haardracht en gewicht) die eenvoudig en snel kunnen wijzigen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat feit 2 (de gekwalificeerde diefstal) wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte en zijn mededaders – die via een touw en een ladder tot bij het badkamerraam zijn gekomen, daar de ruit hebben vernield en vervolgens de woning zijn binnengekomen – droegen bivakmutsen en hadden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. Uit het in de woning uitvoeren van intimiderend en gewelddadig gedrag blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van gebruik van geweld en/of het dreigen daarmee jegens de slachtoffers [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Dit geweld of dreigen met geweld is gepleegd met het oogmerk om de in het bewijsmiddelenoverzicht genoemde goederen weg te kunnen nemen. De rechtbank oordeelt voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 30 juni 2005 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen, omstreeks 2.30 uur, in een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden en geld, toebehordende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
hij op 30 juni 2005 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, omstreeks 2.30 uur, in een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van haar horloge, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [benadeelde 1] meermalen een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen haar hoofd heeft/hebben gezet en
- met een vuurwapen heeft/hebben geschoten en
- meermalen, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 1] gericht heeft/hebben gehouden en
- die [benadeelde 1] meermalen, heeft/hebben geslagen;
Feit 2
hij op 4 juli 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, omstreeks 4.00 uur, in een woning gelegen aan de [adres 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldkistjes met daarin 150000 euro en een verzameling gouden munten en een t-shirt en sieraden en een portemonnee, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 4] en [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [benadeelde 3] heeft/hebben vastgebonden en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gericht heeft/hebben gehouden en
- die [benadeelde 4] heeft/hebben geslagen en
- tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat als hij tegen zou werken ze hem kapot zouden schieten en niet kijken, niet kijken, ik maak je kapot.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
Feit 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van de tijd door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn fors is overschreden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt van feit 1, verzocht om bij de straftoemetingsbeslissing onder meer rekening te houden met de omstandigheid dat de redelijke termijn fors is overschreden. De raadsman heeft bepleit om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de tijd door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op te leggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur en eventueel een taakstraf op te leggen. Het is volgens de raadsman niet passend om de verdachte na al die jaren terug naar de gevangenis te sturen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de nacht van 30 juni 2005, omstreeks 02.30 uur, is de verdachte samen met - twee dan wel drie - mededaders de woning van de familie [benadeelde 1] binnengedrongen, waar het slachtoffer [benadeelde 1] en haar twee zoontjes op dat moment lagen te slapen. Het slachtoffer is tijdens de overval niet alleen onder schot gehouden, maar ook geslagen. Zij werd gedwongen tot afgifte van haar horloge en verder zijn uit de woning een geldbedrag en sierraden weggenomen.
Nog geen week later, in de nacht van 4 juli 2005 omstreeks 04.00 uur, heeft de verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval. Toen is de verdachte, samen met twee mededaders, de woning van de familie [benadeelde 2] binnengedrongen, waar de vier bewoners op dat moment sliepen. Twee andere mededaders bleven buiten op de uitkijk staan. De slachtoffers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] kregen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zich gericht, de handen van [benadeelde 3] werden met kabels op zijn rug vastgebonden en ook zijn benen werden bij elkaar gebonden, en het slachtoffer [benadeelde 4] werd geslagen. Ook het slachtoffer [benadeelde 5] heeft oog in oog gestaan met één van de overvallers. Uit de woning zijn een geldkistje met daarin € 150.000,00, een verzameling gouden munten, een T-shirt, sieraden en een portemonnee weggenomen.
Met het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. De woningovervallen vonden ’s nachts plaats, een moment waarop bewoners in het algemeen slapen. Een woning behoort een veilige omgeving voor de bewoners te zijn. Het is voor slachtoffers zeer beangstigend om in hun eigen woning te worden overvallen met geweld en dreiging met geweld. Een dergelijke ervaring heeft veel impact op de slachtoffers. Slachtoffers krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen, die namens de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 5] ter terechtzitting zijn voorgelezen, volgt dat de woningoverval voor hen een zeer heftige en schokkende ervaring is geweest. Zo heeft het slachtoffer [benadeelde 3] het gebeuren tot op heden nog niet kunnen verwerken en heeft hij ter terechtzitting naar voren gebracht zich binnenkort wederom onder psychische behandeling te zullen stellen. Ook het slachtoffer [benadeelde 5] heeft hulp gezocht voor de psychische gevolgen van de woningoverval. Zij is onder behandeling geweest van een psycholoog en heeft EMDR-therapie gekregen voor haar posttraumatische stressstoornis (PTSS).
