3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van een woningoverval en heeft bij de politie verklaard, dat zij op 30 juni 2005 omstreeks 02.30 uur, samen met haar achtjarige zoon in bed lag op de eerste verdieping van de woning aan de [adres 2] te Hoensbroek (gemeente Heerlen). Haar andere zoontje, drie jaar oud, lag alleen in de andere slaapkamer. [benadeelde 1] hoorde rond dat tijdstip een zeer harde klap. Vervolgens hoorde zij iemand in de Duitse taal roepen: "Polizei, Polizei". Direct daarna kwamen drie, haar onbekende personen naar haar slaapkamer. Zij droegen allemaal een bivakmuts. Toen deze drie personen haar slaapkamer binnenkwamen, hoorde [benadeelde 1] dat iemand anders de zolder opliep. Zij heeft deze persoon niet gezien.
De drie personen kwamen naar het bed en vroegen in de Duitse taal waar haar man was. [benadeelde 1] antwoordde dat haar man niet thuis was. De kleinste van de drie deed hoofdzakelijk het woord. Hij vroeg aan [benadeelde 1] waar haar man was. Zij zei dat hij op stap was. Vervolgens vroeg hij waar de kluis was. [benadeelde 1] zei dat ze geen kluis had. Toen de kleinste persoon tegen [benadeelde 1] sprak, had hij een vuurwapen in zijn hand en zette hij dit tegen de zijkant van haar hoofd. De twee anderen waren ook op de slaapkamer en hadden ook wapens in hun handen. [benadeelde 1] zag vervolgens dat de kleinste van de drie naar de deur liep die op de slaapkamer is. Op het moment dat hij het rolluik van deze deur omhoog trok, hoorde [benadeelde 1] een klap en zag zij dat de kleinste aan de kant sprong. Zij zag dat er iets uit zijn handen viel en dat hij dat opraapte en weer in het wapen duwde. [benadeelde 1] vermoedde toen dat er geschoten was. Terwijl de kleinste vervolgens een klein kastje boven de televisie leeg haalde, hield hij een vuurwapen gericht op [benadeelde 1] . Zij zag dat de derde persoon op de gang stond. Vervolgens vroeg de kleine man aan [benadeelde 1] : "Money". Daarna vroeg hij in gebrekkig Duits: "Geld". Ook vroeg hij naar sierraden. [benadeelde 1] zei dat ze geen geld had. Al die tijd hield hij een wapen gericht op haar en bedreigde hij haar daarmee. Af en toe zette hij het wapen op de zijkant van haar hoofd. Op een bepaald moment moest [benadeelde 1] met de kleinste meelopen naar de badkamer en hierbij werd het wapen tegen haar hoofd gezet. [benadeelde 1] zag dat er al iemand op de badkamer was, die de handdoeken uit de kast had gehaald. De kleinste vroeg haar wederom waar de kluis was en waar de ‘money’ was. [benadeelde 1] antwoordde dat er geen kluis was en dat zij geen geld had. Op de badkamer hadden de personen inmiddels geld gevonden. [benadeelde 1] weet echter niet wie het geld, een bedrag van € 300,00 tot € 500,00 dat op de badrand lag, heeft weggenomen. [benadeelde 1] moest vervolgens terug naar de slaapkamer gaan, waar zij in bed ging liggen en zag dat de kleinste een potje met sieraden omkeerde op bed. Hij heeft een kleine witgouden ketting en nog enkele andere kettingen meegenomen. Zij moest vervolgens haar horloge afdoen en aan de kleinste geven.
Er werd nogmaals naar geld gevraagd en op dat moment hoorde [benadeelde 1] buiten een zwaar geluid, mogelijk afkomstig van een auto. Zij hoorde vervolgens dat er personen de trap naar beneden afrenden. Alleen de kleinste bleef op de slaapkamer staan. Hij vroeg nogmaals naar geld en de kluis, waarop zij antwoordde dat zij geen geld en kluis had. Hij riep via de openstaande deur iets naar buiten, waarna hij terugliep naar [benadeelde 1] en het wapen weer op de zijkant van haar hoofd richtte. Hij zei haar niet de politie te waarschuwen, anders zou hij de kinderen van school halen en zou zij haar kinderen niet meer zien. [benadeelde 1] moest blijven liggen, waarna de kleinste weer naar de deur liep en vervolgens naar beneden sprong dan wel zich naar beneden liet zakken. Direct daarna hoorde [benadeelde 1] dat er een auto wegreed.
