Uitspraak
Rechtbank Limburg
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de raad van 25 augustus 2020, binnengekomen bij de griffie op 26 augustus 2020;
- de aanvullende stukken van de raad van 4 september 2020, binnengekomen bij de griffie op 8 september 2020.
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de raad.
2.De feiten
3.Het verzoek en verweer
4.De beoordeling
– waarin ook de informatie vanuit de GI is opgenomen – volgt dat het perspectief van de kinderen is gelegen bij de vader. De raad heeft echter gesteld dat de moeder graag wil dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in ieder geval voor de helft van de tijd weer bij haar komen wonen en dat zij de kinderen voortdurend belast met deze wens. Niet alleen zijn deze stellingen door de moeder niet betwist, maar deze worden eveneens bevestigd door de reactie van de moeder op het raadsbesluit. Zo volgt uit deze reactie dat de moeder het raadsbesluit heeft besproken met de kinderen, waarbij zij laat weten dat de kinderen het allebei erg vinden dat het zo moet gaan. Volgens de moeder willen de kinderen naar aanleiding van het gesprek met haar toch een gelijkwaardige omgangsregeling met beide ouders en vinden zij het moeilijk om te zien dat hun moeder op deze wijze wordt gestraft. Mede gelet op de bovenstaande reactie van de moeder stelt de rechtbank vast dat het de moeder vanuit haar diepgewortelde – en begrijpelijke – wens voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te willen zorgen niet lukt de kinderen niet belasten met haar wens en het haar evenmin lukt om aan de kinderen duurzaam emotionele toestemming te geven om bij de vader te wonen. De moeder mist het inzicht om de kinderen niet te belasten met het verzoek van de raad en hen niet te laten kiezen tussen hun verblijf bij de vader en de moeder. Niet voor niets hebben de kinderen bij de raad aangegeven dat zij zich niet willen uitlaten over het besluit van de raad om te verzoeken om het gezag van de moeder te beëindigen. Onweersproken is gesteld dat de kinderen last ervaren van de onduidelijkheid rondom hun perspectief en dat zij soms moeite hebben hun verblijf bij de vader te beschouwen als de plek waar zij verder zullen opgroeien. Middels de beëindiging van het gezag kan de kinderen de duidelijkheid worden geboden die zij nodig hebben om zich veilig te kunnen ontwikkelen naar volwassenheid. De gezagsbeëindiging is daarmee proportioneel en in het belang van de kinderen noodzakelijk.