De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en is zich op zijn zwijgrecht blijven beroepen.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het in de LOVS gestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval, waarbij sprake is van licht geweld/bedreiging, is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Strafverzwarend voor de verdachte is niet alleen dat er sprake was van medeplegen en dat de woningoverval in de nachtelijke uren plaatsvond, maar ook het feit dat verdachte en zijn mededaders op een vuurwapen gelijkend voorwerpen hebben meegenomen, waarmee is gedreigd.
De rechtbank heeft voorts gelet op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat de verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Zo is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte na de twee woningovervallen in 2005 nog met politie en justitie in contact is geweest vanwege nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat bij de straftoemeting in het voordeel van de verdachte
rekening gehouden moet worden met het onwenselijk lange tijdverloop in deze zaak. De DNA-hit heeft reeds in 2015 plaatsgevonden, terwijl de verdachte pas op 9 februari 2017 op grond van een Europees arrestatiebevel in België werd aangehouden vanwege de verdenking van de onderhavige woningovervallen. Op 2 maart 2017 werd de verdachte vervolgens overgeleverd aan en aangehouden de Nederlandse politie.
Bij de straftoemeting zal daarnaast de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in aanmerking worden genomen. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis moet worden gewezen. De redelijke termijn is in dit geval beginnen te lopen vanaf het moment waarop verdachte door de Belgische politie als verdachte is aangehouden, te weten 9 februari 2017. Tussen die datum en de datum van dit vonnis - 9 februari 2021 - ligt een periode van precies 4 jaren. Deze overschrijding van de redelijke termijn met 2 jaren valt de verdediging niet te verwijten. Overeenkomstig vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt bij een dusdanige overschrijding gehandeld naar bevind van zaken. In beginsel acht de rechtbank voor de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf van 9 jaren passend en geboden, maar gelet op de genoemde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een gevangenisstraf van 7 jaren opleggen, met aftrek van de tijd die door de verdachte in Nederland in verzekering en voorlopige hechtenis, alsmede in België in detentie ingevolge het Nederlands verzoek om overlevering, is doorgebracht.

7.Het bevel gevangenneming

De rechtbank zal op de voet van artikel 65 lid 2 Wetboek van Strafvordering de gevangenneming van verdachte bevelen en licht dat als volgt toe.
De rechtbank veroordeelt verdachte ter zake feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld. De ernstige bezwaren volgen uit dit veroordelend vonnis.
Uit omstandigheden is gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert, namelijk veroordeling ter zake van een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. De verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan het met anderen plegen van twee woningovervallen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De rechtbank onderkent dat er veel tijd heeft gezeten tussen de aanhouding van verdachte en zijn berechting en heeft daarmee blijkens het hiervoor vermelde strafvonnis in de strafmaat rekening gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank neemt het enkele tijdverloop of het gegeven dat de aanvankelijk gelaste voorlopige hechtenis op enig moment niet is verlengd, niet weg dat er thans sprake is van een ernstig geschokte rechtsorde. De rechtsorde is immers geschokt door de feiten, niet door het nu bij vonnis vastgesteld hebben van de dader ervan. Daar komt bij dat de ernstige bezwaren thans worden ingevuld met onderhavige veroordeling en oplegging van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Nu de rechtbank de betrokkenheid van verdachte, als mededader bij deze zware misdrijven, heeft vastgesteld herleeft de geschokte rechtsorde ten aanzien van verdachte. Het zou voor de samenleving niet te begrijpen en niet aanvaardbaar zijn als een verdachte, van wie de betrokkenheid bij feiten als de onderhavige is vastgesteld, een (eventueel) verder verloop van het strafproces in vrijheid zou mogen afwachten. Dat zou tot maatschappelijke onrust kunnen leiden. Dat het gaat om woningovervallen die in 2005 zijn gepleegd, maakt dit niet anders. Dit vereist de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Feit 1
De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [naam 4] en [naam 5] vorderen ieder een schadevergoeding ter zake van feit 1.
De benadeelde partij
[benadeelde 1]vordert een schadevergoeding van in totaal € 17.892,95, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de (stel)posten:
- ontvreemd contant geld: € 500,00;
- herstelkosten poort & rolluik: € 2.292,95;
- herstel raam: € 100,00;
- horloge Chopard: € 12.000,00 euro;
- ketting Chopard: € 1.000,00;
- immateriële schade: € 2.000,00.