[benadeelde 1] heeft verder nog verklaard dat de kleine persoon haar op de zijkant van haar lichaam en een keer op haar rechteroog heeft geslagen. Door de verbalisant die de aangifte opnam, werd waargenomen dat [benadeelde 1] een blauwe plek onder haar rechteroog had.
Aan de voorkant van het nachthemd dat [benadeelde 1] tijdens de overval droeg, zat bloed. [benadeelde 1] heeft niet gezien dat één van de daders aan het bloeden was, maar het bloed moet van één van hun zijn.
In en om de woning aan de [adres 2] te Hoensbroek is forensisch onderzoek verricht.De daders hebben een rolluik voor het raam in de keuken gedeeltelijk vernield, waarna met een steen de - zich achter dit rolluik bevindende - ruit werd ingegooid en de woning naar binnen kon worden geklommen.
Op de linkerzijde van het kozijn van de balkondeur op de eerste verdieping is een bloedveeg aangetroffen. In de badkamer op de eerste etage werden enkele bloeddruppels aangetroffen. Ook ontving verbalisant van het slachtoffer [benadeelde 1] de nachtkleding die zij tijdens de woningoverval had gedragen en waarop zich bloed bevond. Deze bloedsporen werden veiliggesteld en bemonsterd.
In 2005 is er een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd.De DNA-profielen van het onderzochte bloed in de bemonsteringen - een bloedmonster vanaf de badkamervloer, een bloedmonster van het deurkozijn en een bloedmonster vanaf de nachtkleding van het slachtoffer [benadeelde 1] - blijken afkomstig te zijn van één en dezelfde man.
Het DNA-profiel van het bloedmonster vanaf de badkamervloer is vervolgens op 9 januari 2005 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij die vergelijking zijn toen geen overeenkomstige DNA-profielen gevonden.
In 2014 heeft er wederom vergelijkend DNA-onderzoek plaatsgevonden en het bemonsterde bloedspoor vanaf de badkamervloer werd geïdentificeerd op het DNA-profiel van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] . De match is ontstaan doordat een DNA-profiel vanuit België naar Nederland is gestuurd. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
In 2019 heeft het NFI, voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en de DNA-profielen van de drie bemonsteringen, de resultaten van het DNA-onderzoek (van 11 augustus 2005) beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1:De bemonsteringen bevatten DNA van [verdachte] ;
Hypothese 2:De bemonsteringen bevatten DNA van een willekeurige onbekende, niet aan [verdachte] verwante persoon.
De verkregen DNA-profielen zijn elk meer dan
1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De bevindingen van het onderzoek zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als die eerste hypothese waar is, dan wanneer de tweede hypothese waar zou zijn.
Overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank gaat er, gelet op de drie afzonderlijke bloedsporen (aangetroffen op de badkamervloer, op het deurkozijn en op de nachtkleding van het slachtoffer [benadeelde 1] ), van uit dat de betreffende bloedsporen moeten worden aangemerkt als dadersporen. Het DNA-profiel dat in deze bloedsporen werd aangetroffen komt overeen met het DNA-profiel van de verdachte. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte één van de drie overvallers in de woning van [benadeelde 1] is geweest. De verdachte en in ieder geval twee mededaders droegen bivakmutsen en hadden allemaal een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. Uit het vrijwel meteen na binnenkomst in de woning uitvoeren van intimiderend en gewelddadig gedrag blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van gebruik van geweld en het dreigen daarmee jegens [benadeelde 1] . Dit geweld en dreigen met geweld is gepleegd met het oogmerk om geld en goederen weg te kunnen nemen (diefstal) dan wel te doen afgeven (afpersing). Uit de aangifte volgt dat er geld en sieraden uit de woning zijn weggenomen en dat aangeefster haar horloge heeft moeten afgeven.