De benadeelde partij
[naam 4](zoon van [benadeelde 1] , geboren op
[geboortegegevens 2] ) vordert een vergoeding van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[naam 5](zoon van [benadeelde 1] , geboren op
[geboortegegevens 3] ) vordert eveneens een vergoeding van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Feit 2
De benadeelde partijen
[benadeelde 2] en [benadeelde 3]vorderen ieder een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[benadeelde 5]vordert ter zake van dat feit een schadevergoeding van in totaal € 6.339,91, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de posten:
- eigen risico: € 323,43;
- reiskosten: € 16,48;
- immateriële schade: € 6.000,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van
[benadeelde 1] , [naam 4] en [naam 5]geheel kunnen worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Feit 2
De officier van justitie is eveneens van mening dat de vorderingen van
[benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 5]geheel kunnen worden toegewezen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging stelt zich op het standpunt dat een deel van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1]voor vergoeding in aanmerking komt. De posten:
- ontvreemd contant geld: € 500,00;
- herstelkosten poort & rolluik: € 2.292,95;
- herstel raam: € 100,00;
- immateriële schade: € 2.000,00,
worden niet door de verdediging betwist.
Met betrekking tot de posten horloge Chopard (€ 12.000,00) en ketting Chopard (€ 1.000,00) is de verdediging van mening dat de waarde daarvan onvoldoende wordt onderbouwd. Door de benadeelde partij zijn geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van het thans gevorderde bedrag. Deze posten worden dan ook door de verdediging betwist en de benadeelde partij moet voor dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[naam 4] en [naam 5]worden door de verdediging betwist, nu niet kan worden vastgesteld dat zij rechtstreeks schade hebben geleden. Om die reden moeten beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
Voor zover de verzochte vergoeding als schokschade wordt gevorderd, is volgens de verdediging op basis van het onderliggende strafdossier niet komen vast te staan dat de benadeelde partijen getuigen zijn geweest van het strafbare feit. Ook hebben de benadeelde partijen niet onderbouwd dat zij lijden (of hebben geleden) aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Nu niet aan de vereisten voor de toekenning van schokschade wordt voldaan, dienen de benadeelde partijen ook ten aanzien van deze grondslag niet-ontvankelijk in hun vorderingen te worden verklaard.
Feit 2
Nu de verdediging zich primair op het standpunt heeft gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, heeft hij de niet-ontvankelijkheid bepleit van de benadeelde partijen
[benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 5]in hun vorderingen.
Subsidiair is de verdediging van mening dat de vorderingen van
[benadeelde 2] en [benadeelde 3]kunnen worden toegewezen, nu zij direct betrokken zijn geweest bij de woningoverval en zij daardoor rechtstreekse immateriële schade hebben opgelopen.
Dat is anders bij de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 5]. De verdediging stelt zich op het (subsidiaire) standpunt dat de door haar gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van de woningoverval, dan wel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd (nu de aard en de ernst niet uit de normschending volgen). Dat betekent dat de benadeelde partij [benadeelde 5] niet ontvankelijk moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij
[benadeelde 1]door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank zal de posten:
- ontvreemd contant geld: € 500,00;
- herstelkosten poort & rolluik: € 2.292,95;
- herstel raam: € 100,00;
- immateriële schade: € 2.000,00,
toewijzen, nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd en de vordering op deze onderdelen niet is weersproken,
het totaalbedrag van € 4.892,95te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 30 juni 2005 tot de dag van algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De posten ‘horloge Chopard (€ 12.000,00)’ en ‘ketting Chopard (€ 1.000,00)’ zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Zo is door de benadeelde partij bijvoorbeeld geen factuur overgelegd waaruit de aankoopdata en aankoopbedragen van het horloge en de ketting blijken en is het gevorderde schadebedrag onvoldoende onderbouwd.
Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij
[naam 5]door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht. Uit het onderliggende strafdossier volgt dat de benadeelde partij ten tijde van de woningoverval bij zijn moeder, [benadeelde 1] , in bed lag en dat de overvallers op een bepaald moment de dekens wegtrokken en zagen dat haar zoon in bed lag. De benadeelde partij is bij de overval aanwezig geweest en is getuige geweest van de overval.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade redelijk en zal de vordering dan ook geheel toewijzen, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[naam 4]zal daarentegen niet-ontvankelijk worden verklaard ter zake van de door hem gevorderde immateriële schade. Uit het onderliggende strafdossier volgt niet dat de benadeelde partij getuige is geweest van de overval, zodat niet gezegd kan worden dat hem door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht.
Ook voor het toekennen van schokschade - de subsidiaire grondslag van de vordering, zoals ter terechtzitting namens de benadeelde partij naar voren gebracht - is geen plaats. Het burgerlijk recht kent immers alleen indien is voldaan aan een aantal vereisten, ruimte voor vergoeding van schokschade. Daarvan wordt (voor zover in het kader van het strafrecht relevant) gesproken indien een persoon geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van een strafbaar feit, of het direct geconfronteerd worden met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor bij deze persoon een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Deze situatie zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie deze persoon in een nauwe affectieve relatie staat, wordt gedood of gewond. Vereiste voor de toekenning van schokschade is dat het geestelijk letsel in rechte moet kunnen worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Dat de benadeelde partij getuige is geweest van de woningoverval, of direct geconfronteerd is geworden met de ernstige gevolgen daarvan, blijkt – zoals reeds hiervoor is overwogen – al niet uit het onderliggende strafdossier.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen
[benadeelde 2] en [benadeelde 3]door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade van € 2.000,00 - zowel aan [benadeelde 2] als aan [benadeelde 3] - toewijzen, nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd en de vorderingen inhoudelijk niet door de verdediging zijn betwist, het toe te wijzen bedrag van € 2.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 04 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 5]overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij stelt dat sprake is van schokschade. Onder schokschade wordt, zoals gezegd, geestelijk letsel verstaan dat is veroorzaakt door de directe waarneming van of confrontatie met een ongeval of misdrijf dat een derde overkomt. Dit zal zich met name voordoen als sprake is van een nauwe affectieve band met degene die voor het ongeval of misdrijf is gedood of gewond geraakt. Schokschade valt onder aantasting in de persoon ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek en kan daardoor aanspraak geven op vergoeding van immateriële schade. Er moet dan, behoudens uitzonderingen, sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Vast staat dat de benadeelde partij op het moment van de overval in de woning aanwezig was en dat zij werd geconfronteerd met de directe gevolgen van de overval en hetgeen er met haar ouders en broer was gebeurd. Zo heeft zij gegil gehoord en moet zij hebben gezien dat de handen van haar broer [benadeelde 3] waren vastgebonden.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij (mede) als gevolg van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Zo concludeert drs. P. Fokkema, GZ-psycholoog bij Firenze Riagg Maastricht, in de ontslagbrief d.d. 27 januari 2016. Uit het schrijven blijkt ook dat de benadeelde partij in verband met PTSS-klachten een EMDR-behandeling heeft gevolgd, gericht op de verwerking van traumatische ervaringen.
Gezien de ernst van de stoornis, de behandelduur en de aard en ernst van de beperkingen in het dagelijks leven als gevolg van de opgelopen PTSS, zoals daarvan blijkt uit de stukken, acht de rechtbank de vordering – ter zake van immateriële schade – toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 6.000,00. De vordering is op dit onderdeel voldoende onderbouwd.
De gevorderde vergoedingen voor (1) het eigen risico dat aan de benadeelde partij in rekening werd gebracht vanwege de behandelingen bij de psycholoog van € 323,43, en (2) de reiskosten naar de psycholoog van in totaal € 16,48, zijn inhoudelijk niet betwist door de verdediging. Deze bedragen zullen worden toegewezen.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregelen opleggen aan de verdachte, zodat de staat het geld bij de verdachte kan innen, in het geval hij de schade niet uit eigen beweging zal betalen.
Alle door de rechtbank toegewezen bedragen zullen hoofdelijk worden toegewezen, nu de verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningovervallen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een gevangenisstraf van 7 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in Nederland in verzekering en voorlopige hechtenis alsmede in België in detentie ingevolge het Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
[benadeelde 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de posten horloge Chopard (€ 12.000,00) en ketting Chopard (€ 1.000,00) voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
[naam 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.000,00te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
30 juni 2005tot aan de dag van de volledige voldoening;
[naam 4]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
[benadeelde 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.000,00te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
04 juli 2005tot aan de dag van de volledige voldoening;
[benadeelde 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 2.000,00te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
04 juli 2005tot aan de dag van de volledige voldoening;
[benadeelde 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 6.339,91te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
04 juli 2005tot aan de dag van de volledige voldoening;
Kostenveroordeling
- veroordeelt de verdachte telkens, voor zover hiervoor niet anders is vermeld, in de kosten door de hiervoor genoemde benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, telkens begroot tot heden op nihil;
Schadevergoedingsmaatregelen
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling:
naam bedrag hechtenis wettelijke rente
  • [benadeelde 1] € 4.892,95 58 dagen 30 juni 2005
  • [naam 5] € 2.000,00 30 dagen 30 juni 2005
  • [benadeelde 2] € 2.000,00 30 dagen 04 juli 2005
  • [benadeelde 3] € 2.000,00 30 dagen 04 juli 2005
  • [benadeelde 5] € 6.339,91 66 dagen 04 juli 2005
- met dien verstande dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum, genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij(en) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij(en) daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in
zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit/(deze) bedrag(en) door een of meer mededaders is/(zijn) betaald, de verdachte niet gehouden is dit/(deze) bedrag(en) aan de staat te betalen;
Voorlopige hechtenis
-
beveelt de gevangennemingvan de verdachte. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2021.