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank oordeelt voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld in / uit zijn woning en heeft bij de politie verklaard, dat hij op 04 juli 2005 omstreeks 04.00 uur in zijn woning aan de [adres 3] te Maastricht lag te slapen. Zijn vrouw [benadeelde 4] en kinderen [benadeelde 3] en [benadeelde 5] sliepen op dat moment ook in de woning. Omstreeks voornoemd tijdstip werd hij wakker vanwege glasgerinkel en hoorde hij iets omvallen. Vervolgens zag [benadeelde 2] een lichtschijnsel, waarna een man met een koevoet en een man met een zilverkleurig revolver zijn slaapkamer opkwamen. De beide mannen droegen bivakmutsen en camouflagepakken. [benadeelde 2] zag en hoorde een derde persoon de trap oprennen naar de tweede verdieping. De twee mannen op zijn slaapkamer waren een lange en een kleinere man. [benadeelde 2] hoorde dat de lange overvaller riep: “Safe, safe”. [benadeelde 2] zag dat de langere overvaller een gebaar met zijn vingers maakte waarmee hij op geld doelde. [benadeelde 2] wees vervolgens naar beneden gewezen en is met de lange overvaller naar de woonkamer op de eerste verdieping gelopen. Tijdens het lopen hield de overvaller het hoofd van [benadeelde 2] omlaag, waardoor hij gedwongen werd om naar de grond te kijken. Een moment later kwam een andere overvaller met de vrouw van [benadeelde 2] de woonkamer binnen. Zij moest op een bank gaan liggen met haar hoofd omlaag. [benadeelde 2] wees de twee overvallers een geldkistje, dat in een kast in de woonkamer stond, aan. Hij zag dat de lange overvaller het kistje uit de kast pakte en op de grond plaatste. Hij moest van de lange overvaller ook op een bank gaan liggen met zijn gezicht naar beneden. Ook moest [benadeelde 2] met zijn hoofd naar beneden naar de tafel lopen, waar een geldtelmachine stond. De lange overvaller wees naar de geldtelmachine en zei iets van: “More money”. [benadeelde 2] is vervolgens met de lange overvaller naar de keuken gelopen. In de keuken onder de oven heeft [benadeelde 2] een plint weggenomen en een geldkistje gepakt. Hij moest dit kistje van de lange overvaller op de grond laten staan en op de bank in de woonkamer gaan liggen. Een moment later hoorde [benadeelde 2] dat er “Politie, politie, politie” of “Police, police, police”, of iets dergelijks werd geroepen. Vervolgens is [benadeelde 2] met de lange overvaller naar de begane grond gelopen en moest hij de deur aan de straatzijde openmaken. [benadeelde 2] liep na het openen van de deur naar buiten en zag daar nog twee overvallers staan. [benadeelde 2] heeft drie vuurwapens gezien: een zilverkleurig revolver, een pistool met geluidsdemper en een groot geweer met een krom magazijn. De overvallers hebben drie geldkistjes meegenomen. Daarin zat ongeveer 150.000 euro. Een kistje lag in de kast in de woonkamer en twee kistjes lagen in de keuken achter de plint van het keukenblok. Verder zijn een verzameling gouden munten en het T-shirt dat zijn vrouw droeg, meegenomen.
[benadeelde 4] heeft bij de politie verklaard dat zij en haar echtgenoot [benadeelde 2] op 4 juli 2005, omstreeks 04:00 uur, lagen te slapen in hun woning aan de [adres 3] te Maastricht. Hun kinderen sliepen ook. [benadeelde 4] werd wakker door glasgerinkel. Terwijl zij onder haar dekbed was gekropen, hoorde zij een mannenstem zeggen: "Geld, Money, Monet". De man trok haar echtgenoot uit bed. [benadeelde 4] keek onder het dekbed vandaan en zag dat deze man een wapen, althans een op een wapengelijkend voorwerp, op haar echtgenoot richtte. Ineens werd het dekbed van haar afgetrokken. De man gaf [benadeelde 4] een klap tegen haar hoofd met de vlakke hand. Hij duwde meer tegen haar hoofd. Ze hebben haar echtgenoot mee naar beneden genomen. [benadeelde 4] lag nog steeds in bed. Een man doorzocht de kasten op de slaapkamer. Hij was geheel in het donker gekleed en droeg een donkere bivakmuts en een kogelvrij vest. Deze man heeft haar vervolgens uit bed getrokken en mee naar beneden, naar de eerste verdieping, genomen. In de woonkamer aangekomen zag zij haar echtgenoot met een jas over zijn hoofd op de grond liggen. [benadeelde 4] werd door de man op de bank geduwd, waarna ook zij iets over haar hoofd gelegd kreeg. Ze hebben toen ook haar T-shirt uitgetrokken en meegenomen. [benadeelde 4] hoorde dat de overvallers lades en deuren van kasten openden. Er werd meerdere keren in de Franse taal om geld gevraagd. Zij hoorde een van de mannen zeggen: "There is more, du bist Boss coffeeshop." Hierop antwoordde haar echtgenoot: "Ik ben niet de baas van de coffeeshop". Vervolgens hoorde ik via een portofoon dat iemand in de Franse taal zei: "Er komt een auto." Iemand in de Frans taal riep ineens “Politie, politie, snel, snel". [benadeelde 4] kon zien dat ze haar echtgenoot meenamen. Zij hoorde dat in de Franse taal tegen haar echtgenoot werd gezegd dat hij onder de deur moest openmaken.
Na inventarisatie bleken bij de woningverval, behalve de genoemde kistjes met geld en de muntenverzameling, ook een portemonnee (met inhoud), een aantal horloges, een ketting en een gouden herenring te zijn ontvreemd.
[benadeelde 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 3 juli 2005, omstreeks 21.30 uur naar bed is gegaan in zijn woning aan de [adres 3] in Maastricht. Op 4 juli 2005, het tijdstip wist hij niet, werd hij wakker van een flinke knal. Er stonden er twee mannen op zijn kamer. [benadeelde 3] zag dat beide mannen een wapen in hun hand hadden. Hij zag dat de grotere van de twee een pistool op hem richtte. De beide mannen droegen donkere kleding, bivakmutsen en kogelvrije vesten. Eén van de mannen zei in de Duitse en Franse taal tegen [benadeelde 3] dat hij niet naar ze mocht kijken en dat als hij tegen zou werken, ze hem kapot zouden schieten. [benadeelde 3] werd door de grotere man uit het bed getrokken, terwijl de andere man alles op de slaapkamer overhoop gooide. De grotere man verliet op een gegeven moment de kamer. De kleine man zei in de Duitse taal tegen [benadeelde 3] : "Niet kijken, niet kijken, ik maak je kapot." [benadeelde 3] moest op zijn buik op de grond gaan liggen en de man bond de handen van [benadeelde 3] bij elkaar op de rug. De man heeft meerdere kabels van telefoonopladers om de polsen van [benadeelde 3] gedraaid. Ook bond de man de benen van [benadeelde 3] bij elkaar. De verbalisant die het getuigenverhoor afnam, relateert dat op de beide polsen en de beide enkels van [benadeelde 3] rode striemen duidelijk zichtbaar zijn. De man legde een kussen op zijn hoofd en vertrok toen hij de ander "Politie, politie” hoorde roepen. [benadeelde 3] herkende de stem van de grote man direct als de stem van een klant van de “ [naam coffeeshop] ”, de coffeeshop van zijn ouders en waar hij zelf werkzaam was. In het café " [naam cafe] " dat naast de coffeeshop is gelegen, had [benadeelde 3] ook meerdere malen met deze man gesproken. Vandaar dat [benadeelde 3] ook direct een gezicht kon plaatsen bij de stem.
Tijdens een later verhoor heeft [benadeelde 3] verklaard dat hij, toen hij de stem van de dader die het eerste op zijn slaapkamer was, voor 98 % zeker wist dat dit diezelfde persoon betrof als de persoon die hem met een zilverkleurig vuurwapen (volgens hem een pistool) had bedreigd. Hij dacht meteen dat het de eerder genoemde persoon betrof, omdat deze op eenzelfde manier Duits tegen hem sprak en met dezelfde soort klank in zijn stem als de persoon van het café. [benadeelde 3] heeft gezien dat deze persoon meerdere malen gebruik maakte van een grijskleurige personenauto van het merk Volkswagen type Polo met Belgisch kenteken (nieuwer model).
Aan [benadeelde 3] werd op 18 januari 2007 een (meervoudige) fotoconfrontatie getoond. Na enkele minuten verklaarde hij dat de man op foto 7 het meest in de richting kwam van de door hem bedoelde Duits sprekende man met VW-Polo, die hij ten tijde van de overval in de woning aan zijn stem heeft herkend.De persoon op voornoemde foto 7 was [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] .Deze foto was verkregen van de Belgische autoriteiten naar aanleiding van een aan deze autoriteiten gericht rechtshulpverzoek van 7 november 2006 strekkende tot het overhandigen van een actuele foto van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] , wonende [adres 4] .