Buiten staat
Mr. L.E.M. Hendriks is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2005 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om omstreeks 2.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 30 juni 2005 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om omstreeks 2.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van haar horloge, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [benadeelde 1] meermalen, in elk geval eenmaal, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen haar hoofd heeft/hebben gezet en/of
- met een vuurwapen heeft/hebben geschoten en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 1] gericht heeft/hebben gehouden en/of
- die [benadeelde 1] meermalen, in elk geval eenmaal, heeft/hebben geslagen;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2005 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om omstreeks 4.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldkistjes met daarin 150000 euro en/of een verzameling gouden munten en/of een t-shirt en/of sieraden en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [benadeelde 3] heeft/hebben vastgebonden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] gericht heeft/hebben gehouden en/of
- die [benadeelde 4] heeft/hebben geslagen en/of
- tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat als hij tegen zou werken ze hem kapot zouden schieten en/of niet kijken, niet kijken, ik maak je kapot.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Recherche Zuid-West, High Impact Crime, proces-verbaalnummer 2005085900, gesloten d.d. 10 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 229.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2005 van [benadeelde 1] , pagina’s 33 tot en met 37.
3.Het proces-verbaal ‘onderzoek op 30 juni 2005 woning ( [adres 2] )’ d.d. 5 juli 2005, pagina’s 54 en 55.
4.Het proces-verbaal relaterende de aanvraag DNA-onderzoek sporen d.d. 12 juli 2005, pagina’s 57 en 58, en de Aanvrage onderzoek NFI d.d. 12 juli 2005, pagina’s 59 en 60, en de Benoeming en opdracht deskundig DNA-onderzoek d.d. 12 juli 2005, pagina’s 61 en 62, alsmede het Deskundigenrapport NFI d.d. 11 augustus 2005 van dr. A.J. Kal, pagina’s 63 tot en met 66.
5.Het proces-verbaal ‘identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake DNA-cluter 4680’ d.d. 15 januari 2015, pagina 67, en een geschrift, onderwerp Matsch met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 31 juli 2014 van dr. Ir. C.P. van der Beek, pagina 68.
6.Het Deskundigenrapport NFI d.d. 30 april 2019 van dr. A.J. Kal (pagina’s 1 tot en met 5), niet doorgenummerd proces-verbaal ‘identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake DNA-cluter 4680’ d.d. 15 januari 2015, pagina 67, en een geschrift, onderwerp Match met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 31 juli 2014 van dr. Ir. C.P. van der Beek, pagina 68.
7.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2005 van [benadeelde 2] , pagina’s 103 tot en met 105.
8.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde / slachtoffer [benadeelde 4] d.d. 4 juli 2005, pagina’s 109 tot en met 111.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 4] d.d. 4 juli 2005, pagina’s 103 tot en met 105.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] d.d. 4 juli 2005, pagina’s 118 en 119.
11.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 3] d.d. 4 juli 2005, pagina’s 121 en 122.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 3] d.d. 18 januari 2017, pagina 131.
13.Het proces-verbaal d.d. 10 maart 2017, pagina 9.
14.Het Rechtshulpverzoek d.d. 1 november 2006, pagina’s 16 tot en met 18, alsmede het antwoord op dat verzoek, in de vorm van een foto van [verdachte] , pagina’s 20 tot en met 22..
15.Het proces-verbaal ‘onderzoek op 4 juli 2005 woning ( [adres 3] )’
16.De Kennisgeving van Inbeslagneming, pagina 160.
17.Het proces-verbaal relaterende het sporenonderzoek d.d. 19 juli 2005, pagina’s 158 en 159, en de Aanvrage onderzoek NFI d.d. 19 juli 2005, pagina’s 155 tot en met 157, en de Benoeming en opdracht deskundig DNA-onderzoek d.d. 20 juli 2005, pagina’s 161 en 162, alsmede het Deskundigenrapport NFI d.d. 22 september 2005 van dr. A.J. Kal, pagina’s 163 tot en met 167.
18.Het proces-verbaal ‘identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake DNA-cluster 4680’ d.d. 15 januari 2015, pagina 168, en een geschrift, onderwerp ‘Match met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 31 juli 2014 van dr. Ir. C.P. van der Beek, pagina 169.