In en om de woning aan de [adres 3] te Maastricht is forensisch onderzoek verricht.De woning bestaat uit 4 woonlagen waarbij de drie bovenste lagen voor bewoning geschikt zijn. Op het terras op de eerste verdieping stond, schuin tegen de achtergevel naar een raam met deels omhoog getrokken rolluik (badkamer), een bouwladder. Het glas van de ruit van de badkamer was vernield. Vanaf het platdak van de eerste verdieping hing een lang wit nylon touw naar beneden tot op de begane grond. In de woning werd op het bed van aangever een blauwe sloopbeitel met daarop een gedroogde op bloed gelijkende substantie aangetroffen en veiliggesteld.Deze substantie werd bemonsterd.
In 2005 is er een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd.Het DNA-profiel van het bloed in de bemonstering van de blauwe sloopbeitel is op 31 augustus 2005 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomstig DNA-profiel gevonden, dat is verkregen van een bloedspoor vanaf de badkamervloer uit de zaak met NFI-zaaknummer [nummer] (het deskundigenrapport d.d. 11 augustus 2015 in feit 1). Dit betekent dat het bloed in de bemonsteringen van de badkamervloer en de blauwe sloopbeitel afkomstig kunnen zijn van één en dezelfde onbekende man. De kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte bloed bedraagt minder dan één op één miljard.
In 2014 heeft er vergelijkend DNA-onderzoek plaatsgevonden en het bemonsterde bloedspoor vanaf de blauwe sloopbeitel werd geïdentificeerd op het DNA-profiel van [verdachte] , geboren op [geboortegegevens 1] . De match is ontstaan doordat een DNA-profiel vanuit België naar Nederland is gestuurd. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
Overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er, direct na de woningoverval een blauwe sloopbeitel/koevoet (hierna: sloopbeitel) op bed in de slaapkamer van aangever is aangetroffen. De rechtbank constateert ook, gelet op de aangifte van [benadeelde 2] , dat deze sloopbeitel tijdens de overval is vastgehouden door een van de overvallers. De sloopbeitel betreft weliswaar een verplaatsbaar object, maar het is naar het oordeel van de rechtbank wel een daderspoor.
Voorts concludeert de rechtbank op basis van het DNA-onderzoek dat het DNA-hoofdprofiel dat aangetroffen werd in het DNA-bemonstering van de het bloed op die sloopbeitel van de verdachte moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande omstandigheden dermate belastend zijn voor de verdachte, dat van
hemeen concrete en verifieerbare verklaring op dit punt mag worden verwacht en wel over de vraag hoe dat bloed op die sloopbeitel terecht is gekomen. De rechtbank merkt op dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering van de raadsman dat de sloopbeitel (een verplaatsbaar object) mogelijk tijdens een eerdere woningoverval door de verdachte is gebruikt, waarbij toen zijn bloed daarop is gekomen.
Tijdens de verhoren bij de politie heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen, ook toen hij werd geconfronteerd met de sloopbeitel waarop zijn DNA is aangetroffen.
Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn DNA op in de woning aangetroffen sloopbeitel is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze sloopbeitel tijdens de woningoverval heeft vastgehad.
De rechtbank wordt bovendien nog in haar overtuiging gesterkt door het volgende. Het slachtoffer [benadeelde 3] heeft tijdens de overval de stem van één van de overvallers herkend. Tijdens een met het slachtoffer [benadeelde 3] gehouden meervoudige fotoconfrontatie heeft de hij verklaard dat de foto waarop de verdachte staat afgebeeld, het meest in de richting komt van de door hem bedoelde Duits sprekende man met de VW Polo, die hij ten tijde van de overval aan zijn stem herkende.
Dat [benadeelde 3] daarbij verklaart dat de man op de foto een ringbaard heeft en wat langer haar en een iets voller gezicht had, terwijl de door hem bedoelde man destijds gladgeschoren was en kort haar had is voor de rechtbank niet vreemd, nu dit betrekking heeft op kenmerken (haardracht en gewicht) die eenvoudig en snel kunnen wijzigen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat feit 2 (de gekwalificeerde diefstal) wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte en zijn mededaders – die via een touw en een ladder tot bij het badkamerraam zijn gekomen, daar de ruit hebben vernield en vervolgens de woning zijn binnengekomen – droegen bivakmutsen en hadden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. Uit het in de woning uitvoeren van intimiderend en gewelddadig gedrag blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van gebruik van geweld en/of het dreigen daarmee jegens de slachtoffers [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Dit geweld of dreigen met geweld is gepleegd met het oogmerk om de in het bewijsmiddelenoverzicht genoemde goederen weg te kunnen nemen. De rechtbank oordeelt voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.